Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
23 december 2003 AV/KO/2003/98781
nr. 2030405170
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Tonkens 6 februari 2004

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Tonkens (GroenLinks) over nadere kwaliteitsregels voor kinderdagverblijven.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---

2030405170

Vragen van het lid Tonkens (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over nadere kwaliteitsregels voor kinderdagverblijven. (Ingezonden 22 december 2003).


1. Hebt u kennisgenomen van het voorstel van consumentenorganisaties en landelijke ondernemerorganisaties in de kinderopvang, om nadere wettelijke eisen te stellen aan kinderdagverblijven met betrekking tot informatie en werkwijze?1

Ja. Volledigheidshalve merk ik daarbij op dat het voorstel van de marktpartijen ertoe strekt de door hen tot stand gebrachte algemene voorwaarden ­ overigens vooralsnog uitsluitend voor de dagopvang (dat wil zeggen de opvang van kinderen in de leeftijd tot vier jaar in kindercentra) - te laten verheffen tot een standaardregeling. Het juridische kader voor de totstandkoming en wijziging van een standaardregeling is vastgelegd in artikel 6:214 van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met de Wet commissies standaardregelingen.


2. Wat vindt u van de suggestie om de regels die nu zijn afgesproken in de Algemene voorwaarden voor kinderopvang over onder andere de informatievoorziening aan ouders, de inhoud van contracten en opzegtermijnen wettelijk vast te leggen? Bent u bereid hiervoor regels in de Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk) op te nemen, bijvoorbeeld in een AmvB? Zo neen, waarom niet en zijn er andere mogelijkheden om hiervoor regels in de wet op te nemen?

Ik verwelkom de komst van de algemene voorwaarden en in samenhang daarmee het initiatief van de marktpartijen om deze algemene voorwaarden te laten verheffen tot een standaardregeling. Het ontbreken van dergelijke brancheafspraken in de kinderopvangsector tot dusverre was een gemis. Voorts merk ik op dat het wetsvoorstel Wbk reeds de mogelijkheid bevat om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (op basis van de artikelen 48, tweede, lid, en 51, tweede lid) onder meer nadere regels te stellen ten aanzien van de informatievoorziening door kinderopvangondernemers en de wijze waarop de betrekkingen tussen kinderopvangondernemers en consumenten/ouders worden geformaliseerd. Deze nadere regels hebben zowel betrekking op kindercentra als op gastouderbureaus. De Wbk is voorts zodanig vormgegeven dat deze nadere regels kunnen vervallen, zodra door middel van zelfregulering aan deze onderwerpen voor de verschillende soorten kinderopvang, vallend onder de reikwijdte van de Wbk, inhoud is gegeven. Zelfregulering is evenwel een begrip dat zeer verschillende verschijningsvormen heeft. In dit geval willen de overlegpartijen (de organisaties van de ouders/consumenten en de brancheorganisaties van kinderopvangondernemers) in het kader van de Coördinatiegroep Zelfreguleringsoverleg, Overleggroep Kinderopvang, van de Sociaal Economische Raad, de door deze overleggroep tot stand gebrachte algemene voorwaarden het liefst zo breed mogelijk invoeren. Daarom hebben zij, met inachtneming van artikel 6:214 van het Burgerlijk Wetboek, de minister van Justitie gevraagd de algemene voorwaarden tot standaardregeling kinderopvang te verheffen, waarmee deze regels zullen gelden voor alle ondernemers in de kinderopvang.
De standaardregeling is bijna net zo dwingend voor kinderopvangondernemer en ouder/consument als de Wbk. Er zijn twee verschillen. Ten eerste kan een ondernemer van de standaardregeling afwijken. Maar de standaardregeling kan voor zodanige afwijking een vorm voorschrijven, bijvoorbeeld het vereiste van schriftelijkheid (al dan niet handgeschreven). Dus niet een voorgedrukte set algemene voorwaarden en ook niet elektronisch. Ten tweede zijn het wederom de organisaties van de marktpartijen bij wie het initiatief tot wijziging van de standaardregeling ligt.


3. Welke minimale wettelijke eisen zijn er gesteld aan contracten van kinderopvangverblijven? Waaraan moeten deze contracten volgens u minimaal aan voldoen? Vindt u ook dat er minimaal iets moet zijn opgenomen in de contracten over opzegtermijnen, uurprijs, pedagogisch beleid en andere aspecten?

Het is van belang dat partijen ten opzichte van elkaar in een overeenkomst op een evenwichtige wijze expliciteren wat hun wederzijdse rechten en plichten zijn. Daarin ligt de basis voor een zorgvuldig contact tussen de ondernemer en de consument/ouder en een goede opvang van het kind. De aanwezigheid van een overeenkomst is tegelijkertijd mede van belang voor het kunnen effectueren van de aanspraak op een


1 ANP en Radio 1, 17.40uur, 17 december jl.

3

overheidstegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de Wbk. Dat betekent dat de overeenkomst aan een aantal minimale voorwaarden moet voldoen, opdat door de Belastingdienst, die de tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang gaat verstrekken, kan worden getoetst of door een ouder terecht aanspraak is gemaakt op een overheidstegemoetkoming. Deze voorwaarden ­ vooralsnog nader te regelen in de eerdergenoemde algemene maatregel van bestuur - hebben, naast de vermelding van het kind waarop de kinderopvang betrekking heeft, in ieder geval betrekking op de aanduiding van de soort kinderopvang, de voor die kinderopvang te betalen prijs per uur, evenals het aantal uren kinderopvang per jaar en de duur van de overeenkomst. Voorts wordt in het kader van de Wbk vooralsnog nader geregeld dat voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst de ondernemer de ouder informeert over bijvoorbeeld het te voeren beleid, waaronder het pedagogische beleid en de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na de plaatsing van het kind bij het kindercentrum dan wel na de plaatsing van het kind bij een gastouder.


4. Hoe beoordeelt u de suggestie van een landelijke geschillencommissie waar ouders met klachten terecht kunnen? Bent u bereid dit in de Wbk mogelijk te maken? Zo neen, bent u bereid hiervoor op andere wijze wettelijke regels te stellen?

Ik zie de instelling van een landelijke geschillencommissie als een logisch sluitstuk van de door de overlegpartijen ingeslagen weg. In een standaardregeling kan een regeling voor geschillenbeslechting worden opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld verlopen via de Stichting Geschillencommissies voor consumentenzaken (SGC). Het initiatief daarvoor ligt bij de overlegpartijen. Het doel van de SGC is om geschillen tussen consumenten en ondernemers op een snelle en eenvoudige manier uit de wereld te helpen. De SGC lost niet zelf de problemen op. Dat doen de geschillencommissies die inmiddels voor een groot aantal branches zijn ingesteld. Wat betreft de geschillenbeslechting merk ik voorts op dat het in verband met artikel 17 van de Grondwet ("Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekomt") waarschijnlijk niet mogelijk is om ondernemers die niet zijn aangesloten bij één van de brancheorganisaties van kinderopvangondernemers die partij zijn bij de geschillencommissie, onder de verplichte regeling voor geschillenbeslechting te brengen.

Het moge duidelijk zijn dat de instelling van een dergelijke geschillencommissie losstaat van de Wbk. Wel ligt er een relatie met de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz). Onder die wet valt op dit moment mede de klachtenbehandeling op het terrein van de kinderopvang. Voor het geval dat een landelijke (verplichte) geschillencommissie tot stand kan worden gebracht die niet uitsluitend uitspraken gaat doen in "op geld waardeerbare" geschillen, maar ook in het geval van immateriële klachten (bijvoorbeeld over bejegening of over het pedagogisch handelen), die op dit moment vallen onder de reikwijdte van de Wkcz, is de Wbk op dit punt zodanig vormgegeven ­ door middel van een wijziging van de Wkcz - dat de betreffende artikelen van de Wkcz kunnen komen te vervallen. Het ligt in dat geval in de rede dat een apart klachtentraject, zoals nu is voorzien in de Wkcz, voor de kinderopvangsector niet meer nodig is.