009 - School heeft beperkte invloed op vorming kinderen
Scholenranglijsten beperkt en ongenuanceerd
Datum: 28 januari 2004
Met de toenemende individualisering en de veronderstelde gevolgen
daarvan, zoals verruwing van de omgangsvormen, geweld en vandalisme,
wordt er van scholen verlangd de kinderen naast vakkennis ook goed
burgerschap en sociale vaardigheden bij te brengen. "Maar de
verwachtingen moeten niet te hoog zijn", stelt socioloog Marieke van
der Wal. "De invloed van scholen op de ontwikkeling van dergelijke
competenties blijkt klein." Van der Wal promoveert op 5 februari 2004
aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Ook de invloed van scholen op vakkennis blijkt gering: de suggestie
zoals die door dagblad Trouw met de schoolranglijsten wordt gewekt,
namelijk dat scholen wezenlijk van elkaar kunnen verschillen in hun
bijdrage aan de ontwikkelingen van hun leerlingen, wordt door Van der
Wal tegengesproken. Om kinderen voldoende voor te bereiden op het
toekomstige leven, hebben scholen al enige tientallen jaren drie
algemene doelstellingen: persoonlijke ontwikkeling, voorbereiding op
deelname aan de democratische samenleving en aan deelname aan het
arbeidsproces. Van der Wal onderzocht of scholen verschillen in de
realisatie ervan. Daarvoor bracht zij verschillende competenties in
kaart van bijna 1500 leerlingen uit 67 derde klassen van 26 scholen
verspreid over VBO, VMBO, MAVO, HAVO en VWO.
Rekensommen
De realisatie van de drie onderwijsdoelstellingen is af te lezen aan
een groot aantal bekwaamheden van leerlingen. Van der Wal formuleerde
vijf competenties die dit zoveel mogelijk afdekken. "Naast taal- en
rekenvaardigheid, zijn dat sociale competentie,
burgerschapscompetentie en het algemeen zelfbeeld", somt de
promovendus op. "De eerste twee zijn te meten met testen voor
tekstbegrip en rekensommen. De andere drie heb ik in kaart gebracht
met vragenlijsten, bijvoorbeeld met vragen over wat ze moeilijke
sociale situaties vinden, wat ze weten van staatsinrichting, of ze wel
eens over politiek praten, of ze democratie en gelijkheid voor
iedereen voorstaan en hoe tevreden ze zijn met zichzelf."
Ranglijsten Trouw
Uit het onderzoek blijkt dat er dan wel aanzienlijke verschillen zijn
in lees- en rekenvaardigheid binnen de groep leerlingen als geheel,
maar tussen scholen blijkt er slechts weinig of geen verschil. Van der
Wal: "Je kunt dan ook niet zomaar zeggen dat de ene school beter is
dan de andere." De ranglijsten van Trouw gaan alleen over
vakspecifieke kennis en zijn gebaseerd op examencijfers, percentage
geslaagde leerlingen en percentage drop-outs en worden alleen
gecorrigeerd voor het percentage allochtonen. Het houdt geen rekening
met individuele kenmerken van leerlingen zoals geslacht, etniciteit en
opleiding van de ouders. Ranglijsten geven dus een zeer beperkt en
ongenuanceerd beeld van de werkelijkheid.
Incident Den Haag
Niet de school, maar vooral individuele kenmerken en processen bepalen
de competentieniveau's op alle vijf de terreinen, ontdekte Van der
Wal. "Ik vind wel dat de school een pedagogische taak heeft en kan
bijdragen aan de burgerschapscompetenties en sociale vorming, maar de
samenleving moet er niet vanuit gaan dat het dan wel goed komt. Ik
vind het dan ook schrijnend dat er soms te makkelijk naar de school
wordt gewezen, zoals onlangs nog bij het schietincident in Den Haag.
De school is lang niet de enige factor; kinderen zijn per week immers
maar een aantal uren op school; de andere uren brengen ze elders
door."
Slecht scoren
Scholen die slecht in de 'Trouw-ranglijst' scoren, verdedigen zichzelf
vaak door erop te wijzen dat zij met de bevordering van andere
competenties dan alleen de vakspecifieke, verder zijn en dat dit ten
koste gaat van de examenresultaten. "Hun kritische houding is
terecht", zegt Van der Wal, "Maar hun redenering blijkt niet houdbaar.
De ontwikkeling van de afzonderlijke competenties van leerlingen
blijkt namelijk hand in hand te gaan: bijvoorbeeld leerlingen die goed
uit mijn rekenvaardigheidstest komen, blijken ook goede
burgerschapscompetenties en een goed zelfbeeld te hebben."
Verantwoording
Onlangs adviseerde de onderwijsraad basisscholen verantwoording te
laten geven voor hun bijdrage aan de lees- en rekenvaardigheid én aan
sociale competentie, zelfbeeld en motivatie van leerlingen. Maar
scholen kunnen volgens de promovendus nog niet afgerekend worden op
hun prestaties, zolang er nog geen kwalitatief goede testen zijn die
deze niet-vakspecifieke competenties goed kunnen meten. Van der Wal:
"Uit mijn proefschrift blijkt dat het meten van dit soort competenties
mogelijk is, maar dat er nog veel tijd en geld geïnvesteerd moet
worden om de meetinstrumenten van dergelijke competenties te
verbeteren."
Curriculum vitae
Marieke van der Wal (Burgum, 1970) studeerde sociologie in Groningen.
Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de vakgroep sociologie en het
Interuniversitair Centrum voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek
(ICS). Het onderzoek is deels gefinancierd door NWO. Van der Wal
promoveert tot doctor in de psychologische, pedagogische en
sociologische wetenschappen bij prof.dr. J.L. Peschar, prof.dr. T.A.B.
Snijders en prof.dr. S. Waslander. De titel van het proefschrift
luidt: Competencies to participate in life. Measurement and the impact
of school. Momenteel is Van der Wal postdoc bij de vakgroep Sociologie
en het ICS en is zij tevens studieadviseur sociologie.
Noot voor de pers
Voor nadere informatie: drs. M. van der Wal, tel. (050)363 62 83 / 62
17, e-mail: m.van.der.wal@ppsw.rug.nl (werk)
Rijksuniversiteit Groningen