PRICEWATERHOUSECOOPERS
Economisch herstel Eurozone afhankelijk van aanhoudende lage rente
Met het aantrekken van de wereldeconomie zal ook de economische groei
in de eurozone zich naar verwachting geleidelijk herstellen: van 0,4%
groei in 2003 tot ongeveer 1,75% in 2004 en 2,25% in 2005. Dit blijkt
uit een vandaag door de economen van PricewaterhouseCoopers
gepubliceerd rapport. Hierbij wordt er wel van uitgegaan dat de ECB de
rente relatief laag houdt en bereid is verdere rentedalingen door te
voeren als de euro opnieuw sterk in waarde zou stijgen.
De vooruitzichten voor West-Europa zijn opgenomen in de jongste
aflevering van de European Economic Outlook, een regelmatig
verschijnend rapport van PricewaterhouseCoopers. Hierin wordt de groei
in Duitsland voor 2003 geraamd op -0,1%, al beginnen zich inmiddels
tekenen van herstel voor te doen. Het belangrijkste scenario in dit
rapport gaat uit van een geleidelijk herstel naar 1,5% groei in 2004
en 2% in 2005. Voor Frankrijk en Italië schetst het scenario een
vergelijkbare ontwikkeling: een geleidelijke groeistijging tot 1,5 à
1,75% dit jaar.
Een snellere economische groei wordt voor 2004 voorspeld voor het
Verenigd Koninkrijk en Spanje, respectievelijk 2,75% en 3%. Beide
landen hebben zich in de wereldwijde economische tegenwind goed
staande weten te houden dankzij een flinke groei van de binnenlandse
vraag. In het Verenigd Koninkrijk heeft de snelle stijging van de
overheidsuitgaven een gunstige uitwerking gehad op de werkgelegenheid
en de economische groei, maar dit heeft wel een aanzienlijke toename
van het begrotingstekort teweeggebracht tot zon 3,5% van het BBP in
2003-2004.
Op korte termijn doen zich in de eurozone nog wel wat beren op de weg
voor: de binnenlandse vraag is zwak en de sterke euro drukt de export.
Maar deze risicos zijn minder groot dan een half jaar geleden,
aangezien in de tweede helft van 2003 het herstel in de eurozone is
ingezet. Dit herstel hangt onder andere samen met sterke groei in de
VS en met reële korte rentepercentages van bijna nul procent in de
eurozone zelf.
De inflatie in de eurozone zal, dankzij de sterke euro, in 2004 naar
verwachting onder de 2% uitkomen, waardoor de ECB de rente laag kan
houden. Indien de economie zich herstelt op de wijze die in het
belangrijkste scenario wordt geschetst, zal de rente eind 2004 en in
2005 misschien weer geleidelijk moeten worden verhoogd. Dat zal niet
nodig zijn als de euro nogmaals sterk in waarde toeneemt. Dan zal
mogelijk juist een verdere renteverlaging volgen.
Jan Willem Velthuijsen, partner van PricewaterhouseCoopers: De sterke
euro hoeft niet funest uit te pakken voor het economisch herstel in de
eurozone, mits er een relatief ontspannen monetaire politiek wordt
gevolgd. We verwachten niet onmiddellijk een renteverlaging, maar de
ECB moet wel klaar staan om op te treden als dat nodig is. In het
Verenigd Koninkrijk zien we het tegenovergestelde: daar zal
boventrendmatige groei de rente in de loop van het jaar waarschijnlijk
opdrijven.
De uitbreiding van de EU: grote uitdagingen voor de nieuwe lidstaten
In het rapport wordt gesteld dat de uitbreiding van de EU van 15 naar
25 lidstaten in mei dit jaar niet onmiddellijk grote consequenties
voor de economie zal hebben, aangezien de handels- en
investeringsstromen de afgelopen vijf tot tien jaar al geleidelijk
zijn verschoven en de uitbreiding er dus al in verdisconteerd is.
Daarbij zullen de nieuw toetredende landen bij de huidige
wisselkoersen maar 5% aan het totale BBP van de EU toevoegen.
Waarschijnlijk zal hun relatieve gewicht mettertijd echter toenemen,
aangezien hun BBP sneller groeit dan het EU-gemiddelde en de reële
wisselkoersen in de nieuwe lidstaten in loop der tijd vermoedelijk
zullen stijgen.
Volgens het rapport zijn de belangrijkste problemen waarmee de
economieën van Midden- en Oost-Europa geconfronteerd worden: het tempo
waarin de snellere economische groei het huidige arbeidsoverschot zal
kunnen absorberen; een kwetsbare betalingsbalans door hoge
groeicijfers en omvangrijke directe buitenlandse investeringen; de
noodzaak van verdere relatieve prijsaanpassingen (wat altijd lastiger
is bij lage inflatie omdat het dan moeilijker, en mogelijk ook
gevaarlijker, is om de prijzen van de productiefactoren te laten
dalen); de noodzaak om de industrie verder ingrijpend te
herstructureren; en ten slotte de relatief hoge begrotingstekorten.
Het rapport geeft een gedetailleerde analyse, die erop duidt dat de
drie grootste toetreders (Polen, Tsjechië en Hongarije) alledrie nog
het nodige werk moeten verzetten om op middellange termijn gezonde
overheidsfinanciën te bereiken en de basis te leggen voor
uiteindelijke invoering van de euro. Momenteel kampen alledrie de
landen met een begrotingstekort dat ruim boven de 3% van het BBP ligt.
Bovendien lijken de prognoses van de nationale overheden voor de
verlaging van dit tekort te zijn gebaseerd op relatief optimistische
aannames over de beheersing van de overheidsuitgaven en, met name in
Polen, de economische groeicijfers.
Nogmaals Jan Willem Velthuijsen: Gezonde overheidsfinanciën zijn
altijd essentieel voor de macro-economische stabiliteit, los van de
datum waarop Polen, Hongarije en Tsjechië eventueel tot de eurogroep
toetreden. Onze analyse duidt er echter op dat de overheid in deze
landen misschien wat optimistisch is over het tempo waarin de
begrotingstekorten de komende drie jaar kunnen worden verlaagd.