Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ...., nr
SV/F&W/2003/90418, houdende de vrijstelling van enige verplichtingen op
grond van de Werkloosheidswet (Regeling vrijstelling verplichtingen WW)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 24, zevende lid, en 26, derde lid, van de Werkloosheidswet;
BESLUIT:
Artikel 1. Vrijstelling van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 24 en 26 van de
Werkloosheidswet
1. Van de verplichting zich als werkzoekende te laten registreren bij de Centrale organisatie
werk en inkomen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel d, van de Werkloosheidswet, en
van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel
b, onder 1°, 2° en 4°, en artikel 26, eerste lid, onderdeel f en g, van de Werkloosheidswet, is
vrijgesteld
a. de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend een gevolg is van:
1°. vorst, sneeuwval, hoog water of daarmee gelijk te stellen buitengewone natuurlijke
omstandigheden;
2°. verkorting van de werktijd, waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het
Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend;
b. de werknemer die 64 jaar of ouder is op de eerste dag van werkloosheid;
c. de werknemer die vakantie geniet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de
Vakantieregeling WW.
2. De omschreven vrijstellingen gelden voor de werknemer, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, onder 2°, wiens werktijd tot nul is verkort, voor de duur van de eerste afgegeven
vergunning.
Artikel 2. Vrijstelling van verplichtingen als bedoeld in artikel 24 van de
Werkloosheidswet
1. Van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing, bedoeld in artikel 24, eerste lid,
onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, van de Werkloosheidswet is vrijgesteld de werknemer, die
---
een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijke
opleiding of scholing volgt.
2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling eindigt twee maanden voor het tijdstip waarop de
in het eerste lid bedoelde opleiding of scholing naar verwachting zal eindigen.
Artikel 3. Overgangsbepaling
1. Van de verplichtingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef, is tevens vrijgesteld de
werknemer:
a. die 57,5 jaar of ouder is op 1 mei 1999 en wiens eerste werkloosheidsdag gelegen is
voor 1 januari 2004;
b. die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003 en wiens eerste werkloosheidsdag
gelegen is op of voor 1 januari 2003;
c. voor wie op of na 1 januari 2004 recht op werkloosheidsuitkering ontstaat en die op
de datum van het ontstaan van dat recht op grond van onderdeel a of b vrijgesteld is van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef.
2. Artikel 2, tweede lid, is niet van toepassing op de werknemer wiens opleiding of scholing
als bedoeld in dat lid is aangevangen voor 1 januari 2004.
Artikel 4. Intrekking
Het Besluit vrijstelling verplichtingen WW wordt ingetrokken.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.
Artikel 6. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijstelling verplichtingen WW.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
---
Toelichting
Algemeen
In de artikelen 24 en 26 van de Werkloosheidswet (WW) wordt een aantal verplichtingen
genoemd waaraan de werknemer moet voldoen in het kader van de WW. Op grond van artikel
24, zevende lid, en artikel 26, derde lid, van de WW is de Minister bevoegd regels te stellen
waarbij bepaalde groepen werknemers worden vrijgesteld van een aantal van deze
verplichtingen. Met de onderhavige regeling wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
De met de onderhavige regeling ingetrokken ministeriële regeling betrof tot 31 december
1999 een besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Met de intrekking
van die regeling en het vaststellen van de onderhavige regeling is thans volledig duidelijk
zonder dat een aantal overgangsrechtelijke regelingen hoeven te worden geraadpleegd dat
er een ministeriële regeling is met betrekking tot de vrijstelling van verplichtingen in de WW
en wat die regeling inhoudt.
De Minister heeft de bevoegdheid vrijstelling te verlenen ten aanzien van de verplichtingen
bedoeld in:
artikel 24, eerste lid, onderdeel b,:
- onder 1°.: in voldoende mate trachten passende arbeid te verkrijgen
(sollicitatieverplichting);
- onder 2°.: aangeboden passende arbeid te aanvaarden of verkrijgen;
- onder 4°.: geen eisen stellen die het aanvaarden van passende arbeid belemmeren;
artikel 26, eerste lid,:
- onderdeel d.: zich als werkzoekende inschrijven bij de Centrale organisatie werk en
inkomen;
- onderdeel f.: meewerken aan een noodzakelijke scholing of opleiding;
- onderdeel g.: meewerken aan een gewenst onderzoek naar arbeidsgeschiktheid.
Vrijgesteld van deze verplichtingen zijn ten eerste de zogenoemde vorstwerklozen en
werknemers waarvoor een vergunning tot verkorting van de werktijd is verleend. Als er
sprake is van een vergunning waarmee de werktijd tot nul uren kan worden verkort (nul-
urenvergunning) geldt de vrijstelling alleen voor de duur van de eerst afgegeven vergunning.
Bij een volgende vergunning (een verlenging van de nul-uren-vergunning) zijn de
verplichtingen dus wel van toepassing.
Daarnaast is de werknemer gedurende de periode, waarover hij verklaart vakantie te
genieten, vrijgesteld van de genoemde verplichtingen. Deze verplichtingen golden voorheen
onverkort voor werknemers tijdens de vakantieperiode, maar voor een overtreding van een
van de verplichtingen kon geen maatregel worden opgelegd. Om uitvoeringstechnische re-
denen is daarom gekozen voor een vrijstelling van de verplichtingen voor deze werknemers.
Overigens is ook de werknemer in de situatie, waarin hij niet verklaart of zelfs ontkent
vakantie te genieten, maar hiervan gelet op de feitelijke omstandigheden kennelijk wel sprake
is, vrijgesteld van de genoemde verplichtingen.
Werknemers van 57,5 jaar en ouder waren lange tijd ook vrijgesteld van de genoemde
verplichtingen. De vrijstelling van de verplichtingen voor deze groep is ingevoerd in een tijd
---
dat oudere werklozen nauwelijks kansen hadden op de arbeidsmarkt. Daarnaast was in die
tijd sprake van een grote werkloosheid onder jongeren. Oudere werknemers verlieten massaal
de arbeidsmarkt om plaats te maken voor jongeren. Vasthouden aan die verplichtingen zou dat
proces, dat politiek wenselijk werd geacht, slechts hebben gefrustreerd. De vrijstelling van
de verplichtingen voor ouderen moet dan ook met name in de context van de situatie in de
jaren tachtig van de vorige eeuw worden gezien.
Verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen is nu echter in het licht van de toenemende
vergrijzing noodzakelijk voor de economische ontwikkeling en de handhaving van voldoende
draagvlak voor het sociale stelsel. Een van de maatregelen die hierbij een rol speelt is de
herinvoering van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing voor oudere werknemers. Een
eerste aanzet hiertoe is gegeven toen met ingang van 1 mei 1999 ten aanzien van werknemers
die vanaf die datum 57,5 jaar werden een aantal vrijstellingen kwam te vervallen. Zij werden
vanaf die datum verplicht tot inschrijving bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI),
tot aanvaarding van aangeboden passende arbeid en zij mochten niet langer eisen stellen die
het aanvaarden van passende arbeid konden belemmeren.
Naast de eerder genoemde verplichtingen gaat het bij de herinvoering van alle verplichtingen
gericht op arbeidsinpassing om de verplichting in voldoende mate te solliciteren, de
verplichting mee te werken aan een noodzakelijke scholing of opleiding en de verplichting
mee te werken aan een gewenst onderzoek naar zijn arbeidsgeschiktheid. De herinvoering van
deze verplichtingen geldt voor werknemers met recente werkervaring. Werknemers ouder dan
57,5 jaar die werkloos worden en instromen in de WW, zijn daarom niet langer vrijgesteld
van de verplichtingen. Zij hebben per definitie recente werkervaring en daardoor kansen op
de arbeidsmarkt. Daarbij is alleen een uitzondering gemaakt voor werknemers die op de dag
dat ze werkloos worden 64 jaar of ouder zijn. Voor deze werknemers is de periode tot de
pensioengerechtigde leeftijd zo kort dat het starten van reïntegratieactiviteiten, zowel voor de
werknemer als voor de uitvoering, niet meer voor de hand ligt.
Voor het zittende bestand is een overgangsmaatregel getroffen. Deze maatregel ziet op twee
groepen werknemers. Het betreft ten eerste de werknemers van 57,5 jaar of ouder die geen
inschrijf- en acceptatieplicht hadden. Ten tweede betreft het de werknemers waar de laatst-
genoemde verplichtingen wel op van toepassing waren maar die een eerste werkloosheidsdag
hebben die gelegen is op of voor 1 januari 2003. Als deze werknemers op grond van het
overgangsrecht vrijgesteld zijn van verplichtingen, blijven zij geheel vrijgesteld van deze
verplichtingen, ook als er een gedeeltelijk nieuw recht op werkloosheidsuitkering na 1 januari
2004 ontstaat. Voor dit laatste is gekozen omdat het uitvoeringstechnisch voor het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) lastig is de verplichtingen te
handhaven voor werknemers die onder het oude recht vrijgesteld zijn van deze verplichtingen
en onder het nieuwe recht deze verplichtingen wel hebben.
Uitgangspunt voor dit overgangsrecht is dat deze werknemers een zo grote afstand hebben tot
de arbeidsmarkt, dat het niet opportuun is om deze groepen alsnog te verplichten tot
solliciteren of andere reïntegratieactiviteiten. Op termijn zal de vrijstelling van verplichtingen
gericht op arbeidsinpassing voor oudere werknemers derhalve alleen nog van toepassing zijn
op werknemers die 64 jaar of ouder zijn op de dag dat ze werkloos worden.
Werknemers die een door het UWV noodzakelijk geachte scholing volgen zijn vrijgesteld van
een aantal verplichtingen. Ten opzichte van het Besluit vrijstelling verplichtingen WW (het
---
Besluit) is de huidige regeling in die zin anders dat deze vrijstelling eindigt twee maanden
voor de verwachte afronding van de scholing. Deze werknemers dienen derhalve twee
maanden voor afronding van de scholing te starten met solliciteren naar passende arbeid
omdat daarmee de kans groter wordt dat de werknemer direct na afronding van de scholing
het werk kan hervatten. Overigens geldt deze bepaling alleen voor werknemers die op of na 1
januari 2004 starten met een scholingstraject. Bij de controle op de nakoming van de
verplichtingen moet rekening gehouden worden met het feit dat de werknemer nog met een
scholing bezig is. Zo zal niet verlangd kunnen worden dat de werknemer de scholing niet
afrondt of afronding van de scholing in gevaar brengt.
Artikelsgewijs
Artikel 3
Ten aanzien van bepaalde oudere werknemers die op grond van artikel 1, onderdeel b, van
deze regeling niet vrijgesteld zijn van de in dat artikel bedoelde verplichtingen, maar die op
grond van het Besluit wel vrijgesteld waren van bepaalde verplichtingen, is bepaald dat zij
van de verplichtingen vrijgesteld blijven. Het betreft ten eerste de werknemer die 57,5 jaar of
ouder is op 1 mei 1999 en wiens eerste werkloosheidsdag gelegen is voor 1 januari 2004.
Deze werknemer was tot de inwerkingtreding van deze regeling op grond van artikel II van de
regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 januari 1999 (Stcrt
1999, 40) (een voormalig besluit van het Lisv) vrijgesteld van de verplichtingen bedoeld in
artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, en artikel 26, eerste lid, onderdeel d, f
en g. De overige werknemers van 57,5 jaar en ouder waren op grond van artikel 1, tweede
lid, van het Besluit slechts vrijgesteld van de verplichtingen bedoeld in artikel 24, eerste lid,
onderdeel b, onder 1°, en artikel 26, eerste lid, onderdeel f en g. Ten tweede betreft het de
werknemer die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003 en wiens eerste werkloosheidsdag
is gelegen voor 1 januari 2003. Ten derde gaat het om die personen voor wie op of na 1
januari 2004 een recht op werkloosheidsuitkering ontstaat en die op de datum van het ontstaan
van dat recht op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a of b, vrijgesteld zijn van
eerdergenoemde verplichtingen. Dit betreft ten eerste personen die op 1 januari 2004
werkloos zijn, na 1 januari 2004 hun werk (gedeeltelijk) hervatten en daarna toch weer
werkloos worden. Maar het betreft ook personen die slechts gedeeltelijk werkloos zijn op 1
januari 2004 en voor wie na 1 januari 2004 naast hun bestaande recht op WW een nieuw recht
ontstaat. Zolang deze werknemers op basis van het oude recht vrijgesteld zijn, blijft deze
vrijstelling van verplichtingen bestaan, ook als een gedeeltelijk nieuw recht ontstaat. Echter,
als een volledig nieuw recht is opgebouwd of het oude recht afloopt, is de werknemer niet
meer vrijgesteld.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid