Adviesaanvraag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidscriterium
1. Inleiding
In verband met het nieuw te ontwikkelen arbeidsongeschiktheidsstelsel is in het
najaarsakkoord van 14 oktober 2003 afgesproken dat uw Raad advies gevraagd zal worden
over het arbeidsongeschiktheidscriterium in dit nieuwe stelsel. Deze adviesaanvraag strekt
hiertoe.
Deze adviesaanvraag heeft betrekking op de inhoud van het criterium voor de volledig en
duurzaam arbeidsongeschikten en voor de gedeeltelijk arbeidsgeschikten als onderdeel van de
Hoofdlijnennotitie van 16 september jl. In verband met de voorgenomen
herbeoordelingsoperatie vanaf juli 2004 van de huidige WAO-ers verzoek ik u ook aan de
arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van deze groep aandacht te schenken.
Tevens verzoek ik u aan te geven hoe aannemelijk kan worden gemaakt dat met de
operationalisering van de in het SER-advies voorgestelde aanpak de instroom van volledig en
duurzaam arbeidsongeschikten beperkt kan blijven tot maximaal 25.000 per jaar.
2. Kabinetsvoorstel van het arbeidsongeschiktheidscriterium voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten
Het kabinet stelt voor alleen personen die in het geheel geen arbeidsmogelijkheden meer
hebben op te nemen in de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Hierbij is
gedacht aan het introduceren van een absolute ondergrens van de verdiencapaciteit. Dit houdt
in dat alleen personen die minder dan deze ondergrens van 25% minimumloon per week
kunnen verdienen, in aanmerking zouden kunnen komen voor de regeling voor volledig en
duurzaam arbeidsongeschikten. Het voordeel van deze benadering is dat hierdoor een gelijke
behandeling wordt gegarandeerd van alle werknemers ongeacht hun loonniveau en dat er
meer duidelijkheid in de samenleving door ontstaat.
In paragraaf 1 van de bijlage doe ik u toekomen de uitwerking van een dergelijke definitie van
volledig duurzame arbeidsongeschiktheid en een toelichting daarop. Ik verzoek u te reageren
op dit voorstel en deze uitwerking.
3. Kabinetsvoorstel met betrekking tot gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid in het nieuwe
stelsel en het arbeidsongeschiktheidscriterium in de WAO
In paragraaf 2 van de bijlage doe ik u toekomen de uitwerking in het nieuwe stelsel van de
definitie van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid waarvoor het kabinet opteert en een toelichting
daarop. Ik verzoek u te reageren op dit voorstel en deze uitwerking.
4. Uitwerking van het arbeidsongeschiktheidscriterium voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten volgens de SER
Ik zou graag van u vernemen of u voorstellen hebt voor concrete uitwerking van het
"arbeidsongeschiktheidscriterium van de SER" voor volledige en duurzame
arbeidsongeschiktheid zodat op basis daarvan wetteksten geformuleerd zouden kunnen
worden en een beeld kan ontstaan voor een adequaat claimbeoordelingsproces (zie ook
paragraaf 3 van de bijlage). Voorts zou ik graag vernemen hoe hiermee aannemelijk gemaakt
zou kunnen worden dat de instroom in de regeling voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten beperkt kan blijven tot 25.000 per jaar.
Tot slot zou ik graag van u vernemen wat uw advies betekent voor de voorgenomen
herbeoordelingen per juli 2004 en de daartoe voorgenomen aanpassingen van het
Schattingsbesluit. Voor deze aanpassingen verwijs ik naar paragraaf 4 van de bijlage.
---
Bijlage bij adviesaanvraag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidscriterium
1. Definitie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is de verzekerde die als rechtstreeks en objectief medisch
vast te stellen gevolg van ziekte duurzaam niet in staat is met arbeid inkomen te verwerven.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. duurzaam niet in staat zijn: wegens een medisch en arbeidskundig stabiele of verslechterende
situatie niet in staat zijn;
b. met arbeid inkomen te verwerven: met werkzaamheden, uitgezonderd werkzaamheden op grond
van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet sociale
werkvoorziening, tegen ten minste het minimumloon per uur, per kalenderweek ten minste 25% van
het minimumloon per week, te verdienen.
3. Bij het vaststellen van het al dan niet in staat zijn met arbeid inkomen te verdienen wordt buiten
beschouwing gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen.
4. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke ziekten in beginsel niet kunnen leiden tot volledig en
duurzame arbeidsongeschiktheid.
Toelichting
Duurzame arbeidsongeschiktheid
Er bestaat alleen recht op een uitkering op grond van volledig en duurzame
arbeidsongeschiktheid als de arbeidsongeschiktheid duurzaam is. Eerst wordt het begrip
duurzaam besproken, daarna het begip volledig.
Onder duurzame arbeidsongeschiktheid wordt verstaan dat er sprake is van een duurzaam
verlies van mogelijkheden tot functioneren. Hiertoe moet beoordeeld worden of er sprake is
van stabiliteit van de afwezigheid van deze mogelijkheden.
Het gaat om het volgende.
Bij de claimbeoordeling wordt iemand na twee jaar ziekte beoordeeld. In deze twee jaar moet
er op medisch gebied en qua reïntegratie al het mogelijke zijn geprobeerd. Voordat de
claimbeoordeling van start gaat, worden de reïntegratie-inspanningen getoetst. Als die
onvoldoende zijn, volgt een loonsanctie voor de werkgever en wordt de claimbeoordeling
uitgesteld tot na afloop van de sanctieperiode.
De verzekeringsarts spreekt zich bij de claimbeoordeling uit over de stabiliteit van de
onmogelijkheden tot functioneren als gevolg van ziekte. Dit is overigens iets anders dan een
uitspraak over de stabiliteit van het ziektebeeld of de aard en ernst van de ziekteverschijnselen
als zodanig. Het ziektebeeld kan nog fluctueren terwijl de mogelijkheden en beperkingen
ongeveer op hetzelfde niveau zullen blijven. Het kan echter ook zo zijn dat het ziektebeeld
weliswaar stabiel is, maar dat de mogelijkheden tot functioneren nog wel een substantiële
verandering of verbetering kunnen ondergaan. Dit hangt ondermeer samen met de
omstandigheid of er nog adequate behandelopties zijn, het vermogen van mensen met de
gevolgen van hun ziekte om te gaan en het vermogen om compensatiemogelijkheden te
ontwikkelen. Of iemand hiertoe daadwerkelijk in staat is, hangt van verschillende factoren af.
Het is van belang te onderkennen dat het oordeel van de verzekeringsarts kan verschillen van
dat van de cliënt. Iemand kan de eigen situatie als stabiel beoordelen, omdat hij zijn niveau
van functioneren heeft geaccepteerd en geen veranderingen meer verwacht, terwijl de arts van
mening is dat nog niet al het redelijke is gedaan om het herstel van de arbeidsgeschiktheid te
bevorderen.
Bij de claimbeoordeling kan ook blijken dat iemand weliswaar volledig arbeidsongeschikt is,
maar dat verbetering te verwachten of niet uit te sluiten is. Het moment van eventueel herstel
---
kan binnen een omschreven tijd verwacht worden, of onzeker zijn. Als voorbeeld kan worden
genoemd een ziekte met een wisselend verloop: sommige patiënten zullen herstellen, andere
niet. Het is tevoren dan niet te voorspellen of een individu in de ene of de andere groep valt,
en op welke termijn. Soms kan het moment van herstel wel vrij exact worden aangegeven,
bijvoorbeeld als iemand na twee jaar ziekte bijna hersteld is, maar dan door een andere ziekte
of een ongeluk getroffen wordt, waarbij normaliter herstel te verwachten is.
Bij de beoordeling of sprake is van een stabiele situatie van mogelijkheden tot functioneren,
zal de verzekeringsarts in beginsel een afweging maken van meerdere relevante factoren. Het
gaat dan primair om medische factoren maar daarnaast om persoonsgebonden factoren.
Medische factoren zijn zowel randvoorwaardelijk als kaderstellend. Randvoorwaardelijk in de
zin dat er een relatie moet zijn tussen de mogelijkheden tot functioneren en het aanwezig zijn
van ziekte. Kaderstellend in die zin dat de ziekte zelf in zekere zin een autonome factor is of
kan zijn en daarmee een factor is die niet te beïnvloeden is en als het ware losstaat van de
persoon van de individuele cliënt. Sommige ziektebeelden zijn erg bepalend voor de
mogelijkheden tot herstel van functioneren, andere laten meer ruimte.
Medische factoren worden bepaald door het ziektebeeld als zodanig (sommige ziektes zijn
wel, andere niet, of niet definitief, te genezen) en de behandelbaarheid en resterende
behandelmogelijkheden op het moment van de beoordeling. Soms kan de ziekte zelf niet
behandeld worden, maar kunnen de gevolgen van de ziekte wel goed worden bestreden. De
verzekeringsarts gaat na in hoeverre behandeling die van invloed kan zijn op het functioneren
nog mogelijk is op het moment van de beoordeling.
Ook persoonsgebonden factoren spelen een rol als de verzekeringsarts moet beoordelen in
hoeverre de cliënt in staat is om zijn mogelijkheden tot functioneren te vergroten binnen de
kaders van het ziekteproces.
Altijd zal de verzekeringsarts beoordelen of van de cliënt verdere inspanning tot verbetering
van zijn mogelijkheden mag worden geëist. Het gegeven dat ten tijde van de
claimbeoordeling er al geruime tijd sprake is van een gelijkblijvende toestand is niet
voldoende om te concluderen dat er sprake is van stabiele mogelijkheden tot functioneren.
Juist wanneer de invloed van omgevingsfactoren een belangrijke rol heeft gespeeld bij
uitblijven van verder herstel, moet worden beoordeeld of wel sprake is geweest van
voldoende herstelgedrag. De verzekeringsarts zal kritisch moeten onderzoeken of de cliënt
nog aangesproken kan worden op ander gedrag.
Als er sprake is van een stabiele situatie, betekent dit dus dat de kans dat iemand nog in
medisch opzicht zal herstellen en daardoor op een later moment tot arbeid in staat zal zijn, of
weliswaar niet zal herstellen, maar later tot arbeid in staat zal zijn, te verwaarlozen is.Van
stabiliteit kan pas worden gesproken wanneer alle in aanmerking komende reïntegratie-
mogelijkheden zijn benut. Onder een stabiele situatie wordt ook begrepen dat iemand nog zal
verslechteren (of zelfs zal komen te overlijden).
Volledige arbeidsongeschiktheid
In de WAO en de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten bepaalt het verschil tussen het
loon dat iemand verdiende en het loon dat hij gegeven zijn beperkingen door ziekte nog kan
verdienen de mate van arbeids(on)geschiktheid. Bij de WAO geldt dat iemand die minder dan
20% van zijn oude loon kan verdienen, als volledig arbeidsongeschikt wordt beschouwd.
Bij een uitkering voor volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid gaat het er om of iemand,
gegeven zijn beperkingen door ziekte, nog arbeid kan verrichten waarmee hij per uur het
---
minimumloon kan verdienen. Voor ieder individueel geval zal deze vraag beantwoord moeten
worden, waarbij in ieder geval altijd een medisch onderzoek, en in veel gevallen ook een
arbeidskundig onderzoek nodig is.
Met de uitwerking van het begrip volledige arbeidsongeschiktheid wordt zo nauw mogelijk
aangesloten bij het idee de arbeidsongeschiktheidsuitkering exclusief toe te kennen aan
diegenen die helemaal niet meer kunnen werken. In de adviezen werden begrippen gebruikt
als "duurzaam niet meer over enige arbeidscapaciteit beschikken", "duurzame en aanzienlijke
vermindering van mogelijkheden om maatschappelijk te functioneren", "duurzame medisch
objectiveerbare beperkingen die leiden tot een dermate ernstig disfunctioneren dat er sprake is
van duurzaam verlies van zelfredzaamheid".
Hier wordt onder volledig arbeidsongeschikt verstaan de situatie dat iemand geen
werkzaamheden kan verrichten tegen tenminste het minimumloon per uur, waarmee per week
tenminste 25% van het minimumloon per week kan worden verdiend.
De onderbouwing van deze definitie is als volgt.
Om te beginnen wordt aangesloten bij het wettelijk minimumloon, omdat dat het laagste loon
is dat op de arbeidsmarkt verdiend kan worden door een werknemer.
Vervolgens is gekeken naar de relatie tussen het aantal uur per dag of week dat iemand
medisch gezien kan werken en de vraag of er sprake is van arbeidscapaciteit. Het aantal uren
blijkt dan een relevante factor.
Immers, ook personen die door hun medische beperkingen niet volledig of niet in hun oude
urenomvang kunnen werken, maar in de uren dat ze wel kunnen werken een voldoende loon
(tenminste het minimumloon) kunnen verwerven, kunnen arbeidscapaciteit hebben. Zulke
personen zijn dan gedeeltelijk arbeidsgeschikt en hebben als zij aan alle voorwaarden
voldoen - recht op een uitkering op grond van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid.
Het is hierbij noodzakelijk een grens te stellen aan het minimum aantal uren dat relevant is.
Hierdoor wordt vermeden extreem gesteld - dat iemand die bijvoorbeeld twee keer per dag
een half uur kan werken en de rest van de dag nodig heeft om daarvan uit te rusten, als
arbeidsgeschikt wordt beoordeeld. Dit zou een niet-faire en niet-reële uitkomst van de
beoordeling zijn. Het stellen van een urengrens is altijd een arbitraire zaak. Voor de volledige
arbeidsongeschiktheid kan aangesloten worden bij het minimale aantal uren dat
verzekeringskundig gezien bepaald kan worden, namelijk twee uur per dag of tien uur per
week.
Dit betekent dat iemand die tenminste 25% minimumloon per week kan verdienen, niet
volledig arbeidsongeschikt is. Hij kan wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn. Hetzelfde geldt
voor iemand die feitelijk arbeid verricht ten tijde van de claimbeoordeling en meer verdient
dan 25% van het minimumloon: hij heeft arbeidscapaciteit en geen recht op een uitkering op
grond van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
Iemand die daarentegen niet het minimumloon per uur haalt tengevolge van zijn lage
productiviteit, is wel volledig arbeidsongeschikt.
Hoe zal nu bij de claimbeoordeling worden vastgesteld of iemand volledig arbeidsongeschikt
is, met andere woorden of hij niet tenminste 25% minimumloon kan verdienen? Dit kan
afhankelijk van de situatie op twee manieren gebeuren: alleen op medische gronden, en op
medische en arbeidskundige gronden.
Er is een groep personen waarvan op medische gronden gezegd kan worden dat hun toestand
zodanig is dat zij geen arbeidscapaciteit hebben. Het betreft dan personen die geen duurzaam
benutbare mogelijkheden hebben. Hieronder worden verstaan personen die zijn opgenomen in
een inrichting, personen die bedlegerig zijn, personen die lichamelijk niet zelfredzaam zijn
---
(dat wil zeggen dat zij de dagelijkse activiteiten gericht op persoonlijke verzorging
lichamelijk gezien niet kunnen verrichten) en personen die psychisch niet zelfredzaam zijn
(waarbij sprake is van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren). Van deze groep
personen is het op voorhand duidelijk dat zij dusdanige ernstige medische beperkingen
hebben dat zij niet kunnen werken; een arbeidskundig onderzoek is dan niet nodig. In het
verleden is deze bepaling veel te ruim uitgelegd. Daardoor zijn grote aantallen personen als
volledig arbeidsongeschikt toegelaten tot de WAO zonder dat aan de elementen van dit
zogenaamde gdbm-criterium werd voldaan. In het nieuwe stelsel moet dit tot iedere prijs
voorkomen worden, omdat hier een groep van zeer beperkte omvang is bedoeld. Graag
verneem ik van u voorstellen voor het zodanig formuleren van de bedoelde groep dat een te
ruime toepassing voorkomen wordt.
Daarnaast is er een groep personen waarbij weliswaar wordt vastgesteld dat zij ernstige
beperkingen tengevolge van ziekte hebben en ook in een stabiele situatie verkeren, maar die
nog wel mogelijkheden hebben. Door de arbeidskundige zal dan onderzocht worden of deze
mogelijkheden dusdanig zijn dat betrokkene er arbeid mee kan verrichten. De procedure van
dit onderzoek is dat de verzekeringsarts de mogelijkheden van betrokkene vastlegt (in het
kader van het huidige CBBS-systeem in de zogenaamde Functie Mogelijkheden Lijst) en dat
de arbeidsdeskundige daar banen bij zoekt. Anders dan in de huidige situatie wordt niet het
loon van een baan die betrokkene nog kan verrichten, vergeleken met het oude loon, maar is
het bepalen van het feit dat iemand in een bepaalde baan kan functioneren, voldoende. Er
wordt met andere woorden nog steeds bezien of iemand de capaciteit heeft om met arbeid
inkomen te verwerven, zij het dat het resultaat van deze arbeidscapaciteit (het mogelijke loon)
niet meer wordt vergeleken met het oude loon.
Bij het bepalen van de arbeidscapaciteit worden de mogelijkheden van iemand vergeleken
met reëel bestaande banen op de arbeidsmarkt waarmee tenminste het wettelijk minimumloon
verdiend kan worden. Het aansluiten bij feitelijk bestaande banen leidt tot een toetsbare
beoordeling, die zich in de praktijk heeft bewezen.
Het begrip arbeid en dus de bij de schatting gehanteerde banen kunnen ruimer uitgelegd
worden dan thans. Ook additionele arbeid kan bij de schatting betrokken worden. WSW-
arbeid wordt niet bij de schatting betrokken, omdat deze arbeid juist gecreëerd is voor mensen
met beperkingen.
2. Definitie gedeeltelijk arbeidsgeschikt
1. Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is de verzekerde die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen
gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van hetgeen gezonde
personen, met soortgelijke opleiding en ervaring in Nederland met arbeid gewoonlijk verdienen doch
die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
2. In het eerste lid wordt onder de eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid
waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
3. Bij de vaststelling van de mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid wordt buiten beschouwing
gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen.
Toelichting
Indien een werknemer na de ziekteperiode niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, is
hij wellicht gedeeltelijk arbeidsgeschikt. Het criterium om dit te beoordelen is of iemand ten
gevolge van zijn ziekte minder verdienen dan voor zijn ziekte. Hiertoe wordt het loon dat
iemand kan verdienen vergeleken met zijn oude loon, zodat de mate van loonverlies bepaald
kan worden. Bij de arbeidskundige schatting zal primair gezocht worden naar functies met het
hoogste loon, om zo tot een zo laag mogelijke arbeidsongeschiktheid te kunnen komen.
---
Indien uit de claimbeoordeling blijkt dat betrokkene minder dan 35% loonverlies heeft, is er
geen sprake van arbeidsongeschiktheid en blijft de verantwoordelijkheid liggen op het niveau
van de arbeidsorganisatie. Werkgever en werknemer dienen alles in het werk te stellen om de
werknemer te behouden voor het arbeidsproces, al dan niet bij de eigen werkgever.
Werknemers die ten minste 35% maar niet volledig én duurzaam arbeidsongeschikt zijn, zijn
gedeeltelijk arbeidsgeschikt.
3. Het claimbeoordelingsproces
Voor een goede toepassing van de definities van arbeidsongeschiktheid is uiteraard een
adequaat claimbeoordelingsproces een noodzakelijke voorwaarde. Ook voor dit onderdeel
vraag ik uw aandacht.
Er moet aan een aantal voorwaarden in het proces voldaan worden wil de doelstelling van het
nieuwe arbeidsongeschiktheidstelsel verwezenlijkt kunnen worden. De volgende elementen
kunnen genoemd worden:
· Poortwachtertoets: de claimbeoordeling start met een beoordeling van de reïntegratie-
activiteiten. Een aanvraag voor een uitkering moet vergezeld gaan van het
reïntegratieverslag waarin alle activiteiten rond herstel en reïntegratie in de
ziekteperiode beschreven staan. Hierin zit ook een medisch dossier van de bedrijfsarts,
met verslagen van de behandelingen van de curatieve sector en de prognose, en een
attest van de behandelende specialist. Met dit laatste kan de werknemer zijn claim
voor een uitkering onderbouwen. Al in deze fase van de claimbeoordeling wordt
gestreefd naar demedicalisering, door een plausibiliteitstoets gericht op het vóórkomen
van ziekte en op de vraag of er voldoende activiteiten gericht op medisch herstel zijn
geweest. Met name in gevallen dat ook sprake was van een arbeidsconflict is dit een
belangrijk onderdeel.
· De verzekeringsgeneeskundige beoordeling start met een beoordeling door de
verzekeringsarts. De beoordeling moet volgens objectieve verzekeringsgeneeskundige
maatstaven geschieden. De claimbeoordeling moet toetsbaar, reproduceerbaar en
consistent zijn. Het werken met schriftelijke stukken in aanvulling op het
spreekuurcontact zal geïntensiveerd moeten worden. Vaker zullen ook experts en
andere artsen geRaadpleegd moeten worden. Een hulpmiddel in deze fase kan een
negatieve lijst van ziektes zijn die in beginsel geen recht op uitkering kunnen geven
omdat zij binnen twee jaar genezen zouden moeten zijn of het werken niet in de weg
staan.
· De arbeidskundige claimbeoordeling moet ook zo efficiënt en strikt mogelijk
verlopen. Het CBBS is hierbij eventueel in een vereenvoudigde en meer
toegankelijke vorm- een hulpmiddel.
· De uiteindelijke beslissing kan alleen genomen worden op basis van een compleet
dossier. Dit bestaat uit het poortwachterdossier, het verslag van de verzekeringsarts
inclusief het attest van de behandelende specialist, het verslag van de
arbeidsdeskundige en een beoordeling van de juridische aspecten. Een onafhankelijke
medewerker of een beoordelingsteam met voldoende gezag om zo nodig collega's te
corrigeren of andere collega's in te schakelen, zal vervolgens de definitieve beslissing
nemen.
Indien bovengenoemde elementen onderdeel uitmaken van het claimbeoordelingsproces zal
de behoefte aan demedicalisering voldoende kans van slagen krijgen.
---
4. Aanpassingen in het arbeidskundig deel van het Schattingsbesluit
Uitgangspunt bij aanpassingen in het arbeidskundig deel van het Schattingsbesluit is dat de
mate van arbeidsongeschiktheid alléén mag afhangen van de mogelijkheden van iemand die
beperkingen ten gevolge van ziekte ondervindt, en niet van factoren die niets te maken hebben
met de gezondheidstoestand. Factoren als het aantal uren dat iemand voor zijn ziekte werkte,
het arbeidspatroon dat hij had of het gegeven dat hij een bepaalde bekwaamheid niet heeft
terwijl het ontbreken daarvan het normale functioneren op de arbeidsmarkt voor zijn ziekte
niet in de weg stond, mogen niet leiden tot (een hogere mate van) arbeidsongeschiktheid.
Om dit uitgangspunt te concretiseren worden de volgende aanpassingen voorgesteld in
bepalingen over het maatmanloon en de resterende verdiencapaciteit:
· Maximering van het maatmanloon op het maximumpremieloon (dit is het bedrag
waarover maximaal WAO-premie betaald hoeft te worden, en ook het bedrag waarop
het dagloon van de uitkering is gemaximeerd).
· Werknemers die voor hun ziekte in deeltijd werkten, ook schatten op theoretische
functies met een hogere urenomvang; vervolgens wordt door een normale
urenvergelijking het arbeidsongeschiktheidspercentage bepaald. De redenering hierbij
is dat deeltijders niet door medische oorzaken belemmerd worden in het werken in
banen met een hogere urenomvang.
· Ongeacht het arbeidspatroon dat de werknemer voor zijn ziekte had, hem schatten op
alle functies ongeacht het arbeidspatroon. De redenering is dat dit strookt met de
flexibiliteit die thans gangbaar is op de arbeidsmarkt en die van een ieder verwacht
mag worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor nachtarbeid: arbeid waarin
regelmatig tussen 00.00 uur en 6.00 uur gewerkt wordt, wordt alleen bij de schatting
gebruikt bij personen die voorheen regelmatig nachtwerk verrichtten.
· Bij de schatting wordt er van uit gegaan dat de werknemer bepaalde normaal te achten
of makkelijk te verwerven bekwaamheden bezit. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht
worden aan het mondeling beheersen van de Nederlandse taal en eenvoudig
computergebruik, omdat dit voorwaarden zijn voor deelnemen aan de arbeidsmarkt.
· Die eis die thans aan het aantal arbeidsplaatsen van de in het CBBS geduide functies
gesteld wordt, wordt verlaagd naar één per functie. De redenering hierbij is dat de
wijze waarop het CBBS thans gevuld is op zichzelf een garantie is dat geen unieke
"witte-raven-banen" geduid kunnen worden. In het CBBS zijn geen functies
opgenomen die een extreme loonwaarde kennen of alleen op één plaats in Nederland
voorkomen.
· Iemand op feitelijke arbeid is geschat, blijft deze schatting van kracht ook als
betrokkene deze arbeid niet meer verricht, bijvoorbeeld ten gevolge van ontslag. Dit is
uiteraard anders als betrokkene niet meer zou kunnen functioneren in deze arbeid
tengevolge van zijn medische situatie.
---