Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO1507 Zaaknr: 39209
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 9-01-2004
Datum publicatie: 9-01-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 39.209
9 januari 2004
AB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Thailand tegen de uitspraak
van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 december 2002, nr.
00/02010, betreffende na te melden aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 47.203, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof
is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Belanghebbende heeft, in het kader van de overeengekomen
vervreemding van zijn panden, een bedrag van f 100.000 door middel van
verrekening met de verkoopprijs van die panden aan de koper voldaan
ter afkoop van zijn jegens de koper aangegane verplichting de panden
te herstellen. Belanghebbende wenst dit bedrag in aftrek te brengen
als op de inkomsten uit andere onroerende zaken drukkende
onderhoudskosten.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de uitgave van dit bedrag noch
ingevolge artikel 35, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
(hierna: de Wet) noch als een op de inkomsten drukkende last als
bedoeld in artikel 35, lid 2, letter b, van de Wet aftrekbaar is,
zulks omdat belanghebbende door betaling van voormeld bedrag niet zelf
uitgaven voor kosten van onderhoud heeft gedaan, zodat geen sprake is
van uitgaven voor werkzaamheden die dienden om de zaak zoals die bij
de stichting of na latere verandering bestond, in bruikbare staat te
houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen, doch van een
uitgave die in de vermogenssfeer ligt.
3.3. 's Hofs hiervoor weergegeven oordeel is juist. Het middel faalt
derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de
raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de
waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar
uitgesproken op 9 januari 2004.
Hoge Raad der Nederlanden