De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL/2003/4101
datum
19-12-2003
onderwerp
Kabinetsstandpunt inzake toekomst intensieve veehouderij in Nederland
bijlagen
---
Geachte Voorzitter,
De stormbal is gehesen: stof voor debat
In mijn brief van 20 juni jl. gaf ik uiting aan mijn ongerustheid over
de toekomst van de intensieve veehouderij in Nederland. De hele keten
kampt met tekorten op economisch, ecologisch en sociaal gebied. De
discussies over de intensieve veehouderij laaien na elke
dierziekteuitbraak en ieder incident weer op. De vooruitzichten, van
enerzijds nieuwe richtlijnen en beperkingen en anderzijds
internationale concurrentie, zijn zorgwekkend (zie bijlage 1).
Ik heb geconstateerd dat er plaats is in Nederland voor de intensieve
veehouderij. Het is echter mijn overtuiging dat daartoe grote
veranderingen aan de orde zijn en de inspanningen van velen
noodzakelijk en omvangrijk moeten zijn. Want er is dan alleen een
bestendige plaats, indien de productie, verwerking en afzet scherp
gericht is op de relevante markten, de activiteiten zijn ingebed in de
gewenste landschappelijke en vereiste natuur- en milieukwaliteiten en
voldoen aan de eisen die de samenleving stelt en zal gaan stellen aan
de omgang en verstandhouding met het gehouden dier. Met name op het
laatstgenoemde vlak voltrekken zich grote maatschappelijke
veranderingen in het denken over de relatie die de mens tot het dier
heeft en deze zullen zich in toenemende mate en steeds krachtiger
manifesteren in de vorm van eisen aan de professionele dierhouderij.
De urgentie is dus hoog, de dilemma's zijn groot. Desondanks is bij
velen het besef ervan niet navenant. Om die reden en omdat er geen
pasklare oplossingen zijn, heb ik er voor gekozen om mijn analyse
letterlijk ter discussie te stellen. Dat brede debat is gevoerd en er
moeten nu conclusies worden getrokken.
datum
19-12-2003
kenmerk
DL/2003/4101
bijlage
1. Wat heeft het debat ons gebracht?
Er werd open en constructief gedebatteerd
Ik heb geluisterd naar openhartige en soms felle discussies. Ik heb
bereidheid gezien om met elkaar van gedachten te wisselen over lastige
onderwerpen, om met andersdenkenden in gesprek te raken en te willen
blijven. De analyse van de duurzaamheidstekorten en de internationale
vooruitzichten wordt vrij breed onderschreven en de dilemma's worden
herkend. Ik constateer kortom dat de ernstige situatie in en rondom de
Nederlandse intensieve veehouderij-kolom veel verder is doorgedrongen.
Ik trof een positieve grondhouding om de eigen rollen en
verantwoordelijkheden ter discussie te stellen. Oude posities blijken
al langer aan het schuiven te zijn. Veehouders verstaan zich al veel
beter en zelfbewuster met milieu- en dierenbeschermers dan enkele
jaren geleden. Dierenbeschermers en veehouders gaan gezamenlijk in
gesprek met ketenpartijen. Er is kortom sprake van
veranderingsgezindheid, al is er ook verschil van inzicht over het
tempo en de omvang van de transitie. Er heerst tenslotte een verlangen
naar vernieuwing dat breed wordt gedeeld.
Er werd van divergentie naar convergentie bewogen
Het debat begon scherp, confronterend, problematiserend en
divergerend. Veel 'oplossingen' die werden aangedragen bestonden uit
acties van 'de ander', vaak de overheid. In de loop van het debat is
het inzicht gegroeid dat initiatieven in de eerste plaats door het
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties moeten worden genomen
en gedragen.
Naar het einde toe tekende zich in het debat een convergentie af naar
gezamenlijk zoeken en oplossingsgerichtheid. Bij ondernemers zag ik de
wil en het vermogen om publieke waarden te incorporeren in hun gedrag.
Bij maatschappelijke belangenorganisaties zag ik de wil tot 'publiek
ondernemerschap', waarbij risico's worden aangegaan en wordt
samengewerkt met andersoortige partijen om oplossingen te ontwikkelen.
In het finale stadium van het debat werden de contouren zichtbaar van
een gezamenlijk toekomstperspectief en concrete
ontwikkelingsstrategieën.
Er werd een toekomstperspectief zichtbaar
Het beeld is dat een koerswijziging naar een duurzame ontwikkeling in
Nederland mogelijk en voor een deel al gaande is. Er is hier plaats
voor de intensieve veehouderij-kolom, binnen de maatschappelijke eisen
van nu. De bereidheid groeit om te werken aan substantiële en zo breed
mogelijke prestatieverbetering, waarbij verschillende sporen mogelijk
zijn. Het inzicht groeit dat zowel de oorzaken als de oplossingen niet
moeten worden gezocht bij de veehouders maar vooral in de hele kolom,
inclusief de consument maar ook banken en andere dienstverlenende
instellingen. Er werd een toekomstperspectief zichtbaar dat
marktgericht is, en dat met 'herkenbare' en 'hoogwaardige' producten
ook inhoud geeft aan ecologische en sociale duurzaamheid:
Een breed gedeelde mening is dat het perspectief voor de intensieve
veehouderij in Nederland ligt in het betrouwbaar, tijdig en 'business
to business' leveren van herkenbare, hoogwaardige en verse producten
voor de markt van 150 miljoen kritische en draagkrachtige consumenten
in de driehoek Londen-Parijs-Berlijn. Deze consumenten zijn gevoelig
voor smaak en gemak en bereid om meer te betalen voor producten die
voldoen aan hogere kwaliteitseisen.
Er werden ontwikkelingsstrategieën geformuleerd
Breed wordt gevoeld dat zonder koerswijziging vanuit de kolom de
aansluiting op de markt en met de maatschappij verloren zal gaan. Dan
zal ook de intensieve veehouderij-kolom (grotendeels) uit Nederland
verdwijnen. Het geformuleerde toekomstperspectief inspireerde tot
diverse ontwikkelingsstrategieën: een aantal marktgerichte strategieën
én een vooral maatschappijgerichte strategie. Sommigen bekennen zich
al tot een strategie, anderen zoeken nog. Een kleine groep zet in op
'business as usual'.
* marktgericht : 'naar kwaliteit en segmentatie'
1. 'business as usual'. Deze 'low cost, high volume'-strategie
is in feite de voortzetting van de huidige, op (Europese)
wettelijke minimumeisen gebaseerde wereldmarktoriëntatie.
Kostprijsbeperking, korte termijn acties en vrije
afzetrelaties zijn overheersende factoren.
2. brede kwaliteitsverbeteringen en focus op de relevante
marktgerichte strategie. Deze aanpak, onder regie van de
(grote) verwerkende industrie heeft tot doel het
basiskwaliteitniveau te verhogen voor de volle breedte van de
relevante product- en marketingmix en logistieke
dienstverlening. Dit concept behelst versheid van het
product, geografisch begrensde markten, optimalisering van
logistiek, tracking en tracing, vaste relaties met
leveranciers en afnemers, standaardisering van
leveringsvoorwaarden en kolomomvattende controlesystemen.
3. ontwikkelen van nieuwe tussenniveaus én topsegmenten. Met
'tussenniveaus' wordt gedoeld op specifieke kwaliteitseisen
die hoger en op specifieke deelmarkten mikken. Met
'topsegmenten' wordt gedoeld op het ontwikkelen van
hoogkwalititatieve, duurdere producten voor niches, waar
onder restaurants en speciaalzaken. Op 'recept' leveren en
specifieke bewerking en aanhechting van belevingswaarden zijn
hierin bepalende succesfactoren. Verdere versterking van
biologische ketens past hierin.
* maatschappijgericht : 'naar transparantie en
vermaatschappelijking'
Gekoppeld aan de fysieke kwaliteitsverbetering in de kolom, is ook
transparantie en het betrekken van burgers en consumenten bij de
ontwikkeling van groot belang. Het gaat om zichtbaar
maatschappelijk verantwoord ondernemen en open communicatie. Het
omgaan met dieren staat daarbij centraal: dierenwelzijn,
vaccineren, de positie van hobbydieren etc.
Tevens is het van belang om aansluiting te behouden bij
maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld rond lifestyle en
gezondheid, milieu, natuur en landschappelijke inbedding, maar ook
combinaties van zorg en veehouderij.
2. wat zijn de conclusies voor het vervolg?
Mijn conclusies voor de aanpak en rolverdeling
Ik sloot het debat tijdens de Nationale Dialoog af met een scherpe
typering van de situatie en wat ons nu te doen staat, die ik hier wil
herhalen. De situatie is kritiek. De ontwikkelingsstrategieën moeten
nu met kracht worden ingezet. Het is aan ondernemers, dus aan
veehouders, toeleveranciers, verwerkers, retail, banken en andere
dienstverleners, om deze uitdaging op te pakken en daarbij
maatschappelijke organisaties uit te nodigen. Maar andersom kan het
ook. De overheid zal dan niet aan de kant blijven staan. Zij zal
richting geven en ruimte bieden, naast het scheppen van de voorwaarden
en het stellen en bewaken van de grenzen. Zij zal waar dat nodig en
mogelijk is ook concrete initiatieven steunen.
Het debat heeft mij gesterkt in mijn eerdere, globale positiebepaling.
Die blijkt door een belangrijk deel van de betrokken ondernemers en
organisaties te worden gesteund. Ik meen er van te mogen uitgaan, nu
er bij deze partijen ook sprake blijkt te zijn van een scherp besef
van de problemen en zij duidelijk in beweging zijn, dat zij bereid
zullen zijn hun verantwoordelijkheid te nemen.
Mijn inzet was tevens dat er in het debat een begin van een
gezamenlijk beeld op de toekomst en daarmee een perspectief zou
ontstaan. Ik hoopte dat er concrete aangrijpingspunten voor actie
zichtbaar zouden worden en dat dit in combinatie met de
inzetbereidheid van partijen een basis zou vormen voor het vervolg,
namelijk de concrete aanpak van de problematiek. Getuige het
geformuleerde toekomstperspectief en de ontwikkelingsstrategieën, is
dat ook binnen bereik gekomen en daarmee is een basis gelegd voor
concrete vervolgacties van alle betrokken partijen.
3. wat kan van de overheid worden verwacht?
Mijn toekomstvisie
Ik zie dus toekomst voor de intensieve veehouderij in Nederland. En
wel een intensieve veehouderijkolom die kwaliteit produceert, en die
met service en uitgekiende logistiek opereert op de Noordwest-Europese
vers- en conveniencemarkt. Deze intensieve veehouderij-kolom is binnen
die algemene oriëntatie veelvormig en biedt de consument een steeds
ruimere keuze. Deze intensieve veehouderij vult maatschappelijk
verantwoord ondernemen ook in voor de burger die zijn producten niet
koopt, maar toch tevreden wil zijn over hoe het daar toegaat en hoe de
sector ruimtelijk en maatschappelijk is ingepast. Het is kortom een
bedrijfskolom om trots op te zijn! Dit toekomstperspectief wint aan
kracht nu het in grote lijnen ook wordt gedragen door een belangrijk
deel van de betrokken partijen in de kolom en door maatschappelijke
organisaties.
Er is in Nederland plaats voor de intensieve veehouderij-kolom, binnen
de maatschappelijke eisen van nu. Voorkomen moet worden dat deze
bedrijvigheid zich naar elders verplaatst zónder dat er wezenlijke
veranderingen plaatsvinden. Dan verplaatsen we het probleem en
'exporteren' we onze verantwoordelijkheid. Dat betekent wel dat die
noodzakelijke veranderingen voldoende tijd en ruimte moeten krijgen.
Ik zie daarentegen géén blijvende toekomst in ons land voor de
bedrijven die weigeren de ernst van de situatie op langere termijn in
te zien en daaraan consequenties te verbinden voor de opstelling en de
keuzen die nu gemaakt moeten worden.
Maar .... de toekomst wordt niet vanuit Den Haag bepaald
De overheid verandert van een zorgzame overheid naar een hulpvaardige
overheid. Dat manifesteert zich op tal van terreinen. Ik wil dan ook
de lijn van het kabinet volgen: om eerder te verleiden dan te
verordonneren, en om te helpen veranderingen uit te lokken en zeker te
stellen in plaats van deze te regelen of af te dwingen. Ik wil
richting wijzen en ruimte geven, binnen de grenzen die ik vanuit het
publieke belang heb te bewaken. In dat kader wil ik partijen ook op
hun verantwoordelijkheid aanspreken en de ontwikkelingen nauwlettend
volgen. Het draagvlak voor deze lijn groeit, al zijn er nog velen die
de overheid een meer dirigerende rol zouden willen toekennen bij het
aanpakken en oplossen van de problematiek van de intensieve
veehouderij.
Ik meen dat derhalve de overheid met betrekking tot de intensieve
veehouderij:
WEL aanspreekbaar is op: NIET aanspreekbaar is op:
* hoeden van zwakke waarden (dierenwelzijn, milieu, sociale
aspecten), met name door scherpe(re) normstelling in EU-en
WTO-verband;
* ruimte geven aan ondernemerschap;
* zorgen voor onderzoek, onderwijs communicatie; een adequate
kennisinfrastructuur;
* ondersteunen van vernieuwing, gekoppeld aan initiatieven van
derden
* opstellen en/of financieren van toekomstplannen;
* inzetten van generieke steunregelingen;
* opvangen gevolgen van dierziekten of andere risico's;
* ontwikkelen nieuwe nationale regelgeving die verder gaat dan
implementatie van EU-normen;
* instellen nationale importbelemmeringen of afwijkende
BTW-tarieven;
* dicteren wat burgers en consumenten moeten vinden
De overheid zet in op twee fronten
In de debatten is ook de mogelijkheid van een prijscorrigerende
(consumenten)heffing naar voren gebracht. Hoewel deze oplossing
aantrekkelijk lijkt, zijn hieraan grote juridische en
handelstechnische bezwaren verbonden, die de feitelijke mogelijkheid
van realisatie verhinderen. Bovendien is het draagvlak bij het
bedrijfsleven, gelet op de grote administratieve lasten, vrijwel
afwezig en blijkt uit onderzoek dat de verwachte effecten voor de boer
niet zullen worden gerealiseerd door afwenteling. Om deze redenen zie
ik af van het verder ontwikkelen van deze mogelijkheid.
In het proces van transitie naar een duurzame intensieve veehouderij
in Nederland, heeft de overheid een nieuwe rol. Wetend dat de toekomst
niet vanuit Den Haag wordt bepaald en dat verschillende partijen in de
samenleving bereid zijn initiatieven te ontwikkelen, is de
overheidsrol niet die van trekker, maar van helper en ondersteuner. De
overheid is verantwoordelijk om de beweging van anderen te stimuleren,
mogelijk te maken en soms te ondersteunen. Ik kom daarom tot twee
gebieden voor overheidsinzet:
a. verbetering van het kader: De overheid staat voor het stellen en
bewaken van grenzen ter bescherming van zwakke waarden. Maar zij
kan ook worden aangesproken op het creëren van omstandigheden in
markt en regelgeving waarbinnen de andere partijen kunnen werken
aan verbeteringen. Dat kan nieuwe acties behelzen maar zal vooral
bestaan uit het aanvullen en ombuigen van bestaand beleid.
b. steunen van initiatieven: De overheid zal initiatieven actief
steunen, binnen de juridische mogelijkheden en de krappe
financiële kaders.
Initiatieven moeten voldoende breed en serieus zijn, meerdere partijen
in de kolom betreffen, ambitie tonen, heldere afspraken bevatten en
bij voorkeur gebaseerd zijn op zelforganisatie. Zij moeten bijdragen
aan vermindering van meerdere duurzaamheidstekorten, dan wel aan grote
verbeteringen op één groot tekort.
In bijlage 2 is een 'groslijst' opgenomen van de onderwerpen en
daarbij behorende 'mogelijke acties', gekoppeld aan de sporen A en B.
Dit overzicht heeft niet het karakter van een definitief of
vastomlijnd 'werkprogramma'. Het is een eerste inventarisatie van
mógelijkheden.
De dekking voor het totaal van de inspanningen in de komende jaren
bestaat uit drie componenten, te weten (1) benutting en
herprioritering van bestaande inzet, (2) benutting van de
ICES/KIS-middelen voor transitie duurzame landbouw en (3) inzet van
nieuw beschikbare middelen à 22,5 mln.
Met betrekking tot het actief steunen van initiatieven, waarbij het
ontwikkelen van dergelijke initiatieven maatgevend is, wil ik hier
volstaan met aan te geven dat ik voornemens ben om in de komende jaren
een aantal maatschappelijke initiatieven en vernieuwende ketenpilots
actief te steunen.
Met betrekking tot de verbetering van het kader, waarbij ik zelf het
voortouw heb, geef ik hierna de belangrijkste voorgenomen acties weer.
1. Level playing field binnen EU hanteren
Mijn uitgangspunt is een Europees level playing field. Wettelijke
normen worden in Brussel bepaald, en ik zal dáár dan ook inzetten op
aanscherping. Naast een blijvende inzet met betrekking tot
milieunormen, zal ik extra aandacht vragen voor verhoging van de
EU-normen voor dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid en
transparantie.
2. Ruimte voor Ketengarantiesystemen en 'toezicht-op-toezicht' geven
De controle-intensiteit van de overheid kan verminderen als een sector
of kolom een adequaat systeem van zelfregulering opzet. In EU-verband
is de basis reeds gelegd met de General Food Law. Zo kan ruimte
ontstaan voor dynamiek bij de voortrekkers en deze ontwikkeling past
in het bevorderen van gesloten, transparante en betrouwbare ketens
(rond roodvlees en BSE zijn al stappen gezet). Tevens kan zo het
onderscheid met free riders worden gemaakt, waardoor de mogelijkheid
ontstaat voor gedifferentieerde maatregelen bij crises en schandalen,
en het vaststellen van risicopremies.
Ik zal in de eerste helft van 2004 duidelijkheid geven onder welke
voorwaarden de overheid bereid is om op 'toezicht op toezicht' over te
gaan. Zoveel als mogelijk, zet ik in op doelvoorschriften. Op basis
van deze voorwaarden kunnen over initiatieven afspraken worden
gemaakt.
3. Kwaliteitslabeling mogelijk maken
Voor de gewenste ontwikkeling en segmentatie van de markt is er
behoefte aan een betrouwbaar en inzichtelijk kwaliteitsonderscheid van
producten. Als dergelijke informatie op een label kan worden
vastgelegd, kan de consument bewuste keuzes maken en kunnen
producenten de door hen geleverde kwaliteit zichtbaar maken. Ik denk
daarbij aan een label met 'duurzaamheids'-informatie: herkomst,
versheid, dierenwelzijn, veiligheid en milieulast - al dan niet in de
vorm van een stippensysteem. Of dit ook op geïmporteerde producten
moet worden toegepast is nog de vraag. Immers: het ontbreken van
informatie is ook informatie.
Het is dus zaak partijen aan te sporen én in staat te stellen tot het
ontwikkelen en implementeren van kwaliteitslabeling, gekoppeld aan een
wetenschappelijk en maatschappelijk breed geaccepteerde graadmeter.
Naast het ont-anonimiseren van merkloze producten zou een dergelijk
systeem ook een benchmark voor bestaande merken en keurmerken vormen.
Ontwikkeling en invoering zou bij voorkeur tegelijk en afgestemd met
omringende landen (m.n. Duitsland) moeten plaatsvinden.
4. Bij nieuwe dierziektenuitbraken enten
Het op grote schaal doden van gezonde dieren als bestrijdingsstrategie
zal niet meer voorkomen. Bij nieuwe uitbraken zal waar mogelijk (MKZ,
varkenspest) worden geënt. Ik wil het beleid ook zodanig inrichten en
aanpassen dat de vele hobbydierhouders en hun dieren zo min mogelijk
nare gevolgen ondervinden van het beleid met betrekking tot de
bedrijfsmatige houderij. Gewerkt zal worden aan verdergaande
aanpassing van het non-vaccinatiebeleid en een goede scheiding van
ketens en registratie van dieren. Een wezenlijk onderdeel van de
bestrijding alsook de voorkoming van dierziekten is een toenemende
aandacht voor bedrijfshygiëne, het in kaart brengen van de
contactstructuur tussen bedrijven in de kolom en strenge
zorgvuldigheidseisen met betrekking tot de onderlinge contacten van de
houders van dieren. Ik zal hieromtrent in nauw overleg met
professionele en hobbydierhouders nadere afspraken maken.
5. Nieuwe vestigingsruimte bieden
Er komen binnenkort nieuwe mogelijkheden (Nota Ruimte, wijziging Wet
Herstructurering Varkenshouderij) om - met het oog op knelsituaties
door onder meer mestbeleid, reconstructie en Kaderrichtlijn Water -
duurzame intensieve veehouderijbedrijven te vestigen op nieuwe
locaties buiten de kwetsbare zand/reconstructie-gebieden. Als er nog
sprake is van belemmeringen, dan zullen die niet bij het rijk liggen.
Wat mij betreft liggen de mogelijkheden voor duurzame gemengde
bedrijven 'nieuwe stijl' (akkerbouw/intensieve veehouderij) daarmee
open. De mogelijkheden voor projectvestigingen van op duurzaamheid
gerichte bedrijven die niet op bedrijfsniveau maar regionaal
grondgebonden zijn, wil ik op korte termijn verkennen. Ook wil ik meer
in het algemeen nagaan waar c.q. bij wie nog belemmeringen bestaan.
6. Kennisinfrastructuur op de toekomst en maatschappelijke behoeften
inrichten
De toekomst vraagt om een adequate, kwalitatief hoogstaande
kennisinfrastructuur en een goed en bijdetijds vakonderwijs. Hoewel er
geen sprake is van een slechte situatie, verdient de kwaliteit en
vernieuwing continu de aandacht. Het Kabinet heeft 30 miljoen Euro
voor het ICES/KIS-programma Kennisnetwerk Transitie Duurzame Landbouw
gereserveerd, dus voor een nieuwe impuls voor de kennisinfrastructuur.
In het vakonderwijs is versterkte aandacht nodig voor de
maatschappelijke en marktproblematiek rond de intensieve veehouderij.
Toekomstgericht gedrag, maatschappelijk verantwoord ondernemen,
verandering, marktoriëntatie en voedselkwaliteit zijn hierin de
sleutelbegrippen. In het verlengde daarvan moeten middelen worden
ingezet om kennisdoorstroming en -uitwisseling tussen onderwijs,
onderzoek en praktijk te versnellen en over en weer te stimuleren. Met
name voor (Hogere) Agrarische Scholen liggen hier mogelijkheden.
7. Bestaand beleid bijstellen
Ik wil ervoor zorgen dat het bestaande beleid maximaal bijdraagt aan
de beoogde duurzame ontwikkeling. In het licht van deze ontwikkeling
zal voortdurend kritisch worden bezien welke voorwaarden daartoe
moeten worden geschapen. Dat betekent ook waar mogelijk terugleggen
van verantwoordelijkheden bij de eerstverantwoordelijke partijen, om
betrokken partijen meer manoevreerruimte te geven en onnodige
belemmeringen weg te nemen. Ik heb daartoe via Wageningen UR opdracht
gegeven een onderzoek in te stellen naar de meest beperkende wet- en
regelgeving die de gewenste dynamiek in de weg staat. Ik verwacht de
resultaten daarvan in maart 2004.
8. Thermometer hanteren
De 'sense of urgency' moet blijven bestaan en binnen het veld van
betrokkenen breder wordt gevoeld. Partijen moeten op hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid en toekomstgerichtheid worden
aangesproken. Stilstand signaleren, nieuwe mogelijkheden en
perspectieven schetsen en die agenderen beproeven zijn de manieren om
beweging te houden.
Ik zal op basis van de waargenomen inzet, ervaringen en resultaten van
de uiteenlopende partijen, een jaarlijkse herhaling van de op 10
november jl. gehouden 'Nationale Dialoog' organiseren, om zo jaarlijks
de 'temperatuur' van het ontwikkelingsproces op te nemen. Ik overweeg
een meer structureel overkoepelend 'platform' voor vernieuwing en
inspiratie in te stellen, in aanvulling op de gerichte werkverbanden
waarin de feitelijke vernieuwingen worden ontwikkeld. Daarin zullen
nadrukkelijk de consumenten vertegenwoordigd zijn.
Tot slot
De toekomst van de intensieve veehouderij is zorgwekkend. Maar er is
toekomst als door de diverse betrokken partijen nieuwe wegen worden
ingeslagen en als de overheid richting wijst en ruimte geeft, zonder
de plicht te verzaken om de controle vanuit het publiek belang
vastberaden en professioneel uit te voeren. In de afgelopen maanden is
een basis gelegd voor een ontwikkeling die in de komende jaren kan
leiden tot heroriëntatie van de intensieve veehouderij-kolom naar een
bedrijfstak die daardoor in ons land een blijvende toekomst heeft. Er
is wél haast geboden: het is nu of nooit. In de komende 5 jaar moeten
de stappen worden gezet die het fundament voor die toekomst leggen.
Dat kan, als een ieder zijn verantwoordelijkheid neemt en bereid is om
invulling te geven aan de uitspraken en conclusies die de afsluiting
van het debat markeerden. Ik zal mij langs de geschetste lijnen
daartoe krachtig inzetten.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
datum
19-12-2003
kenmerk
DL/2003/4101
bijlage
Bijlagen:
1. Situatieschets en vooruitzichten (PDF-formaat, 44 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
2. De insteek van de overheid (PDF-formaat, 90 Kb)
3. Verslaglegging debatten (PDF-formaat, 446 Kb)
up Reageren
Homepage
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit