LJN-nummer: AN9165 Zaaknr: 02/974 BESLU
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 5-02-2003
Datum publicatie: 1-12-2003
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig

RECHTBANK TE ROTTERDAM

Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

Uitspraak rechtbank Rotterdam in zaak BESLU 02/974 NAV

Uitspraak

in het geding tussen

(X), wonende te (Y), eiser,

en

Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid, verweerder, gemachtigde mr. H.D. van der Schaar, advocaat te Amsterdam.


1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 19 juni 2001 heeft eiser bij de Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid (hierna: de Stichting) een aanvraag voor certificering als arbeidsdeskundige ingediend.

Bij brief van 27 augustus 2001 heeft de Stichting medegedeeld dat eiser niet voor certificering als arbeidsdeskundige in aanmerking komt.

Tegen deze beslissing heeft eiser bij brief van 14 september 2001 bezwaar gemaakt. De gronden van het bezwaar zijn bij brief van 5 december 2001 aangevuld.

Bij de beslissing van 4 maart 2002 heeft de Stichting het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing (hierna: de bestreden beslissing) heeft eiser bij brief van 26 maart 2002 (ingekomen bij de rechtbank op 15 april 2002) beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn bij brief van 17 mei 2002 aangevuld.

De Stichting heeft bij brief van 9 juli 2002 een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft bij brief van 13 oktober 2002 gereageerd op het verweerschrift.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2003, alwaar de zaak gevoegd behandeld is met de zaak BESLU 02/975 NAV. Aanwezig waren eiser en mr. H. de Rooy, die eiser heeft bijgestaan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde mr. H.D. van der Schaar en de heren B. Friele en ir. C. van der Toorn.

Na de zitting heeft de rechtbank de behandeling van voornoemde zaken gesplitst.


2. Overwegingen

De rechtbank ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag of de Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid (hierna: Stichting) in dit geding als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient te worden aangemerkt.

De rechtbank overweegt als volgt.

In artikel 1:1, eerste lid, van de Awb is - voorzover thans van belang
- bepaald dat onder een bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling wordt verstaan. In artikel 8:1, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.

De Stichting is op 10 augustus 1998 door de Stichting Register Arbeidsdeskundige (hierna: SRA) en de Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen (hierna: NVvA) belast met het ontwikkelen en vervolgens operationaliseren van een certificatieschema ten aanzien van de persoonlijke vakbekwaamheid van arbeidsdeskundigen. De besturen van de SRA en de NVvA hebben zich op 18 mei 1999 in stuurgroepverband uitgesproken over de inhoudelijke eisen die aan de opleidingen tot arbeidsdeskundige gesteld worden. Zij hebben hierbij opgetreden als vertegenwoordigende lichamen van de beroepsgroep. Naar aanleiding van de adviezen van de door de betrokken partijen ingestelde Werkgroep Certificering Arbeidsdeskundigen is in overleg met de in de stuurgroep verenigde besturen van de SRA en NVvA het document "SKO-Regelingen Certificatiesysteem SAD" (hierna de Regelingen SAD) opgesteld, met als doel te voldoen aan de Europese norm EN 45013. De Regelingen SAD zijn per 22 februari 2001 in werkinggetreden.

De Stichting heeft blijkens haar statuten ten doel het onpartijdig vaststellen van de vakbekwaamheid van personen voor het kunnen uitvoeren van beroepen of nader omschreven taken conform daarvoor geldende (inter)nationaal vastgestelde criteria, of bij het ontbreken daarvan conform de door betrokken partijen aanvaarde criteria.

In het verweerschrift is door de gemachtigde van de Stichting gesteld dat de Stichting ten aanzien van haar taak betreffende de certificering van arbeidsdeskundigen niet kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid van de Awb. Immers, aldus de gemachtigde van de Stichting, de regelingen SAD betreffen geen door de minister of ander overheidsorgaan aangewezen certificeringssysteem. Ondanks dat eiser overeenkomstig de in de beslissing van de Stichting van 4 maart 2002 opgenomen beroepsclausule een beroepschrift heeft ingediend bij de bestuurssector van deze rechtbank, stelt verweerder dat ingevolge artikel 2.2.1. van het Reglement van Bezwaar en Beroep van de Stichting eiser via een privaatrechtelijke procedure de beslissing van 4 maart 2002 dient aan te vechten.

Ter terechtzitting is door beide partijen aangegeven, dat niet is gebleken van enige wettelijke regeling op basis waarvan de Stichting - van overheidswege - de bevoegdheid tot het certificeren van arbeidsdeskundigen heeft verkregen.

De rechtbank stelt vast dat enerzijds niet is gebleken dat de Stichting krachtens publiekrecht is ingesteld en er anderzijds geen algemeen verbindend voorschrift valt aan te wijzen waaraan de Stichting enig openbaar gezag kan ontlenen met betrekking tot haar taak de vakbekwaamheid van personen voor het uitoefenen van hun taak als arbeidsdeskundigen vast te stellen. Voorts is niet kunnen blijken dat de taakuitoefening van de Stichting met betrekking tot de certificering van arbeidsdeskundigen van dien aard is dat van het uitoefenen van een overheidstaak moet worden gesproken, zodat ook uit dien hoofde geen sprake is van het met openbaar gezag bekleed zijn.

De rechtbank overweegt daarbij dat de Stichting niet door de overheid, maar op initiatief van de beroepsgroep van arbeidsdeskundigen is belast met het ontwikkelen en vervolgens operationaliseren van een certificatieschema ten aanzien van de persoonlijke vakbekwaamheid van arbeidsdeskundigen. Uit de statuten blijkt voorts niet dat de overheid (directe) invloed heeft op de besluitvorming.

In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Stichting geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb is. De brief van 4 maart 2002 is dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, zodat ingevolge artikel 8:1 van de Awb geen beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld. De rechtbank verklaart zich derhalve onbevoegd om van het door eiser ingestelde beroep kennis te nemen.

Gelet op het gestelde in artikel 8:71 van de Awb merkt de rechtbank op dat eiser terzake van zijn bezwaren tegen de weigering van de Stichting hem als arbeidsdeskundige te certificeren uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan indienen.

Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.


3. Beslissing

De rechtbank,

recht doende:

verklaart zich onbevoegd.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Naves.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. D.H. Hamburger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2003.

De griffier: De rechter:

Afschrift verzonden op:

Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.