8 en 9 december 2003
Kamerbrief Verslag RAZEB 8 en 9 december 2003
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
10 december 2003
Behandeld
GJ Bijl de Vroe
Kenmerk
DIE-734/03
Telefoon
070 - 348 5005
Blad
1/7
Fax
070 - 348 6381
Bijlage(n)
- Geannoteerde Agenda Europese Raad, alsmede brief Voorzitterschap
- Europese Veiligheidsstrategie
gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl
Betreft
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 8-9
december 2003
Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken
en Externe Betrekkingen van 8-9 december 2003. Dit verslag bevat het
agendapunt `voorbereiding Europese Raad' en dient daarmee tevens om
vooruit te kijken naar de Europese Raad van 12-13 december. Daartoe is
de laatste stand van de geannoteerde agenda van de Europese Raad
bijgevoegd, samen met de uitnodigingsbrief van het Italiaanse
Voorzitterschap.
De Minister De
Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor
Europese Zaken,
Dr. B. R. Bot Mr.
Drs. A. Nicolaï
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 8-9
december 2003
1. Reguliere agenda van de Raad
Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad 12-13 december (bespreking Geannoteerde
agenda, i.e. concept ER-conclusies)
De Raad besprak de Europese Actie voor Groei.
De discussie concentreerde zich voornamelijk op de wensen van
verschillende lidstaten ten aanzien van transport-projecten voor het
quick start program. Het voorzitterschap gaf echter aan de afgesproken
criteria voor het toevoegen van projecten aan het "quick start
program" strikt te zullen handhaven.
Ten aanzien van het rapport van de "Employment Taskforce" onder
leiding van Wim Kok heeft Nederland er bij het Voorzitterschap op
aangedrongen dat het rapport een centrale rol dient te krijgen bij de
komende Voorjaarsraad, gewijd aan de Lissabon-strategie.
Bij het gedeelte Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van de
geannoteerde agenda voor de Europese Raad zijn nauwelijks op- en
aanmerkingen geplaatst. Zweden heeft aangegeven dat in de tekst over
de `Interfaith Dialogue' ook een verwijzing naar islamofobie opgenomen
zou moeten worden. Verder heeft het Voorzitterschap aangegeven nog met
een aanvullende paragraaf over illegale immigratie en mensenhandel met
betrekking tot de Arabische Maghreb-landen te komen.
De Raad sprak voorts over de concept conclusies betreffende de
uitbreiding, inclusief Bulgarije, Roemenië en Turkije. Het kopje
`Kroatië' werd verplaatst naar het hoofdstuk `externe relaties' in de
geannoteerde agenda. In de concept-conclusies worden de toetredende
landen aangemoedigd hun inspanningen op het gebied van overname van
het `acquis' krachtig voort te zetten. Daarbij wordt vermeld dat de
Commissie, indien nodig, niet zal aarzelen passende maatregelen te
nemen. De voortgang van het toetredingsproces van Bulgarije en
Roemenië dient volgens de conclusies afhankelijk te zijn van de
gemaakte progressie door beide landen. Turkije wordt opgeroepen
verdere politieke- en economische hervormingen door te voeren. De
concept-conclusies sluiten af met een specifiek op Cyprus gerichte
paragraaf. De Europese Raad spreekt daarin opnieuw haar voorkeur uit
voor toetreding op 1 mei 2004 van een herenigd Cyprus, daarbij
verwijzend naar de VN-Veiligheidsraad resoluties.
Strategisch meerjarenprogramma 2004-2006
Het Meerjarenprogramma werd zonder discussie aangenomen en zal op
12-13 december a.s. voorliggen aan de Europese Raad.
Iers-Nederlands operationeel jaarprogramma
Het operationeel jaarprogramma werd door de Ierse en Nederlandse
voorzitterschappen gepresenteerd. Nederland gaf aan dat spoedig de
laatste bijstellingen zullen plaatsvinden in goed overleg tussen
Ierland en Nederland en dat vervolgens (conform het Reglement van
orde) de finale versie zal verschijnen.
De definitieve versies zullen zoals toegezegd de Kamer toegaan.
Externe Betrekkingen
Westelijke Balkan
De Raad kwam voor het eerst bijeen met de ministers van Buitenlandse
Zaken van de vijf landen van de Westelijke Balkan (Albanië,
Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië en Servië-Montenegro) in het
kader van het EU-Westelijke Balkan Forum. Dit Forum vloeit voort uit
de EU-Balkan Top van Thessaloniki in juni dit jaar, waarbij onder
andere werd afgesproken de politieke dialoog te intensiveren. In de
gezamenlijke verklaring wordt de balans opgemaakt van de vorderingen
in het Stabilisatie- en Associatieproces sinds juni, zoals de
publicatie door de Commissie van een haalbaarheidsstudie naar het
openen van onderhandelingen over een Stabilisatie-en
Associatie-overeenkomst (SAO) met Bosnië, het openstellen van het
twinnings-instrument voor de landen in de regio en de versterking van
de politieke en economische dialoog. Het toetredingsperspectief van
betrokken landen wordt in de verklaring bevestigd, maar tegelijkertijd
wordt hierin het belang onderstreept van voortgang met de
implementatie van hervormingen die nodig zijn voor verdere aansluiting
bij de EU, zoals herstructurering van het overheids- en justitieel
apparaat, aanpak van georganiseerde criminaliteit en corruptie,
regionale samenwerking en samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal
(ICTY). De Unie heeft toegezegd deze inspanningen te zullen blijven
ondersteunen.
Irak
De Raad stond kort stil bij de situatie in Irak. Hij veroordeelde de
aanhoudende terroristische aanslagen en sprak zijn solidariteit uit
met de landen waarvan onderdanen op gewelddadige wijze zijn omgebracht
in Irak. De situatie in Irak zal uitvoeriger aan de orde komen bij de
Europese Raad, waarbij naar verwachting vooral gesproken zal worden
over de overdracht van bevoegdheden aan de Irakese autoriteiten en de
veiligheidssituatie. Nederland zal het nieuwe tijdschema voor het
transitieproces verwelkomen, aangezien dit beoogt de politieke
wederopbouw in Irak een impuls te geven en de legitimiteit van de
"Iraqi Governing Council" te versterken. Hierbij dient wel de
specifieke rol van de Verenigde Naties gewaarborgd te zijn en
voorkomen te worden dat een te snelle overdracht van bevoegdheden
destabiliserende effecten oplevert.
Iran
De Raad verwelkomde de door de Board of Governors van het IAEA
aangenomen resolutie en de Iraanse toezeggingen inzake het nucleaire
programma van Iran. De Unie is bereid om de mogelijkheden voor verdere
samenwerking op politiek en economisch vlak met Iran nader te
onderzoeken, maar dit kan slechts bereikt worden op basis van een
toenemend vertrouwen van de internationale gemeenschap in het
vreedzame karakter van Iran's nucleaire programma en voortgang met
betrekking tot de andere zorgpunten (mensenrechten, strijd tegen
terrorisme en houding ten aanzien van het Midden-Oosten vredesproces).
De Raad verzocht Hoge Vertegenwoordiger (HV) Solana in dit licht begin
volgend jaar een bezoek te brengen aan Teheran. Ook Nederland
benadrukte het belang van voortgang op alle zorgpunten voor de verdere
ontwikkeling van de relatie van de Unie met Iran. Tevens verzocht
Nederland Solana om bij zijn voorziene bezoek aan Teheran de praktijk
van screening van kandidaat-parlementsleden door de zgn. Raad van
Hoeders aan de kaak te stellen. Tijdens de Europese Raad zal nader
gesproken worden over de situatie in Iran en de verdere ontwikkeling
van de relatie van de Unie met dit land.
MOVP
HV Solana toonde zich positief over de relatieve rust in het
Midden-Oosten, de presentatie van het zgn. Genève document en de
vooruitzichten op een mogelijk staakt-het-vuren, waaraan momenteel met
actieve Egyptische bemiddeling wordt gewerkt. Ook het Midden-Oosten
zal nader aan de orde komen tijdens de Europese Raad. Nederland zal
hierbij het Genève document verwelkomen, als een aanvulling op de
Roadmap en HV Solana aanmoedigen om met de beide initiatiefnemers -
Beilin en Rabbo - nader te bezien hoe dit document kan worden gebruikt
ter bevordering van het vredesproces en bij de implementatie van de
Roadmap.
EU-veiligheidsstrategie
De Raad besloot de concept EU-veiligheidsstrategie (zie bijlage) ter
aanvaarding door te geleiden naar de Europese Raad. Dit document noemt
als belangrijkste dreigingen terrorisme, proliferatie van
massavernietigingswapens, regionale conflicten, `state failure' en
georganiseerde criminaliteit. Strategische doelstellingen die hieruit
voortvloeien zijn het tegengaan van de specifieke dreigingen, het
werken aan veiligheid in de regio's die grenzen aan de Unie en het
leveren van een bijdrage aan een internationale orde, gebaseerd op
effectief multilateralisme. Hierbij dient de Unie het beschikbare
brede instrumentarium op actieve en coherente wijze in te zetten, in
nauwe samenwerking met overige spelers. Nederland hecht grote waarde
aan de gekozen brede, geïntegreerde benadering van het begrip
`veiligheid' in het document, waarbij naast militaire aspecten ook OS,
handel, milieu en de bevordering van goed bestuur, rechtsstaat en
democratie in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Naar
verwachting zal de Europese Raad deze strategie aanvaarden. Er bestaat
eveneens consensus binnen de Unie over de noodzaak om bij de nadere
uitwerking van dit document prioriteit te geven aan de ontwikkeling
van een strategie ten aanzien van de bredere Midden-Oosten regio,
vergroting van de effectiviteit van het multilateralisme (met een
centrale rol voor de VN), de strijd tegen terrorisme en de toekomstige
rol van de EU in Bosnië.
Massavernietigingswapens
De Raad nam kennis van de concept EU non-proliferatiestrategie, die is
opgesteld op basis van de tijdens de Europese Raad van Thessaloniki
aangenomen basisprincipes inzake non-proliferatie van
massavernietigingswapens. Deze strategie dient ook gezien te worden in
het kader van de beoogde uitwerking op deelgebieden van de
EU-veiligheidsstrategie. De strategie bevat een analyse van de
dreigingen die uitgaan van de proliferatie van
massavernietigingswapens en geeft richting aan de aanpak hiervan.
Nederland zal tijdens de Europese Raad instemmen met aanvaarding van
deze strategie. Belangrijke acties die voortvloeien uit de strategie
zijn de vergroting van het aantal partijen bij de non-proliferatie- en
ontwapeningsverdragen en de verbetering van de werking van deze
instrumenten, alsmede de introductie van een non-proliferatieclausule
in toekomstige EU-akkoorden met derde landen.
Nederland heeft tijdens de Raad speciale aandacht gevraagd voor de
voorziene opname van non-proliferatieclausules in akkoorden met derde
landen. Met deze clausule worden landen verplicht hun
verdragsverplichtingen na te komen en te streven naar ondertekening
van alle non-proliferatieverdragen en -instrumenten, alsook naar
versterking van exportcontroles. In het bijzonder is hierbij gewezen
op het belang van opname van een dergelijke clausule in het
ontwerp-Associatieverdrag met Syrië waarover momenteel wordt
onderhandeld.
Arabische wereld
De Raad nam kennis van de gedachten van HV Solana en de Commissie
omtrent de intensivering van de dialoog en samenwerking met de
Arabische wereld, naar aanleiding van een verzoek daartoe van de
Europese Raad van Thessaloniki in juni jl. Centraal hierbij staat een
meer gerichte aanpak van de ondersteuning van politieke, economische
en sociale hervormingen in de Arabische wereld. Daartoe dient het
bestaande EU-instrumentarium beter benut te worden en waar nodig
verder uitgebouwd te worden. Nederland heeft het belang van
intensivering van deze relatie steeds onderschreven, waarbij optimaal
gebruik moet worden gemaakt van reeds bestaande kaders als het
Barcelona-proces en akkoorden met betrokken landen. Naar verwachting
zal de Europese Raad HV Solana en de Commissie verzoeken onderhavige
gedachten verder uit te werken met het oog op concrete vervolgstappen
bij een volgende Europese Raad.
Georgië
De Raad onderstreepte zijn steun voor het interim-leiderschap in
Georgië en riep alle partijen op bij te dragen aan het handhaven van
de rust en aan de voorbereidingen van de nieuwe verkiezingen. De Unie
is bereid tot een significante bijdrage aan het voorbereidingsproces
voor de verkiezingen, alsook tot ondersteuning van dit land bij de
verdere transitieperiode. De EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de
Zuidelijke Kaukasus, de Fin Talvitie, zal in dit licht op korte
termijn een bezoek brengen aan Georgië. Nederland heeft het belang van
stabiliteit in Georgië, ook voor de omliggende regio, onderstreept en
onder andere gewezen op de mogelijkheden voor verdere ondersteuning
van dit land op basis van de huidige Partnerschaps- en
Samenwerkingsovereenkomst.
2. Ministeriele IGC-bijeenkomst en marge van de Raad Algemene Zaken en
Externe Betrekkingen
Op 8 december vond `s middags de laatste IGC-ministeriële plaats voor
de Europese Raad. Op de agenda stonden het Europees Veiligheids en
Defensie Beleid en de begroting.
Voor wat betreft het EVDB lagen nieuwe voorstellen op tafel van het
voorzitterschap voor de wederzijdse bijstandsclausule (art I- 40.7) en
de Gestructureerde Samenwerking (I-40.6 en III-213, alsmede een
protocol over gestructureerde samenwerking). Tijdens de discussie
bleek dat de voorstellen van het voorzitterschap, die gebaseerd zijn
op de uitkomsten van trilateraal overleg tussen Frankrijk, Duitsland
en het Verenigd Koninkrijk, op veel steun konden rekenen. Door de
neutrale landen (Zweden, Oostenrijk, Finland en Ierland) is een
voorstel gedaan om de bijstandsclausule in I-40.7 een minder
verplichtend karakter te geven. Voor die voorstellen bestond sympathie
bij veel lidstaten. Het voorzitterschap gaf aan in dit artikel een
passage op te zullen nemen waarin recht wordt gedaan aan de positie
van deze landen. Voorts werden veel pleidooien gehouden voor een
minimum aantal deelnemers aan een Gestructureerde Samenwerking (bijv.
eenderde van het aantal lidstaten).
Bij de begroting concentreerde de discussie zich op de vraag of het EP
het laatste woord dient te hebben voor de gehele jaarlijkse begroting
of dat sprake dient te zijn van een "tie-break" mechanisme voor het
geval geen overeenstemming bereikt wordt tussen Raad en Europees
Parlement. Verschillende landen (met name Frankrijk, Verenigd
Koninkrijk en Spanje) pleitten voor de invoering van een tie-break
mechanisme, zoals door de ECOFIN-ministers besproken tijdens hun
informele bijeenkomst in Stresa. De vertegenwoordigers van het EP
toonden zich felle tegenstanders van een "tie-break" mechanisme.
Minister Fischer drong er bij het voorzitterschap op aan om een
dialoog aan te gaan met het Europees Parlement teneinde een oplossing
te vinden. Er moet zijns inziens een mechanisme komen waarbij er een
"dwang tot compromis" wordt ingebouwd. Door de Nederlandse minister
van Buitenlandse Zaken is aangegeven dat een voorkeur bestaat voor een
"tie-break" mechanisme, maar dat Nederland tevens bereid is te kijken
naar oplossingen zoals geschetst door minister Fischer.
Ministerie van Buitenlandse Zaken