Brandveilige kerst en jaarwisseling in de horeca
Kerstmis, Oud & Nieuw en Carnaval. U bent waarschijnlijk al gestart
met de voorbereidingen voor deze feestelijke dagen. Versiering om uw
gebouw(en) weer gezellig en feestelijk aan te kleden voor deze drukke
periode hoort daar bij. Gebruik van brandgevaarlijke versiering of
aankleding eventueel in combinatie met een volle ruimte kan tot
catastrofes leiden.
Kerstversiering
1. Inleiding: Het kan en moet veilig
2. Grondslag: voorschriften afgeleid van de Bouwverordening
3. Uitwerking van de voorschriften: wat betekent dit voor u als
ondernemer?
Het kan en moet veilig: extra kerstversiering in uw bedrijf tijdens de
feestdagen
Versiering maakt feestelijk, maar het kan een extra risico inhouden
als u brandbare materialen gebruikt. Het spreekt vanzelf dat u als
ondernemer op de eerste plaats verantwoordelijk bent voor de
veiligheid van uw gasten. U moet dan ook de nodige maatregelen treffen
om die veiligheid te waarborgen. Om u daarbij te helpen vatten wij de
voornaamste voorschriften en maatregelen op dit gebied nog eens samen.
Het gaat om vluchtwegen, blusmiddelen, verlichting, open vuur,
versiering en het maximum aantal toe te laten personen.
Calamiteiten rondom de feestdagen zijn voor een bedrijf nooit uit te
sluiten. We noemen de kerstdagen en jaarwisseling als voorbeeld. Om de
veiligheid van uw gasten tijdens deze feestdagen zoveel mogelijk te
waarborgen moeten in uw pand een aantal brandpreventieve voorzieningen
aanwezig zijn. Denk aan voldoende vluchtwegen, goed begaanbare
nooduitgangen, noodverlichting en vluchtwegaanduiding. Deze hebben tot
doel, wanneer zich een calamiteit voordoet, de aanwezige personen snel
en kalm naar een veilige plaats te leiden. Als deze brandpreventieve
voorzieningen niet aanwezig zijn, niet goed functioneren, of als er
teveel mensen aanwezig zijn, kunnen de vluchtwegen en nooduitgangen de
mensenstroom niet aan.
Tijdig maatregelen nemen
Het is zaak dat u tijdig vóór alle komende feestdagen nog eens naar de
aanwezigheid en goede werking van de hierboven genoemde voorzieningen
kijkt. Ga na hoeveel personen u maximaal toe wil en mag laten. Zorg
dat ook uw personeel op de hoogte is van de bij uw bedrijf geldende
afspraken omtrent brandveiligheid. De belangrijkste voorschriften voor
versiering en het aantal personen staan in dit document voor u op een
rijtje en verwijzen naar de regelgeving waaruit ze afkomstig zijn.
Heeft u vraagtekens bij de door u gekozen wijze van versiering vraag
dan de brandweer om advies. Wacht hier echter niet mee tot het laatste
moment.
Niet alleen voor de kerst
Wij willen voor de duidelijk benadrukken dat onderstaande regels en
voorschriften altijd voor uw bedrijf van toepassing zijn. Dus niet
alleen bij feestelijke gelegenheden of alleen wanneer er in uw bedrijf
extra feestversiering wordt toegepast. Daarnaast gaat deze tekst niet
over alle aspecten van brandveiligheid, maar alleen over het toepassen
van versiering en het aantal toe te laten personen. Voor alle andere
aspecten van brandveiligheid (zoals bijvoorbeeld het aantal
brandblussers) verwijzen we u naar uw brandweer.
Grondslag (voorschriften afgeleid van Bouwverordening)
De hierna volgende voorschriften zijn afgeleid van de voorwaarden in
de Gemeentelijke Bouwverordening. Deze is vastgesteld door de
gemeenteraad van uw gemeente. De voorschriften vallen uiteen in 2
categorieën.
U kunt ook direct naar de uitwerking van de voorschriften: wat
betekent dit voor u als ondernemer?
1. Voorschriften rechtstreeks ontleend aan de bouwverordening (met
inbegrip van de bijlagen): U mag in beginsel niet van deze
voorschriften afwijken.
2. Voorschriften die niet rechtstreeks ontleend zijn aan de
bouwverordening: deze worden in het algemeen aan
gebruiksvergunningen voor publieksfuncties en horecafuncties
verbonden. In de hier volgende tekst zijn deze voorschriften in
een kader gezet.
Heeft u inderdaad een vergunning waarin deze voorschriften zijn
opgenomen, dan gelden ze onverkort.
Heeft u (nog) geen vergunning of zijn deze voorwaarden daarin
niet opgenomen, dan kunt u deze voorschriften zien als een uitwerking
van de voorschriften in bijlage 3 en 4 van de bouwverordening. Met
andere woorden: als u voldoet aan deze voorschriften, voldoet u zeker
aan de rechtstreekse voorschriften.
Er zijn wellicht ook andere manieren om een gelijkwaardig niveau van
veiligheid te bereiken. Maar als u ervoor kiest om van deze
voorwaarden af te wijken, ligt de bewijslast daarvoor bij uzelf. Treft
de gemeente een dergelijke situatie bij u aan en kunt u de
gelijkwaardigheid (nog) niet aantonen, dan zal de toezichthouder van u
verlangen dat u de situatie wijzigt totdat de gelijkwaardigheid is
aangetoond.
De brandweer zal de komende maanden (extra) controles uitvoeren om te
toetsen of u daadwerkelijk aan de voorschriften voldoet. Indien u
omtrent onderstaande tips nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met
de afdeling bouw & woningtoezicht van uw gemeente of de afdeling
preventie van de brandweer.
Vluchtwegen
Belangrijke brandveiligheidsvoorzieningen in een gebouw zijn de
(nood)uitgangen. Het is immers noodzakelijk dat iedereen het gebouw
bij een calamiteit snel en veilig kan verlaten. (Bijlage 4,
gemeentelijke bouwverordening):
1. De nooduitgangen dienen altijd over de gehele breedte vrij te
blijven van tafels stoelen of andere obstakels en voor direct
gebruik gereed te zijn. Dit geldt ook voor de buitenzijde van de
inrichting, zelfs op de openbare weg (b.v. geen fietsen voor de
uitgang of in de vluchtroute).
2. De nooduitgangen moeten altijd in de vluchtrichting draaien en
zijn voorzien van de vereiste panieksluitingen. De
nooduitgangdeuren mogen dus niet op slot zijn.
3. In gangen en trappenhuizen die leiden naar een nooduitgang mag u
geen losse goederen opslaan en geen horizontale of verticale
textiel als versiering gebruiken.
4. Indien de nooduitgang uitkomt op een binnenplaats of buitengang
moet vanaf die binnenplaats de openbare weg bereikbaar zijn. U
moet ervoor zorgen dat het publiek zich kan oriënteren en dat deze
buitenvluchtweg vrij van obstakels is.
5. Zijn de ingangen, doorgangen, uitgangen, gangpaden, trappen,
hellingbanen en vluchtroutes over de minimale vereiste breedte
vrij van obstakels? (Dit geldt voor de gehele route, dus tot aan
de openbare weg).
6. Gordijnen voor deuren dienen zodanig te zijn aangebracht, dat zij
met de deuren meedraaien en het openen van de deuren niet
verhinderen.
7. Elke ruimte welke voor meer dan 100 personen toegankelijk is,
dient tenminste 2 uitgangen te bezitten. De uitgangen moeten zover
mogelijk van elkaar gelegen zijn.
8. Met inachtneming van het gestelde in punt 7, dient voor ieder
aantal van 200 personen en resterend gedeelte van dit aantal
tenminste 1 uitgang aanwezig te zijn.
Blusmiddelen
(Bijlage 4, gemeentelijke bouwverordening):
1. De brandslanghaspels en draagbare blustoestellen dienen altijd
direct bereikbaar en voor direct gebruik gereed te staan.
2. De aanwezige brandblusmiddelen dienen 1 x per jaar op de goede
werking te worden gecontroleerd. Als bewijs hiervan dient een
keuringsbewijs aanwezig te zijn.
Nood- en transparantverlichting
Een duidelijke zichtbare en herkenbare vluchtroute is van levensbelang
voor de ontvluchting van een gebouw tijdens een calamiteit.
(bijlage 4, gemeentelijke bouwverordening):
1. Versieringen mogen nooit het zicht op de aanwezige nood- en
transparantverlichting belemmeren.
2. De versiering moet zodanig zijn aangebracht dat van de
noodverlichting de werking niet wordt belemmerd en de verlichting
niet vermindert (dus rondom noodverlichtingpunten voldoende ruimte
vrijhouden).
3. De transparantverlichting moet branden gedurende de tijd dat
publiek aanwezig is.
4. Als de netspanning geheel of gedeeltelijk wegvalt, moet de
noodverlichting binnen 15 seconden inschakelen en ten minste een
uur, op de vereiste sterkte, blijven functioneren.
Versiering
(bijlage 4, gemeentelijke bouwverordening)
1. Stoffering en versiering moeten minimaal 50 centimeter
vrijgehouden worden van spots en andere warm wordende apparatuur,
waarvan de oppervlaktetemperatuur meer dan 80 graden Celsius
bedraagt.
2. Vloer- en trapbedekkingen in vluchtwegen en in ruimten waarin meer
dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, moeten zodanig
zijn aangebracht dat zij niet kunnen verschuiven, omkrullen of
oprollen en mogen in geen enkel opzicht gevaar voor uitglijden,
struikelen of vallen kunnen veroorzaken.
3. Plafondversiering moet zó zijn aangebracht, dat zij buiten bereik
van het publiek hangt. Dit bereikt u door de versiering op
tenminste 2.50 m hoogte aan te brengen.
4. De toegepaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan:
A. NEN 1775, uitgave 1991, klasse T1, ten behoeve van vloeren en
trappen;
B. NEN 6065, uitgave 1991, klasse 2 ten aanzien van overige
stoffering en versiering;
C. NEN 6066, uitgave 1991, optische rookdichtheid
Uitwerking van deze voorschriften: wat betekent dit voor u?
De bovenstaande voorschriften hebben niet rechtstreeks betrekking op
de kerstversiering die u misschien op wilt hangen. Hieronder volgt
daarom een overzicht van wat u wel en niet kunt doen om in
overeenstemming met deze voorschriften uw gebouw veilig te versieren.
Open vuur
1. Het gebruik van open haarden is toegestaan, indien deze voldoen
aan de volgende voorwaarden: · de open haard moet zijn voorzien
van een voorziening welke waarborgt dat binneneen afstand van 60
cm van de vuurkorf zich geen personen kunnen bevinden of goederen
kunnen worden geplaatst; · de open haard moet zijn voorzien van
een doelmatig vonkenscherm.
2. Verplaatsbare kooktoestellen zoals b.v. gourmetstellen,
fonduestellen en steengrillen mogen niet worden verwarmd door
brandbare vloeistoffen zoals spiritus of brandbare gassen. Het
gebruik van alternatieve brandstoffen zoals b.v. pasta's of
gelachtige materialen is toegestaan.
3. Maak binnenshuis geen gebruik van "binnenvuurwerk", dus geen
spuiters, sterretjes en dergelijke.
4. Vermijd zoveel mogelijk het flamberen van gerechten. Indien u dit
toch doet zorg er dan voor dat er tenminste 2 meter afstand is
tussen de vlam en omringende brandbare materialen. Zorg er tevens
voor dat er een extra personeelslid in de directe nabijheid is met
een brandblusser.
5. Het gebruik van kaarsen is toegestaan indien wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
Zet de kaarsen in een stevige houder op een vlakke ondergrond.
De vorm van de houder moet zodanig zijn, dat de kans op omstoten of
omvallen tot het uiterst is beperkt.
Gebruik geen kaarsenhouders die zijn gemaakt van plastic of andere
gemakkelijk brandbare materialen.
Plaats kaarsen tenminste 50 cm uit de buurt van brandbare materialen
en zet kaarsen op plaatsen waar u ze altijd kunt zien.
Steek kaarsen in brandbare kerststukjes niet aan.
Zet kaarsen niet te dicht bij een warmtebron zoals de radiator van de
centrale verwarming of bijvoorbeeld in de vensterbank. Kaarsen kunnen
dan week worden en ombuigen.
Kerstbomen en kersttakken
1. Het is niet toegestaan om natuurlijke kersttakken te gebruiken als
versiering. Dit geldt zowel voor plafond- als voor wandversiering.
Gebruik in plaats hiervan imitatie-kersttakken die voldoen aan
"versiering algemeen", onder 4.
2. Een echte boom is erg brandbaar, zelfs impregneren helpt niet
afdoende. Wilt u het echt veilig doen, koop dan een kunststof
kerstboom gemaakt van een type kunststof welke niet makkelijk in
brand gaat. Kiest u voor een "echte" boom, kies dan voor een boom
met kluit en plaats deze in een stevige kuip. Houd de aarde waarin
de boom geplant is goed vochtig, zodat de boom minder snel
uitdroogt.
3. Plaats een kerstboom niet te dicht bij gordijnen of andere
makkelijk brandbare spullen.
4. Plaats een kerstboom zo dat hij de nooduitgang niet verspert, ook
niet als hij is omgevallen. De afstand tussen de boom en een
uitgang moet tenminste anderhalf keer de hoogte van de boom zijn.
Dus een boom van 2 meter plaatst u op tenminste 3 meter van een
uitgang. Staat een kleine boom op een tafeltje, dan telt de hoogte
van het tafeltje ook mee! Plaats de kerstboom ook niet voor
blusmiddelen zoals haspels, meterkasten, brandmeld- of andere
schakel- en bedieningspanelen.
5. Zorg ervoor dat u geen clusters van 2 of meer kerstbomen maakt.
Als afstand tussen de kerstbomen kunt u als veilige afstand de
hoogte van de boom x 1,5 hanteren. Dus wanneer de boom 2,5 meter
hoog is, moet u een afstand van 1,5 x 2,5 = 3,75 meter hanteren
voordat u weer een volgende boom plaatst.
6. Elke kerstboom dient te worden geïmpregneerd (zie voor
bijzonderheden onder het kopje "Impregneren"). Omdat impregneren
specialistisch werk is, zal de brandweer van u verlangen dat u
aantoont dat dit impregneren is gedaan door een erkend bedrijf met
een erkend product.
7. Zorg ervoor dat de boom goed stevig staat zodat deze niet
gemakkelijk om kan vallen. Wilt u het heel veilig doen, draai dan
een schroefoog in het plafond en maak de boom daaraan vast. Bind
daartoe een stuk staaldraad aan de stam op ongeveer een vierde van
de boomhoogte onder de top. Bevestig vervolgens het andere eind
aan het schroefoog. Omvallen is dan niet mogelijk.
8. Gebruik geen echte kaarsjes in de boom.
9. Controleer de bedrading van de elektrische kerstverlichting op
beschadigingen. Probeer de installatie eerst uit door de lampjes
voor het ophangen een half uur te laten branden. Gebruik lampjes
met een KEMA-keurmerk.
10. Gebruik een gaaf en goed passend verlengsnoer en leg deze zo neer
dat er niemand over kan struikelen. Rol kabelhaspels altijd
helemaal af.
11. Doe de verlichting na sluitingstijd altijd uit. Uitdoen is de
stekker uit het stopcontact halen en niet door een lampje los te
draaien.
Toepassing van hout, hardboard, triplex, multiplex, spaanplaat
1. Het materiaal moet ten minste 3,5 millimeter dik zijn.
2. Het materiaal moet ten aanzien van vlamuitbreiding kunnen worden
ingedeeld in klasse 2, als bedoeld in NEN 6065, uitgaven 1991, en
NEN 6065/C1, uitgave 1992.
Toepassing van textiel in verticale toepassing
1. U mag verticaal textiel nooit toepassen in gangen of
trappenhuizen, maar alleen in verblijfsruimtes.
2. Brandbaar textiel moet door impregneren moeilijk brandbaar zijn
gemaakt, of moeilijk brandbaar zijn geworden door het materiaal op
hout, hardboard, triplex, multiplex of spaanplaat te plakken.
3. De moeilijk brandbare hoedanigheid moet blijken uit een navlamduur
van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60
seconden, bepaald volgens NEN-ENISO 6940, uitgave 1995, en moet
vallen in de klasse "niet gemakkelijk ontvlambaar".
Toepassing van textiel in horizontale toepassing
1. U mag horizontaal textiel nooit toepassen in gangen of
trappenhuizen, maar alleen in verblijfsruimtes.
2. Versieringen in de vorm van vlaggen, parachutes en doeken e.d.
mogen niet horizontaal tegen het plafond worden aangebracht,
tenzij deze zijn onderspannen met metaaldraad op een onderlinge
afstand van ten hoogste 35 centimeter of zijn onderspannen met een
metaaldraad in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste
70 centimeter.
3. Brandbaar textiel moet tevens door impregneren moeilijk brandbaar
zijn gemaakt. (Zie hiervoor ook onder het kopje "Impregneren").
Toepassing van kunststoffen in dit geval foliemateriaal
1. Het materiaal moet op een ondergrond van onbrandbaar materiaal
zijn geplakt of op board, triplex, multiplex, spaanplaat of hout
in de hiervoor aangegeven hoedanigheid.
Toepassing van kunststoffen in dit geval plaatmateriaal
1. Deze stoffen en alle hiervoor genoemde stoffen en materialen
moeten voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/C1, uitgave
1992, klasse 2.
2. Deze stoffen en materialen mogen nadat zij in aanraking zijn
gekomen met vuur of nadat zij aan hoge temperaturen hebben
blootgestaan geen prikkelende of voor de gezondheid schadelijke
gassen of dampen ontwikkelen en mogen niet druipen.
Toepassing van papier zoals behangpapier, crêpepapier en fotopapier
1. Het papier moet zijn geplakt op een ondergrond van onbrandbaar
materiaal of op board, triplex, multiplex, spaanplaat, hout of
glas in de hiervoor omschreven hoedanigheid, dan wel het papier
moet door impregneren voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN
6065/C1, uitgave 1992, klasse 2.
Hoe herkent u brandveilige versiering?
Vooraf geïmpregneerde materialen, van oorsprong veilige materialen:
Certificaat van de leverancier
Veel leveranciers bieden brandveilige, brandvertragende of moeilijk
ontvlambare versieringsmaterialen aan. Deze bestaan soms uit
materialen die uit zichzelf al veilige eigenschappen hebben, maar het
komt ook voor dat de leverancier de materialen heeft geïmpregneerd.
In het verleden is gebleken dat het voor de consument niet eenvoudig
is om de brandveilige materialen te onderscheiden. U dient bij uw
leverancier nadrukkelijk te vragen naar de artikelen met een
brandvertragende kwaliteit. Daarbij moet u opletten of op de
verpakking is aangegeven dat het hier een brandvertragende kwaliteit
betreft. Het is verstandig om de verpakking te bewaren om aan te
kunnen tonen dat het materiaal een brandvertragende kwaliteit bezit.
Ook zijn soms certificaten in omloop, die namens de fabrikant aan de
afnemers worden uitgereikt. Als dat mogelijk is, vraag dan om een
certificaat van het product dat u koopt en bewaar het in uw bedrijf.
Een toezichthouder kan verlangen dat u een certificaat laat zien.
Als de materialen uit de verpakking zijn gehaald, is echter nauwelijks
meer te achterhalen aan welke eis het materiaal precies voldoet. Het
kan dus zijn dat een toezichthouder namens de gemeente uw versieringen
alsnog wil beproeven. Hij zal daarbij een vaste testmethode toepassen,
die hieronder is beschreven.
Na aankoop geïmpregneerde materialen: Impregneren, certificaat van
toepassing
Het impregneren van materialen is een specialistische bezigheid. U
moet dit dan ook laten verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf.
Indien u materialen laat impregneren dient u een schriftelijk bewijs
te vragen, waarmee door het bedrijf wordt aangetoond dat het materiaal
door de behandeling aan de gestelde eisen voldoet.
Let u er in ieder geval op dat het bedrijf dat de materialen
impregneert gecertificeerd is volgens een norm uit de ISO 9000-reeks,
die van toepassing is op de activiteiten waarvoor u opdracht heeft
gegeven. ·
Overgangsbepaling (optie)
Voor gemeenten die voor het eerst gespecialiseerde kerstcontroles
uitvoeren is het mogelijk om een overgangsbepaling op te nemen met
betrekking tot het impregneren door de eindgebruiker: voorbeeldtekst:
Alleen gedurende de kerstperiode van 2003 zal de gemeente toestaan dat
een ondernemer zijn eigen versieringsmaterialen en/of kerstbomen
impregneert. In dat geval moet de verpakking van het gebruikte middel
worden bewaard gedurende de hele tijd dat de versiering aanwezig is.
De toezichthouder kan verlangen dat een brandproef wordt gehouden.
Eenvoudige brandproef
Als u twijfelt of het materiaal brandvertragend is, kunt u dit met een
eenvoudige proef zelf testen. Daarbij gaat u als volgt te werk:
U neemt een monster (5 x 25 cm) van het materiaal
U gaat naar buiten en houdt een uiteinde van het monster gedurende
minimaal 5 seconden in een vlam zoals bijvoorbeeld van een aansteker
of lucifer;
Wanneer het proefstuk heeft vlam gevat of nadat 5 seconden zijn
verstreken neemt u de ontstekingsbron weg.
Het materiaal voldoet als aan alle van de volgende voorwaarden is
voldaan:
1. Tijdens de verhitting zijn geen druppels vrijgekomen (al of niet
brandend of druipend);
2. Tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen;
3. Het materiaal heeft geen vlam gevat of de vlammen zijn gedoofd
ONMIDDELLIJK nadat de aansteker of lucifer is weggenomen.
Interne organisatie
Onwetendheid is de grootste vijand tijdens een calamiteit in uw
bedrijf / instelling, dus laat u niet verrassen en bereidt u en uw
personeel voor op hoe te handelen tijdens een calamiteit.
Maak, indien bij uw bedrijf/ instelling aanwezig, gebruik van
het ontruimingsplan en zorg ervoor dat alle verantwoordelijken weten
hoe te handelen bij een calamiteit.
Als u niet over een ontruimingsplan of ontruimingsinstructie
beschikt kunt u daarvoor de tenminste de algemene
ontruimingsinstructie "Hoe te handelen bij brand" gebruiken. Deze is
bijgevoegd. Ook kunt u in overleg met de brandweer een ontruimingsplan
opstellen.
Zorg er voor dat uw personeel geïnstrueerd is hoe te handelen
bij brand of andere calamiteiten.
Zorg ervoor dat de veiligheidsinstructies op duidelijk
zichtbare plaatsen in uw bedrijf /instelling zijn opgehangen.
Zorg er voor dat uw personeel weet waar de brandblusmiddelen
zich bevinden en hoe deze te gebruiken.
Zorg ervoor dat uw personeel het ontruimingsplan/vluchtplan
kent en dat ermee geoefend is.
Gaat u versiering ophangen?
Plafondversiering kan bij een brand in sterke mate bijdragen
aan de uitbreiding van een brand. Daarom mag plafondversiering alleen
worden toegepast als deze onbrandbaar of niet door normale middelen
(gasbrander o.d.) is te onsteken, hiermee wordt bedoeld onbrandbare
slingers aluminium, onbrandbaar gemaakt papier e.d., ballonnen {gevuld
met lucht of helium}, houten versieringen met minimale maat van
onderdelen 4 * 4 cm, onbrandbare netten en onbrandbare doeken. Nb.
niet toegepast mogen b.v. droogbloemen, kunstplanten van brandbaar
materiaal {zijde, kunststof e.d.}, opgezette dieren, manden, doeken,
touwen, (kerst)takken e.d.
Overige versieringsmateriaal moet moeilijk brandbaar zijn
uitgevoerd. Dergelijk versieringsmateriaal is verkrijgbaar bij de
reguliere handel. Vraag hier dus expliciet om en bewaar de verpakking
van versieringsmaterialen om dit aan te kunnen tonen.
Versiering mag uitsluitend opgehangen worden met behulp van
ijzerdraad met een dikte van tenminste 0,5 mm.
Het versieringsmateriaal langs en aan de plafonds, dient met de
onderzijde op minimaal 2,5 meter boven de vloer te hangen.
Zorg ervoor dat versieringen niet in aanraking kunnen komen met
verlichting en andere warm wordende apparaten.
Als u de buitenzijde van uw gebouw met versiering wilt
verfraaien zijn bovenstaande tips ook van belang. Houdt rekening met
de ondergrond, brandbaarheid, wijze en hoogte van ophangen en
hoeveelheid versieringsmateriaal.
Plaats van extra voorraad
Zoek vooraf goede ruimten voor extra voorraden. Plaats niets in
gangen, looppaden, doorgangen, trappenhuizen of voor / achter
(nood)uitgangen.
Plaats voorraden niet voor blusmiddelen, meterkasten,
brandmeld- of andere schakel- en bedieningspanelen.
Waarheen met emballage, afval, e.d.
Bewaar emballage en afval zoveel mogelijk binnen het gebouw, in
daarvoor geschikte ruimten. Hiermee voorkomt u dat vandalen dit aan
kunnen steken.
Bewaar containers niet in vluchtroutes of voor /achter
(nood)uitgangen.
Moet emballage en afval toch buiten worden opgeslagen, stop het
dan in afsluitbare containers van onbrandbaar materiaal. Zet deze niet
op een brandkraan en niet bij een opening in de gevel.
Laat afval regelmatig afvoeren.
Zorg ervoor dat de ruimten waar emballage en afval wordt bewaard
zoveel mogelijk zijn opgeruimd.
Koninklijk Horeca Nederland