Schending redelijke termijn rechterlijke procedure
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 6-02-2004
Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 4 juli 2003 (RSV 2003/211,
AI0140) dient de Raad thans te beoordelen of sprake is van een
schending van artikel 6 EVRM ter zake van de gestelde overschrijding
van de redelijke termijn voor de rechterlijke behandeling van de zaak.
De Raad is gelet op de totale duur van het rechterlijk aandeel in deze
procedure - vanaf 3 december 1999 tot heden - en op de in eerste
aanleg en in hoger beroep verrichte activiteiten door de rechterlijke
instanties in het kader van het vooronderzoek, mede gelet op de aard
van de procedure en de proceshouding van appellante, van oordeel dat
in zoverre wel sprake is van een schending van de redelijke termijn
als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM. Voor de vaststelling van de
gevolgen die moeten worden verbonden aan deze schending kan appellante
zich tot de burgerlijke rechter wenden.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO1150
Zie het origineel
Centrale Raad van Beroep Utrecht