Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
BSG/03/94433
Onderwerp Datum
Toezeggingen eerste termijn 9 december 2003
begrotingsbehandeling
Tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting 2004 hebben de
staatssecretaris en ik ten aanzien van een aantal onderwerpen toegezegd u voor de tweede
termijn nader te informeren. Bij brief van 8 december bent u nader geïnformeerd over het
inkomensbeeld 2004. De overige toezeggingen komen hierna aan de orde.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
1. Ontwikkeling inkomensverschillen
In onderstaande tabel is de ontwikkeling in inkomensverschillen van 2003 naar 2004
weergegeven. In de tabel zijn de huishoudens in 2003 en 2004 ingedeeld in 10 gelijke
inkomensgroepen. Voor beide jaren is per groep weergegeven welk deel van het totale macro
huishoudensinkomen iedere groep ontvangt. Wanneer iedere groep 10% van het inkomen zou
ontvangen zijn er geen inkomensverschillen tussen de groepen.
In de tabel zijn uitsluitend de statische koopkrachtmutaties van 2004 ten opzichte van 2003
opgenomen (generiek+specifiek). In- en uitstroom evenals dynamische veranderingen door
bijvoorbeeld een groeiend aantal tweeverdieners of een toenemende werkloosheid zullen
mede het totale eindresultaat voor 2003 en 2004 bepalen. In de tabel is rekening gehouden
met de maatregelen zoals vermeld in de brief aan de Kamer van 8 december. Bijzondere
bijstand is niet in deze tabel verwerkt.
Uit de tabel blijkt dat de spreiding in koopkrachtmutaties zorgt voor een geringe herverdeling
van de hoogste vier 10% groepen naar de zes 10% groepen daaronder. Het eindresultaat is
een lichte nivellering.
Tabel 1 Inkomensverdeling 2003 en 2004
Aandeel in totale mutatie
inkomen
Inkomen* 2003 2004
1e (laagste) 4,33% 4,39% 0,06%
10%
2e 10% 5,26% 5,32% 0,06%
3e 10% 5,95% 6,00% 0,05%
4e 10% 6,78% 6,83% 0,05%
5e 10% 7,85% 7,89% 0,04%
6e 10% 9,03% 9,05% 0,03%
7e 10% 10,41% 10,40% -0,02%
8e 10% 12,16% 12,11% -0,05%
9e 10% 14,86% 14,77% -0,08%
10e (hoogste) 23,39% 23,25% -0,14%
10%
* Inkomen gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
Ook uit het generieke beeld blijkt een verkleining van de inkomensverschillen. In de
puntenwolken zoals opgenomen in de MEV 2004 van het CPB komt dit duidelijk naar voren.
De volgende factoren veroorzaken deze ontwikkeling:
- Verhoging van de heffingskortingen (nominale bedragen)
- Verlaging tarief eerste schijf, verhoging tarief 2e schijf
- Particuliere ziektekostenpremie is meer gestegen dan ZFW premie
---
2. Uniformering loonbegrippen
Als uitvloeisel van de doelstellingen van het kabinet inzake verlaging van de administratieve
lasten voor werkgevers en een efficiënter werkende overheid is de Walvis/SUB-operatie in
gang gezet.
De harmonisatie van de loonbegrippen krijgt zijn beslag in de wetsvoorstellen Walvis
(Kamerstukken II, 2002/03, 28 219) en Aansluitingswet Walvis (Kamerstukken II, 2002/03,
28 371). Beide wetsvoorstellen liggen thans ter behandeling in de Kamer. Bij tweede nota
van wijziging is voorgesteld het fiscale loonbegrip als uitgangspunt te nemen voor het
loonbegrip in de sociale verzekeringen (Kamerstukken II, 2002/03, 28 219, nr. 10 resp.
Kamerstukken II, 2002/03, 28 371, nr. 6).
Na aanvaarding van deze wetsvoorstellen zal sprake zijn van harmonisatie van
loonbegrippen; er resteert slechts een beperkt aantal uitzonderingen (te weten
loonbestanddelen uit vroegere dienstbetrekking, het eindheffingsloon, de aftrek van de WW-
premie, de aanspraak op ZFW en daarmee samenhangende bijdrage in de particuliere
ziektekostenverzekering). In de toelichting bij de nota van wijziging is gemotiveerd waarom
deze uitzonderingen noodzakelijk blijven.
Met betrekking tot de implementatie van het nieuwe loonbegrip verwijs ik naar het
eindrapport Samenwerking UWV-Belastingdienst en de brief die ik samen met de
Staatssecretaris van Financiën op 1 juli 2003 naar de Kamer heb gezonden (bij de Kamer
bekend onder nummer SZW 03-451). In het rapport hebben UWV en Belastingdienst
voorgesteld, gelet op de noodzaak van zorgvuldigheid in de implementatie, om de invoering
fasegewijs te doen plaatsvinden. Beoogd is om het geharmoniseerde premieloon op 1 januari
2005 in te voeren. Vanaf 1 januari 2006 zal het nieuwe loonbegrip gaan gelden voor de
uitkeringsvaststelling. In onze brief van 1 juli is aangegeven dat deze voorstellen door ons
worden onderschreven.
Inmiddels is voorzien in een wetgevingsoverleg over de wetsvoorstellen Walvis op 2
februari 2004. Zoals wij onlangs hebben aangegeven in de antwoorden op vragen over het
SUB-rapport is spoedige besluitvorming over de wetsvoorstellen gewenst ten einde voor het
bedrijfsleven tijdig de nodige duidelijkheid over het nieuwe loonbegrip te creëren
(Kamerstukken II 2003/04, 28 371, nr. 7, blz. 2).
Per 1 januari 2006 is voorzien in de overheveling van de heffing en inning van premies
werknemersverzekeringen van UWV naar de Belastingdienst. De wettelijke grondslag
daarvoor krijgt zijn beslag in de wetsvoorstellen Wet financiering sociale verzekeringen
(Wfsv) en Invoeringswet Wfsv. Op 14 november is de Ministerraad akkoord gegaan met deze
wetsvoorstellen. Inmiddels zijn deze wetsvoorstellen voor advies aan de Raad van State
voorgelegd. Met deze wetsvoorstellen wordt een verdergaande administratieve
lastenverlichting bereikt.
In de wetsvoorstellen Wfsv en Invoeringswet Wfsv wordt geregeld dat werkgevers via de
zogenaamde pana-aangifte (pana=premieafdracht op nominatieve aangifte) op basis van het
geüniformeerde loonbegrip gecombineerd aangifte doen voor de loonbelasting en de premies
volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. Tevens gaat de aangifte nog extra gegevens
bevatten ten behoeve van de uitkeringsvaststelling. De gegevens van de aangifte komen in de
polisadministratie van UWV. Op basis van deze gegevens kan UWV het dagloon berekenen
ten behoeve van de uitkeringsvaststelling. Dit wordt het systeem van de gesloten
---
bedrijfsvoering genoemd. Bij de invoering van de polisadministratie worden de jaren 2006
en 2007 als overgangsjaren beschouwd (zie ook het SUB-rapport van april 2003, bladzijde 5
Aanbevolen scenario; (bijlage bij brief SZW 03-451)). Het is de bedoeling dat de gesloten
bedrijfsvoering per 1 januari 2008 operationeel zal zijn.
---
3. Chronisch zieken en gehandicapten
In aanvulling op de brief van 8 december over het inkomensbeeld 2004, merken wij op dat de
geboden mogelijkheden in het kader van de bijzondere bijstand expliciet, conform uw wens,
onder de aandacht van de gemeenten zullen worden gebracht. Dat zal gebeuren door het
opnemen van deze mogelijkheden en hun bedoeling in de handreiking voor de benutting van
bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten die naar aanleiding van het
WWB-debat in de EK reeds in de maak is.
---
4. Amendement Bussemaker tussenschoolse opvang
Naar aanleiding van mijn verzoek aan Mw.Bussemaker (PvdA) om haar amendement, waarin
2 mln wordt vrijgemaakt voor financiering van opleidingen voor vrijwilligers tussen-
schoolse opvang, aan te passen, heb ik toegezegd uiteen te zetten dat de KOA-regeling
(kinderopvang Abw) ruimte biedt qua verplichtingen en uitgaven om daarop 1mln te
bezuinigen. Mevrouw Bussemaker stelde dat de doelgroep van de KOA wat haar betreft niet
de dupe mag worden.
1 mln minder voor de KOA betekent dat er vanuit deze regeling voor gemeenten 1 mln
minder beschikbaar is voor het inkopen van kinderopvangplaatsen. De doelgroep hoeft
daarvan niet de dupe te worden. Naast het budget voor de KOA is in 2004 circa 76 mln
beschikbaar voor de instandhouding van gemeentelijke subsidieplaatsen kinderopvang. Daar
maken voornamelijk door gemeenten aangegeven doelgroepen gebruik van. De middelen
worden verdeeld op basis van een eenjarige specifieke regeling. Zo kan in het overgangsjaar
naar de WBK de continuïteit van de gemeentelijke subsidieplaatsen gewaarborgd worden.
Ook hebben gemeenten de mogelijkheid om kinderopvang te verzorgen uit het werkdeel van
de Wet Werk en Bijstand. De korting van 1 mln op het KOA-budget om de financiering van
opleidingen in de tussenschoolse opvang mogelijk te maken, zal dus naar verwachting geen
nadelige gevolgen te hebben voor de doelgroep van de KOA.
---
5. ESF
Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Verburg (CDA) om een specifiek pardon, heb
ik aangegeven inzicht te zullen geven in die bezwaar- en beroepszaken tegen ESF-
beschikkingen van Arbeidsvoorziening waarin geen sprake is van onordelijke of afwezige
administratie en geen twijfel is over het gedrag van de instelling zelf. Ik gaf toen ook aan, er
rekening mee te houden dat dit weinig zaken zullen zijn.
Van de 410 bezwaar- en beroepsprocedures die per 31 januari 2003 liepen zijn er inmiddels
(per 31 oktober 2003) 142 geheel afgehandeld. In slechts 10 gevallen is de uitkomst gegrond.
In 29 gevallen was de uitkomst ongegrond en in 9 gevallen niet-ontvankelijk. In de overige
gevallen is de zaak door de aanvrager ingetrokken.
Het Agentschap heeft aangegeven dat indien een aanvrager van ESF-subsidie een ordentelijke
administratie heeft gevoerd en overigens aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan, het
Agentschap geen nihilbeschikkingen afgeeft. In deze dossiers is de ESF-subsidie uitbetaald.
Het Agentschap kent geen gevallen die aan de door mevrouw Verburg genoemde criteria
voldoen. Overigens betekent een ordentelijke administratie dat daarmee aan één van de
voorwaarden voor de einddeclaratie is voldaan. De einddeclaratie is dan nog niet Brussel-
proof. Zoals eerder aan de Kamer is gemeld, is Brussel-proof een noodzakelijke voorwaarde
om een declaratie bij de Europese Commissie te kunnen indienen.
In mijn brief van 30 oktober 2003 (26.642, nr.59) heb ik de Kamer gemeld dat het Agentschap
bij iedere gerechtelijke uitspraak kijkt in welke gevallen het mogelijk is om andere bezwaar-
en (hoger) beroepsprocedures met een vergelijkbare casus versneld af te wikkelen. Waar
deze mogelijkheid bestaat, neemt het Agentschap contact op met de aanvrager.
---
6. Gevolgen afbouw Spak/vlw voor de Wsw-wachtlijst
Hoewel het Wsw-macrobudget ongewijzigd blijft, betekent de geleidelijke afbouw van de
Spak/vlw voor werkgevers in de sw-sector een vermindering van de inkomsten per Wsw-
plaats. Voor de sw-sector is de inkomstenvermindering 41 miljoen in 2004 (oplopend tot
86 miljoen in 2007). In relatie tot het macrobudget (2,1 miljard euro) is deze
inkomstenvermindering beperkt (maximaal 3,8 procent in 2007).
Per saldo zien de gevolgen voor de inkomsten per Wsw-plaats er voor de werkgevers in de
sw-sector in 2004 als volgt uit:
Tabel 2: Beschikbare middelen Wsw per standaardeenheid ()
2003 2004
Beschikbaar Wsw-macrobudget 23.030,- 23.937,-
(centraal en decentraal, exclusief jaarlijkse loonbijstelling)
Jaarlijkse loonbijstelling 909,- nog niet
bekend
Compensatie Spak/vlw (door verlaging taakstelling) 208,- -
Totaal 24.147,- 23.937,-1
Inkomsten Spak/vlw 741,- 497,-
Netto beschikbaar voor de Wsw, per standaardeenheid 24.889,- 24.434,-1
1 exclusief loonbijstelling 2004
De inkomstenvermindering Spak/vlw heeft geen gevolgen voor de Wsw-wachtlijst, omdat
deze leidt tot lagere inkomsten per gerealiseerde Wsw-plaats, en niet tot een afname van het
aantal beschikbare plaatsen. Het aantal beschikbare plaatsen wordt bepaald door de
landelijke taakstelling, die in 2004 89.817 standaardeenheden bedraagt. De
inkomstenvermindering hoeft dus geen gevolgen te hebben voor de wachtlijsten. Overigens is
door een verhoogde instroom de wachtlijst in 2003 opgelopen tot circa 7.500.
In 2004 wordt de landelijke taakstelling weer teruggebracht tot het oorspronkelijke niveau
van 2002 (89.817). De lagere inkomsten per Wsw-plaats moeten vanaf 2004 door
efficiencyverhoging en gematigde CAO-afspraken door de sector zelf worden opgevangen.
De inkomstenvermindering Spak/vlw werd in 2003 naar aanleiding van het amendement
Bussemaker/Verburg (TK, vergaderjaar 2002-2003, 28 600 nr. 81) door een hogere
rijkssubsidie per standaardeenheid ( 208, zie tabel) gecompenseerd. De middelen daarvoor
werden gevonden door het aantal beschikbare plaatsen eenmalig neerwaarts bij te stellen met
775 standaardeenheden. In 2003 is aan de sw-sector aangegeven dat de compensatie in 2003
door verlaging van de taakstelling eenmalig zou zijn.
---
Om de gevolgen van de afbouw Spak/vlw niet uitsluitend met efficiencymaatregelen te
compenseren, zou de volgende aanpak overwogen kunnen worden:
1. De tijdelijke verlaging met 775 standaardeenheden wordt structureel. Dit levert een
compensatie op van 18 miljoen. Ondanks de in 2003 iets opgelopen wachtlijst is,
mede gelet op de onderrealisatie (1.200 plaatsen in 2003), een verlaging met 775
standaardeenheden acceptabel. Een verdergaande verlaging zou naar mijn mening wel
een negatief effect op de wachtlijsten kunnen opleveren.
2. Om onderrealisatie te beperken wordt de mogelijkheid van intercollegiale ruil
doorgetrokken tot 2007. In 2003 is naar aanleiding van de motie Bruls (TK,
vergaderjaar 2002-2003, 28 600 nr. 59) aan gemeenten/werkvoorzieningschappen
eenmalig de mogelijkheid geboden van intercollegiale ruil. Gemeenten waar sprake is
van onderrealisatie kunnen een deel van hun taakstelling overhevelen naar gemeenten
waar behoefte is aan extra taakstelling. Op dit moment is door gemeenten voor het jaar
2003 voor circa 250 plaatsen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van
intercollegiale ruil. Ik acht de mogelijkheid van intercollegiale ruil een effectief
middel om onderrealisatie zoveel mogelijk te voorkomen.
3. Het overige deel van inkomstenvermindering als gevolg van de afbouw Spak/vlw,
voor zover niet gecompenseerd door de verlaging van het aantal standaardeenheden,
kan door efficiencymaatregelen en gematigde CAO-afspraken opgevangen.
---