Gerechtshof Amsterdam
Nieuwe uitspraken van de Belastingkamer van het Gerechtshof te
Amsterdam (week 49)
Bron: Gerechtshof Amsterdam
Datum actualiteit: 3-12-2003
1. Hof Amsterdam 7 november 2003, 03/01100, inzake de waarde van
verhuurde onroerende zaken in een nalatenschap voor het recht van
successie.
Omvang van een nalatenschap wordt mede bepaald door de waarde van
onroerende zaken, die ten tijde van het overlijden van erflater deels
bij een of meer van diens kinderen, deels bij derden krachtens huur in
gebruik zijn. Krachtens elk van die huurovereenkomsten ligt de
huurprijs onder het niveau van een marktconforme huur, zulks in
verband met de verplichting van de huurder om reparaties voor zijn
rekening te nemen die, zou zodanige afspraak niet bestaan, voor
rekening van de verhuurder kwamen. De panden dienen op basis van een
waarde die is ontleend aan een marktconforme huur in de nalatenschap
te worden betrokken, daar aannemelijk is dat de verhuurder het
verschil tussen marktconforme huur en betaalde huur heeft ontvangen in
de vorm van investeringen die de huurder in het pand heeft gedaan. Van
de waarde die aldus moet worden berekend, dient 60% te worden genomen
als waarde in de nalatenschap, gelet op de verhuurde staat. De
inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat percentage 70 moet
zijn, waartoe hij had aangevoerd dat de huurders die tevens erfgenaam
zijn door hun sterk verbeterde vermogenspositie spoedig naar andere
woningen zullen omzien. De erfgenamen hebben niet aannemelijk gemaakt
dat dat percentage 50 moet zijn, waartoe zij de slechte staat van
onderhoud van de panden hadden aangevoerd: die staat is reeds
verdisconteerd in de gehanteerde, aan de huurwaarden ontleende,
verkoopprijs in vrije staat.
Tekst uitspraak: 'AN9141'
2. Hof Amsterdam 14 november 2003, 01/03859, inzake de
objectafbakening bij een Centraal woonproject voor de Wet woz.
Centraal woonprojekt bestaat uit individueel gebruikte woonruimten en
gezamenlijk gebruikte woongroepskeukens en buitenruimten. Gemeente
waardeert als één woz-object het samenstel van een woonruimte, het
aandeel in een woongroepskeuken en het aandeel in de totale tuin.
T.a.v. woonruimte, woongroepskeuken en één tuingedeelte is een ander
beperkt rechthebbende (erfpachter) dan t.a.v. het andere tuingedeelte.
Die objectafbakening strijdt met art. 16 Wet WOZ, omdat t.a.v. van
ieder van de beide beperkt-genotsrechthebbenden, voor het gedeelte
waartoe zij gerechtigd is, een eigen waarde moet kunnen worden
vastgesteld. Dat alle delen van het samenstel bij één rechtspersoon in
eigendom zijn, doet daaraan niet af, evenmin als het feit dat alle
gebruiksruimten van het woonprojekt door één beheersvereniging (die
als huurder optreedt van de beide erfpachters) worden verhuurd aan de
individuele deelnemers aan dat projekt. Omdat de objectafbakening zich
in hoofdzaak richt op de individueel gebruikte woonruimte, het aandeel
in de woongroepskeuken en het aandeel in de tuin voor zover het
beperkte genotsrecht daarvan bij dezelfde erfpachter berust, stelt het
Hof de afbakening opnieuw vast door het aandeel in de tuin voor zover
het beperkte genotsrecht daarvan bij de andere erfpachter berust,
buiten beschouwing te laten.
Tekst uitspraak: 'AN9153'