Ministerie van Financiën

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten Generaal

postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

20 november Fin-03-295 DGB 2003-05146 2003

Onderwerp

brief van de EVO te Zoetermeer d.d. 11 augustus 2003

Bij brief van 11 augustus 2003 heeft de EVO bij de vaste commissie voor Financiën zijn zorg uitgesproken over het functioneren van de Douane. De EVO geeft in zijn brief onder meer aan bang te zijn dat de serviceverlening van de Douane de komende periode nog verder zal afnemen door de sluiting van douanekantoren. Bij brief van 12 september 2003, kenmerk Fin-03-295, heeft de vaste commissie voor Financiën mij verzocht om een reactie. Naar aanleiding daarvan bericht ik u als volgt.

De eerste aanleiding voor de EVO om een brief te schrijven is gelegen in het feit dat de antiterrorisme maatregelen volgens de EVO tot een verhoging van de administratieve lastendruk leidt. Hoewel de EVO in zijn brief de antiterrorisme maatregelen vanwege het specifieke karakter verder buiten beschouwing laat, hecht ik eraan om daarover het volgende op te merken. De wereldwijde toegenomen aandacht voor de bestrijding van terrorisme in binnen- en buitenland heeft uiteraard ook gevolgen voor de Douane en daarmee ook voor het bedrijfsleven. De Douane vormt immers een schakel in de totale logistieke keten. Het veiligheidsbeleid is er echter op gericht om de aandacht voor veiligheid zodanig vorm te geven dat het bedrijfsleven daar zo min mogelijk hinder van ondervindt. De Douane heeft geconstateerd dat het bedrijfsleven zich ten volle zijn rol realiseert bij de uitvoering van het veiligheidsbeleid.

De tweede aanleiding voor de EVO om een brief te schrijven is gelegen in de omstandigheid dat volgens de EVO het serviceniveau van de Douane significant daalt als gevolg van sluiting van douanekantoren. De Douane streeft ernaar haar bedrijfsprocessen zo efficiënt mogelijk in te richten en daarom onderzoekt zij in alle regio's of en waar douanekantoren gevestigd moeten zijn. Hierbij beoordeelt de Douane of er een balans is tussen werkaanbod en inzet van beschikbare capaciteit. Een doelmatige en doeltreffende inzet van beschikbare mensen en middelen, maar ook een zo hoog mogelijk niveau van serviceverlening aan het bedrijfsleven worden in de afweging meegenomen. Binnen deze context is het beleid van de Douane erop gericht om in goed overleg, onder andere met bedrijfsleven vast te stellen waar, wanneer en op welke wijze de Douane aanwezig moet zijn. Zodra uit onderzoek van de Douane bijvoorbeeld blijkt dat een douanekantoor of aangiftepunt gesloten moet worden, wordt het bedrijfsleven daarvan op hoogte gesteld. (In verband met het vorenstaande wijs ik u op het antwoord van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2001 op de Kamervragen van de heer Stroeken, vindplaats: Kamervragen met antwoord 2000-2001, nr.189 Tweede Kamer.) Vervolgens wordt het bedrijfsleven in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, zowel collectief als individueel met betrekking tot specifieke situaties. Op basis van deze gesprekken beziet de Douane welke maatregelen genomen moeten worden om de nadelige effecten voor het bedrijfsleven tot een minimum te beperken. Indien nodig worden maatwerkafspraken met individuele bedrijven gemaakt. Het bedrijfsleven krijgt in ieder geval ruim de tijd om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie. Tussen het voornemen om een bepaalde locatie te sluiten en de daadwerkelijke sluiting ligt gemiddeld één tot anderhalf jaar. De stelling van de EVO dat het bedrijfsleven telkens weer wordt verrast door nieuwe sluitingsronden van douaneposten, kan ik dan ook niet onderschrijven. Het sluiten van douanekantoren betreft immers een continu proces waarbij telkens overleg met het bedrijfsleven plaatsvindt.

De meeste nadelige effecten van sluitingen van douanekantoren en aangiftepunten voor het bedrijfsleven kunnen worden opgevangen door gebruik te maken van elektronisch aangeven. Dit beleid is reeds enige jaren actueel. De Douane wil daarmee in de pas blijven lopen met IT-ontwikkelingen in de maatschappij en het bedrijfsleven. Volgens de EVO werkt het elektronisch aangeven niet altijd perfect, omdat voor bepaalde goederenstromen toch een papieren bijlage nodig is. Deze constatering is op zich juist, maar ook hier is het beleid van de Douane erop gericht om het bedrijfsleven zoveel mogelijk tegemoet te komen. De Douane biedt namelijk meer en meer de mogelijkheid om over te gaan op papierloos aangeven, waarbij de controle van de Douane zich steeds meer gaat richten op de bedrijfsadministratie en de daarin bewaarde gegevens en bescheiden. Dat betekent dat de Douane steeds meer (achteraf) bedrijven gaat bezoeken om de juistheid van de aangifte te toetsen mede aan de hand van de bedrijfsadministratie. De Douane gaat dus bij de bedrijven zelf op bezoek en niet andersom.

Volgens de EVO wordt het MKB kind van de rekening omdat investeringen die nodig zijn voor het elektronisch doen van aangifte veelal niet kunnen worden opgebracht. Bovendien is een verplichting om elektronisch aangifte te doen niet wettelijk voorgeschreven. Daarover merk ik op dat er op dit moment inderdaad nog geen wettelijke plicht is om elektronisch aangifte te doen. Dit laat gelet op de ontwikkelingen op dit gebied op Communautair niveau naar mijn mening echter niet lang meer op zich wachten. De Europese Commissie heeft in haar Mededeling COM (2003) 452 van 24 juli 2003 al aangekondigd dat elektronisch aangeven de regel gaat worden. Dat de mogelijkheden om schriftelijk aangifte te doen beperkter worden naar mate er meer elektronisch wordt aangeven, is naar mijn oordeel niet onredelijk te noemen. Immers zoals gezegd de Douane streeft ernaar haar bedrijfsprocessen zo efficiënt mogelijk in te richten.

In het kader van het stimuleren van het doen van elektronische aangifte, heeft de Douane in het verleden gratis software applicaties aan het bedrijfsleven verstrekt. De leiding van de Belastingdienst is daar in 1998 op teruggekomen omdat er op dat moment voldoende betrouwbare software op de markt beschikbaar was. Daarnaast leidde het gratis verstrekken van software tot oneerlijke concurrentie voor IT-bedrijven.

Met betrekking tot de vertegenwoordigingsrol van de douane-expediteur merk ik op dat de Douane deze rol nadrukkelijk heeft onderkend. Mede daarom zijn in de loop van dit jaar tal van vereenvoudigde procedures meer toegankelijk voor dergelijke bedrijven. Bij de Douane zijn geen klachten bekend over de informatievoorziening over douane-expediteurs aan het bedrijfsleven. Ook tijdens het periodiek overleg tussen de Douane en het bedrijfsleven (waar expediteurs zijn vertegenwoordigd) zijn daarover geen signalen binnengekomen. Indien er bij de EVO wel concrete klachten bekend zijn, verneem ik dat uiteraard graag.

Volgens de EVO vraagt de sluiting van douanekantoren van de Douane een andere manier van controleren. De Douane is zich daarvan bewust. De inrichting van douaneprocessen wordt gekenmerkt door het procesmatig werken met een heldere taakverdeling tussen de processen aangiftebehandeling en fysiek toezicht. De fysieke controles vinden steeds meer plaats op de bedrijvenlocaties, waarbij het streven is om zo min mogelijk inbreuk te maken op het logistieke proces. Dit heeft als voordeel dat de douanecontrole, uiteraard zo veel mogelijk, aansluit bij het "natuurlijke" moment van het laden en lossen van de goederen en er niet onnodig extra gelost hoeft te worden voor douanecontroles. Het is mij bekend dat er de laatste tijd bij fysieke controles enkele incidenten zijn geweest waarbij sprake was van een te lange wachttijd. Normaal gesproken dient een douanecontrole plaats te vinden binnen de redelijke termijn van 1 tot 1,5 uur. Naar aanleiding van deze incidenten vindt er overleg plaats tussen de vier douanekantoren om te kijken waar zaken verbeterd kunnen worden. Tot slot merk ik op dat bij het proces invoer op dit moment 3% van het totale volume voor fysieke controle wordt geselecteerd.

De EVO beklaagt zich verder over het feit dat de samenwerking binnen Europa maar uiterst beperkt gestalte krijgt. Het project Douane 2007 en het project RALFH dat daarvan een onderdeel is, lopen volgens de EVO al jaren, zijn kostenverslindend en leveren geen tastbare resultaten op. Ten eerste acht ik het van belang op te merken dat een project als Douane 2007, dat dit jaar is gestart, is goedgekeurd door het Europese Parlement en dat geldt ook voor het budget. Daarnaast acht ik het van belang erop te wijzen dat aan dergelijke projecten door verschillende lidstaten wordt deelgenomen en dat het tijd vergt om met de verschillende lidstaten op een lijn te komen. De opmerking van de EVO dat verzoeken van het bedrijfsleven om nadrukkelijk betrokken te worden bij het project tot dusverre op de lange baan zijn geschoven, bestrijd ik. In het kader van Douane 2007 worden regelmatig seminars georganiseerd met deelneming van het bedrijfsleven om probleemgebieden aan te wijzen en mogelijke oplossingen te bespreken. Daarnaast is tijdens het Overleg Douane Bedrijfsleven van 4 juni jongstleden het bedrijfsleven expliciet gevraagd suggesties te geven voor Douane 2007.

In de brief van de EVO wordt gesproken over het belonen van goed gedrag. Compliance bevorderen en goed gedrag belonen is daadwerkelijk de beleidsinzet van de Douane. Daarover wordt ook overleg gevoerd met het bedrijfsleven. Zo is binnen de Douane overleg gevoerd met het bedrijfsleven over actualisering van de klantbehandeling. Dit heeft geleid tot wijzigingen in het klantbehandelings-concept waaruit blijkt dat in de praktijk al sprake is van differentiatie in controleaandacht. Wat de EVO bedoelt met de opmerking dat de vrees bestaat dat de uitkomsten van het overleg door de recente snelheid van de ontwikkelingen worden ingehaald is mij niet duidelijk.

De EVO is van mening dat zowel communicatie over projecten en nieuwe wetgeving moeizaam verloopt alsook de communicatie met de douanekantoren via het Overleg Douane Bedrijfsleven (ODB). Na de laatste reorganisatie van de Belastingdienst is het ODB als een van de eerste externe overlegvormen aangepast aan de nieuwe situatie. Het Ministerie van Financiën, het Centrum voor Proces- en Productontwikkeling van de Belastingdienst (B/CPP) en de douanekantoren zijn hierin vertegenwoordigd en informeren op die manier het bedrijfsleven over automatiseringsprojecten, nieuwe regelgeving en beleid. Daarnaast wordt tijdens dat overleg de gelegenheid geboden om met elkaar te discussiëren. Verder voeren de verschillende Douanekantoren op regionaal niveau overleg met het bedrijfsleven. De klacht die de EVO heeft ten aanzien van de klantcoördinator wordt niet als zodanig herkend door de verschillende douanekantoren. Uit de Fiscale monitor 2002 blijkt namelijk dat tweederde van de douaneklanten goed tot zeer goed weten wie hun klantcoördinator is en dat geldt ook voor andere contactpersonen.

Gelet op het vorenstaande kan ik de conclusie van de EVO dat de serviceverlening van de Douane in de komende periode waarschijnlijk nog verder zal afnemen niet onderschrijven. Naar mijn oordeel is de serviceverlening van de Douane over het algemeen goed te noemen. De Douane probeert zoveel mogelijk maatwerk te leveren, maar dat is natuurlijk niet altijd mogelijk. In gebieden waar het werkaanbod voor de Douane zeer laag is, zal het niveau van service ten behoeve van efficiency iets minder zijn. Daarnaast staat de Douane altijd open voor suggesties van het bedrijfsleven indien serviceverlening verbetering vatbaar is. In dat kader wordt ook regelmatig overleg gevoerd met het bedrijfsleven. De stelling dat kostenbesparingen zonder nadenken worden afgewenteld op het bedrijfsleven is naar mijn oordeel onvoldoende concreet onderbouwd door de EVO en bovendien onjuist. De Douane ondersteunt waar mogelijk vereenvoudigingen door middel van vergunningafgifte, als dat binnen de kaders van de wet- en regelgeving mogelijk is. Deze vereenvoudigingen hebben in het verleden tot aanzienlijke kostenbesparingen voor het bedrijfsleven geleid.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

mr. drs. J.G. Wijn