Samenhang tussen voerintensiteit, slachtleeftijd, karkasgewicht en
vleeskwaliteit bij rosékalveren
PraktijkRapport 40
Auteurs: J. van Delen, J.J. Heeres-van der Tol, R.W. Kranen
Op het proefbedrijf Vleesvee van de Waiboerhoeve in Lelystad is in
2001-2002 een proef uitgevoerd waarin de samenhang tussen
slachtleeftijd, karkasgewicht, vleeskwaliteit en de technische
prestaties van rosékalveren is onderzocht. Bij de proef waren 150
zwartbonte stierkalveren betrokken. De proef startte na een
(opfok)periode van 11 weken op het proefbedrijf. Om de proeffactoren
slachtleeftijd en karkasgewicht los te kunnen koppelen zijn
verschillende voerintensiteiten toegepast. Hiermee was het mogelijk
gelijke karkasgewichten te bereiken bij verschillende
slachtleeftijden. De kalveren die 'jong' zijn geslacht hebben een
intensief rantsoen (70 % krachtvoer/30 % snijmaïs op ds-basis) gehad,
de kalveren die 'oud' zijn geslacht een extensief rantsoen (50 %
krachtvoer/50 % snijmaïs op ds-basis). De kalveren met een 'middel'
slachtleeftijd kregen eerst een extensief rantsoen en de laatste 14
weken een intensief rantsoen. Vanwege een verschillende
groeiverwachting per rantsoen varieerde het aantal mestweken tussen de
rantsoenen. Binnen ieder niveau van slachtleeftijd is er een verschil
van vier mestweken tussen ieder niveau van karkasgewicht.
De groeiresultaten van met name het extensieve rantsoen vielen echter
mee in vergelijking met eerdere onderzoeksresultaten van
Praktijkonderzoek (Plomp et al., 2002), het IVO (Dijkstra et al.,
1990) en Andersen et al. (1993). De groei van de behandelingen met een
intensief rantsoen was gemiddeld met 5 % onderschat in vergelijking
met de eerdere onderzoeksresultaten, de behandelingen met een
extensief - intensief rantsoen met 9 % en de behandelingen met een
extensief rantsoen met 12 %. Er is geen directe verklaring voor de
betere groeiresultaten in deze proef. Doordat de mate van
groeionderschatting niet voor alle rantsoenen gelijk was, zijn er geen
gelijke karkasgewichten binnen een categorie behaald. Er was echter
geen overlap tussen de categorieën karkasgewicht waardoor er toch
voldoende informatie is om de vraagstelling van het onderzoek te
beantwoorden.
Het verhogen van het snijmaïsaandeel van 30 naar 50 % resulteert in
een lagere groei en lagere voeropname, maar in een betere
voerbenutting, wat gunstig is voor de mineralenbalans. Er kan zowel
bespaard worden op de stikstof- en fosfaatuitscheiding door het kalf
als de stikstof- en fosfaataanvoer via krachtvoer. Bij een gelijke
slachtleeftijd kan ondanks een lager karkasgewicht en dus een lagere
opbrengst met een extensief rantsoen zodanig in voerkosten worden
bespaard dat het saldo iets gunstiger is dan met een intensief
rantsoen. Wel is het belangrijk rekening te houden met het
grensgewicht van de slachterij. Wanneer kalveren met een zwaarder
karkasgewicht worden afgeleverd, wordt dit afgestraft met een forse
gewichtskorting. Ondanks goede technische resultaten lijkt een
mestperiode langer dan 38-40 weken om deze reden niet aantrekkelijk.
Bij een karkasgewicht van circa 195 kg (grensgewicht slachterij) is
het saldo iets hoger bij een extensief rantsoen. Voor een zelfde
karkasgewicht moeten kalveren met een extensief rantsoen wel twee
weken langer gemest worden dan kalveren met een intensief rantsoen.
De uiteindelijke afmeststrategie moet afgestemd worden op enerzijds
het beoogde karkasgewicht (gewenst door de slachterij) en anderzijds
de bedrijfssituatie ten aanzien van grond en zelfgeteelde
voedergewassen.
Bij het streven naar een meer gewenste uniforme kwaliteit
rosékalfsvlees is het van belang meer duidelijkheid te hebben over
vleeskwaliteit (smaak, kleur, malsheid) en de invloed van
slachtleeftijd en karkasgewicht hierop. Slachtleeftijd (en dus
voerintensiteit) en karkasgewicht hebben geen effect op karkaskleur en
waterhoudend vermogen. Verschillen in kleur van de lende hangen samen
met verschillen in karkasgewicht. Spieren van zware dieren zijn roder
van kleur.
De scheurweerstand van de lende van dieren met 48 mestweken is
significant lager dan die van andere experimentele groepen. In
tegenstelling tot de verwachting zijn er in de range van 32-44
mestweken c.q. 169- 224 kg karkasgewicht geen verschillen gevonden in
scheurweerstand. Met scheurweerstanden van meer dan 80 N/cm2 is het
vlees van de kalveren uit deze range als uitgesproken taai te
beoordelen. De hoge weerstanden worden waarschijnlijk veroorzaakt door
het optreden van cold-shortening of doordat de spieren zijn ontbeend
terwijl ze nog niet volledig in rigor mortis waren gegaan. De
verbetering van de malsheid tijdens verdere rijping toont aan dat
rijping een essentiële stap is voor de productie van mals kalfsvlees.
Onder deze omstandigheden lijkt het effect van slachtleeftijd en
karkasgewicht binnen de range van ondergeschikt belang. De aandacht
moet dan ook verschoven worden van de houderijfactoren naar de
slachtprocedure. Hiervoor is meer inzicht nodig in de effecten van
slachtprocedures (elektrostimulatie, ophanging van karkassen, koeling,
rijping) op vleeskwaliteit.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 40 hier voor de prijs van EUR 14.71 (excl BTW) .
Rundvee praktijkrapport 40: Samenhang tussen voerintensiteit,
slachtleeftijd, karkasgewicht en vleeskwaliteit bij rosékalveren -
2003 - 20 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 22-01-2004 16:02.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij