toespraak
Directie:
voorlichting
Publicatiedatum:
21-01-2004
Status:
informatie
Toespraak minister Van der Hoeven bij symposium 40 jaar WVO op 21
januari op de Erasmusuniversiteit te Rotterdam
N.B.: Alleen het gesproken woord geldt
Dames en heren,
We praten vandaag over de toekomst van het voortgezet onderwijs, met
als aanleiding dat de Wet op het Voortgezet Onderwijs veertig jaar
bestaat.
Maar ik wil eerst iets zeggen over de gewelddadige dood van de
conrector van het Terracollege in Den Haag. Die gebeurtenis houdt
iedereen in het onderwijs bezig. Ik was vorige week op werkbezoek in
China, toen mij het afgrijselijke bericht bereikte dat een leerling
Hans van Wieren had doodgeschoten. Ik kan me bijna geen ergere dingen
bedenken die het onderwijs kunnen overkomen.
En deze verschrikkelijke schietpartij staat niet op zich. Geweld is
helaas een factor in onze samenleving. Directeur Miltenburg van het
Terracollege onderstreepte vorige week op de persconferentie na de
schietpartij dat geweld een maatschappelijk probleem is. En omdat
scholen een afspiegeling zijn van de maatschappij, hebben we in het
onderwijs ook met het probleem van geweld te maken.
Het Terracollege in Den Haag voert in de praktijk een actief
veiligheidsbeleid. Helaas is gebleken, dat er dan toch nog iets
buitensporigs kan gebeuren.
Er gaan in onze samenleving dingen mis. Niet voor niks staat de
discussie over waarden en normen en gedrag hoog op de agenda van dit
kabinet. Nog niet eerder werd er in Nederland een leraar op school
doodgeschoten. Maar geweld is niet nieuw in het onderwijs. Ik heb
vorige maand al een onderzoek aangekondigd - en inmiddels in gang
gezet - naar het geweld tegen leraren, om duidelijk te krijgen hoe
vaak het voorkomt. Er zijn teveel signalen van leraren en organisaties
over agressie. We moeten het niet vaag houden.
De schoolleiding mag geweld nooit tolereren. Ook niet als het gaat om
verbaal geweld en dreigementen. De goede naam van de school is geen
argument. Een school die het opneemt voor de leraren verdient een
betere naam, dan een school die verbaal geweld wegmoffelt. Laat een
leraar die is bedreigd, niet in de kou staan!
In de publieke discussies die losbarstten door de dood van Hans van
Wieren heb ik twee breed gedragen standpunten beluisterd. Ten eerste
kan niemand zich wapenen tegen waanzin. Ten tweede moeten we proberen
te voorkomen dat jongeren ontsporen. Dat vraagt om samenhangend
jeugdbeleid. Daar wordt hard aan gewerkt in Operatie Jong, een
samenwerkingsverband van OCW, Justitie, VWS, Binnenlandse Zaken en
Sociale Zaken.
Onderwijs is dus een van de spelers in die gezamenlijke aanpak.
Scholen kunnen met hun pedagogisch-didactische aanpak, het klimaat en
het sociale netwerk in en rondom de school, veel bereiken. Scholen
bieden hun leerlingen veel kansen. Dat is de aangename kant. Maar
scholen moeten ook het vermogen hebben om hárd te zijn. Om duidelijke
grenzen te stellen en die consequent te bewaken. Wie de grens
overschrijdt, heeft een probleem.
Bekenden van de schutter op het Terracollege zeggen dat
gezichtsverlies een rol moet hebben gespeeld. Ook vertegenwoordigers
van de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen wijzen op het fenomeen van
eer en dat gezichtsverlies bij hen veel zwaarder weegt dan wij vaak
denken. Daar kan je heel ingewikkeld over doen, maar we hebben het
over heel gewone omgangsregels. Het is toch heel gewoon dat jongeren
kritiek krijgen van leraren? Het is toch ook heel gewoon dat ze die
kritiek accepteren? Dat geldt voor álle leerlingen. En leerlingen die
dat niet vanzelfsprekend vinden, zullen dat moeten léren. Daar kunnen
beeldbepalende personen uit de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen,
zeg maar 'rolmodellen', een belangrijke rol bij spelen.
Natuurlijk is de opvoeding thuis essentieel. Dáár wordt de basis
gelegd voor het gedrag van kinderen. Ouders hebben de taak hun
kinderen respect voor leraren bij te brengen. Ouders moeten betrokken
zijn bij het gedrag en de leerprestaties van hun kinderen. Zonder die
betrokkenheid kan het onderwijs niet vooruit. Ik ben daarom een
voorstander van oudercontracten in het onderwijs, waarin school en
ouders onderling vastleggen wat ze van elkaar verwachten. Dat hoeft
geen nieuw papiertje te zijn met een handtekening, maar het actief
accepteren van de schoolgids is ook een mogelijkheid.
Als leerlingen zich toch structureel ernstig misdragen, dan moet je
hen volgens PvdA-fractieleider Bos kunnen uitsluiten. Dat lost
misschien iets op in de klas. Maar je moet dan wel elders opvang voor
die leerlingen hebben, anders vrees ik dat de samenleving de rekening
gepresenteerd krijgt. Wat in zulke gevallen uitkomst kan bieden, is
crisisopvang. Het beschikbare extra geld voor veiligheid moet ook
nadrukkelijk ingezet worden voor jongeren. We moeten zorgen voor
samenhang in de regelgeving en de besteding van dat extra geld.
Daarvoor zijn we bezig met de Operatie Jong, waarvan Steven van Eijk
de projectleider is. En er wordt gewerkt aan meer samenhang tussen
diverse inspecties in het toezicht op risicoleerlingen en
risicogezinnen.
Natuurlijk ging het in de discussies van de afgelopen dagen ook over
zaken als detectiepoortjes en de functie van de politie in de school.
Niemand wil graag detectiepoortjes, maar sommige scholen zien er toch
de noodzaak van in. Of het helpt? Misschien wel in het gebouw, maar
daar blijft het bij.
Over politie in de school wil ik dit zeggen: het helpt als de politie
en de school een goede band onderhouden. En het is natuurlijk een
goede zaak als dat uitmondt in een spreekuur, wijkagenten die de
school goed kennen en een lik-op-stuk-beleid. Laat het duidelijk zijn
dat de politie ingrijpt als een leerling de wet overtreedt. Maar ik
ben geen voorstander van permanente aanwezigheid van de politie op
school om de orde te handhaven. Dat lijkt me een teken dat er iets mis
is.
Uiteindelijk bepaalt de school zelf welke hulpmiddelen het beste
werken om de regels te handhaven. Ik ben ervan overtuigd dat kwaliteit
van het onderwijs het belangrijkste wapen is tegen misstanden op
school. We moeten zorgen dat we leerlingen een aanbod doen dat
aansluit op hun niveau en leerstijl. Een aanbod dat hen prikkelt en
bindt aan 'leren', zodat we voortijdig schoolverlaten voorkomen.
Gelukkig is iedereen na de dood van Hans van Wieren alleen maar extra
gemotiveerd om mee te praten over de kwaliteit van het onderwijs.
De kwaliteit van het onderwijs staat ook centraal bij het koerstraject
Voortgezet Onderwijs. Samen met betrokkenen praten en denken we over
de toekomst. Die gesprekken moeten leiden tot de meerjarenvisie Koers
VO. Ik denk dat in de gesprekken van de komende weken, de dood van
Hans van Wieren nadrukkelijk zal meespelen. En daar is ook ruimte
voor, want veiligheid en de opvoedende rol van de school en de ouders
komen nadrukkelijk aan de orde.
Het symposium van vandaag gaat over het voortgezet onderwijs van
morgen. Ik zei al dat scholen een afspiegeling van de maatschappij
zijn. De maatschappij is de afgelopen veertig jaar enorm in beweging
geweest en dat geldt net zo goed voor het onderwijs. Het voortgezet
onderwijs is het onderwerp geweest van vele heftige discussies.
Waar die tot maatregelen leidden, moest de Wet op het Voortgezet
Onderwijs ook worden gewijzigd. De wet die de ruimte en de grenzen van
het VO bepaalt, bestaat ruim veertig jaar, uitgaande van de publicatie
in het Staatsblad in 1963. Sinds de inwerkingtreding in 1968 heeft de
WVO bijna 150 wijzigingen ondergaan.
Daardoor is de structuur van de wet steeds ingewikkelder geworden. Ook
is het een mengelmoesje geworden van ouderwets en modern taalgebruik.
Daarom is het na veertig jaar tijd om voor een grondige renovatie. Die
hangt natuurlijk samen met het stelsel zelf. Dat moeten we zo
inrichten dat het voldoet aan de eisen die de 21ste eeuw aan onderwijs
stelt.
In de jaren zestig hadden ouders, leerlingen, docenten en
schoolleiders een volstrekt andere maatschappelijke positie dan in
deze tijd. En ook de overheid zelf meet zich een heel andere rol aan.
Die doet een stap terug, terwijl de school en de professionals in de
school veel meer ruimte krijgen om zelf vorm te geven aan het
onderwijs. Ouders en leerlingen zijn daarbij een belangrijke partner
van de school.
De school heeft veel meer mogelijkheden gekregen voor eigen beleid
door de invoering van lumpsumfinanciering in de jaren 90. Maar daarmee
is het bouwwerk nog niet af. Zo geven ook de komende wijzigingen voor
de onderbouw en de tweede fase van het voortgezet onderwijs scholen
meer gelegenheid een eigen onderwijskundige koers te varen. De
voorstellen liggen nu bij de Tweede Kamer.
Veel scholen grijpen de kansen die ze krijgen om te vernieuwen met
beide handen aan. En niet in de laatste plaats in het VMBO.
Integendeel. Ze nemen zelf initiatieven om hun organisatie anders in
te richten. Zo zijn er steeds meer scholen waarvoor klassikale lessen
niet langer de maat zijn. Daar werken leerlingen dan weer in een
groter geheel, dan weer in kleinere groepjes. De leraar is in die
opzet niet langer de allesweter voor de klas, maar een coach, die
verschillende functies kan hebben. ICT speelt een steeds grotere rol
in het onderwijs. En dat sluit goed aan bij wat leerlingen willen.
De inbreng van betrokkenen onontbeerlijk voor de manier waarop de
overheid in deze tijd beleid wil maken. Ouders, leerlingen, docenten
en schoolleiders praten en denken mee over de toekomst van het
voortgezet onderwijs. De vernieuwing van de Wet op het Voortgezet
Onderwijs is onderdeel daarvan. Dit symposium hoort bij het proces.
Ook de komende weken vinden nog allerlei gesprekken plaats tussen mijn
ambtenaren, schoolleiders, docenten, leerlingen en hun ouders. Op
basis daarvan stuur ik nog dit voorjaar een visiedocument naar de
Tweede Kamer en dat moet leiden tot de uiteindelijke vaststelling van
de Koers VO. De uitkomst van de vele gesprekken die we voeren komt
terug in de Koers VO. Niet één op één, dat kan niet. Maar ik kom níet
met een 'Haagse' visie. Ik wil een toekomstbeeld schetsen waar het
veld zich werkelijk in kan vinden. Een toekomstbeeld waarvan u ook
zegt: ja, dit willen we en we kúnnen het ook.
Dames en heren,
Ik ben begonnen met de vreselijke schok die de gewelddadige dood van
Hans van Wieren teweeg heeft gebracht. En ik heb ook geschetst dat
investeren in kwaliteit het belangrijkste wapen is dat we hebben. U
levert daar vandaag een bijdrage aan. Ik nodig u bij dezen ook van
harte uit om bij de andere gelegenheden die het koerstraject biedt,
mee te praten en uw mening te geven. En laten we ook daarna in gesprek
blijven en zo investeren in een duurzame dialoog over het voortgezet
onderwijs.
Dank u wel.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen