Kamerstuk, 17-12-2003
Om het kamerstuk op te halen:
Zie het origineel
Motie TImmer / regionale zorgvernieuwingsgelden
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO/ADV-2440399
16 december 2003
Tijdens de derde termijn van de behandeling van de begroting van mijn
Ministerie heeft mevrouw Smits (PvdA) mij gevraagd schriftelijk te
reageren op de informatie die zij mij heeft doen toekomen over
regionale zorgvernieuwingsgelden in vervolg op de door mevrouw Timmer
(PvdA) ingediende motie (29 200 XVI, nr. 79) over hetzelfde onderwerp
in de tweede termijn van de begroting.
De financiële middelen die in de motie worden bedoeld zijn niet de
zorgvernieuwingsgelden, zoals ik aanvankelijk veronderstelde, maar de
middelen voor het opbouwen en onderhouden van de regionale
ondersteuningsstructuur door de beroepsgroepen verpleegkundigen,
huisartsen, medisch specialisten, verloskundigen en fysiotherapeuten.
De motie gaat in op het verschil in de toegekende middelen aan de
verschillende beroepsgroepen en vraagt om een evenredige verdeling van
de gelden over de beroepsgroepen vanuit één plek binnen het
Ministerie.
Subsidiebeleid
In de motie wordt buiten beschouwing gelaten dat op dit moment afbouw
plaats vindt van de structurele instellingssubsidies aan
beroepsgroeporganisaties. Dit is in lijn met het eerder door mij
gepresenteerde subsidiebeleid. In dat nieuwe subsidiebeleid leg ik
meer nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers, instellingen
en bevolkingsgroepen. Subsidies die niet passen bij de
verantwoordelijkheden van VWS, worden gestopt. Tempo en uitloop van de
afbouw van deze structurele middelen kunnen verschillen per
beroepsgroep. Voor organisaties voor de beroepsgroepen
verpleegkundigen en verzorgenden (AVVV, LEVV, STING) heb ik echter een
uitzondering is gemaakt in het subsidiebeleid. Vanaf 2004 worden deze
organisaties 10% gekort. Ik heb een uitzondering gemaakt voor deze
organisaties omdat het hier gaat om kwetsbare beroepsgroepen, die op
veel plekken nog bezig zijn een krachtiger positie in organisaties op
te bouwen.
Versterken eerstelijnszorg
Mijn plannen voor het versterken van de eerstelijnszorg heb ik u op 21
november toegestuurd. Hierin heb ik aangegeven dat het belangrijk is
dat de ondersteuningstructuren van de verschillende beroepen beter op
elkaar worden afgestemd. Uitgangspunt voor de eerstelijnszorg is dat
met de beschikbare premiegefinancierde middelen, nu nog uitsluitend
beschikbaar voor de huisartsen, een geïntegreerde
ondersteuningstructuur voor alle beroepsbeoefenaren (waaronder
verloskundigen, fysiotherapeuten etc.) in de
eerstelijnsgezondheidszorg kan worden gerealiseerd. Anders dan nu
worden straks niet de beroepsorganisaties gefinancierd maar de
daadwerkelijke ondersteuningsactiviteiten gericht op de professionals
zelf, voorzover de activiteiten in kwestie waardevol zijn.
Naast mijn plannen voor de beroepsgroepen in de eerstelijnszorg ben ik
ben bereid de mogelijkheden tot meer samenhang van het beleid van VWS
ten aanzien van alle beroepsgroepen in de zorg na te gaan en daarbij
de invalshoeken van de motie betrekken.
Tenslotte wijs ik er op dat het beroepsgroeporganisaties vrij staat om
een aanvraag voor een projectsubsidie in te dienen. Toekenning van
deze middelen zal gaan op basis van gebleken noodzaak tot verbetering
van kwaliteit in de genoemde sectoren. Gelet op het vorenstaande blijf
ik de motie ontraden.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst