Centrale Raad van Beroep Utrecht



Intrekking en terugvordering bijstand wegens niet nakomen inlichtingenplicht; boete; cautie

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 6-02-2004

In het proces-verbaal van het verhoor is het volgende vermeld: "U deelt mij mee dat er mogelijk een proces-verbaal wordt opgemaakt of dat de gemeente een boete oplegt omdat ik onjuiste gegevens heb verstrekt". De Raad kan deze mededeling in combinatie met de gegeven cautie niet anders opvatten dan dat hiermee tevens is voldaan aan het bepaalde in artikel 14b, tweede lid Abw. Hierbij is mede in acht genomen dat geen formele eisen worden gesteld aan de wijze waarop de belanghebbende in kennis wordt gesteld van het voornemen hem een boete op te leggen. Uit de stukken blijkt evenwel niet dat appellant door of namens gedaagde in de gelegenheid is gesteld om, voordat de boete werd opgelegd, naar keuze zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen. Appellant heeft verder mondeling een verklaring afgelegd. Niet gesteld is evenwel, en de Raad is ook overigens niet gebleken, dat appellant hierdoor op onaanvaardbare wijze in zijn processuele belangen is geschaad. De enkele constatering dat niet is gebleken dat gedaagde heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 14b, vierde lid Abw kan er naar het oordeel van de Raad in dit geval niet toe leiden dat op die grond geen boete kan worden opgelegd.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO1106

Zie het origineel