14-11-2003, NOS, Met het oog op morgen, Radio 1, 23.07 uur
MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE
MINISTERRAAD, OVER DE ROTTERDAMSE AANPAK VAN PROBLEMEN, OVER
DE NEDERLANDSE EUROCOMMISSARIS IN DE NIEUWE COMMISSIE OVER DE
SAMENWERKING TUSSEN FRANKRIJK EN DUITSLAND EN OVER DE
OPSTELLING VAN HET NEDERLANDS ELFTAL
VAN SLOOTEN:
U weet dat u vandaag ook namens de vice-premiers Zalm en De Graaf spreekt he? Dat is nu
van tevoren afgestemd?
BALKENENDE:
Dat is nou niet zo'n aardig begin.
VAN SLOOTEN:
Ik wil het even zeker weten zodat we geen gedoe krijgen na afloop.
BALKENENDE:
U doelt op het debat van deze week en alle commotie. Het is natuurlijk zo dat niet iedereen
over zaken hetzelfde hoeft te denken. Maar u hebt ook gemerkt dat beide bewindslieden niet
hebben gezegd dat ik niet had mogen zeggen wat ik heb gezegd.
VAN SLOOTEN:
We gaan die discussie niet over doen. Het was niet zo'n aardig begin. Ik geef u gelijk. Laten we
het hebben over de onderwerpen van deze week. Wat mij deze week opvalt is Rotterdam. Het
lijkt wel alsof ze in Rotterdam elke keer de noodklok luiden. Het ging deze week om
asielzoekers, waarvan Rotterdam zei: zouden we die niet beter over het land kunnen spreiden.
Valt u dat ook op?
BALKENENDE:
Het is waar dat Rotterdam altijd actief is in het bespreken van maatschappelijke onderwerpen,
problemen in de stad, moeilijkheden u noemt er een paar voorbeelden van maar dat is
natuurlijk niet iets nieuws, want ik herinner me nog goed eind jaren '80, begin jaren '90, dat
discussies over bijvoorbeeld sociale vernieuwing heel sterk opkwamen in Rotterdam.
VAN SLOOTEN:
Moet je zeggen: de problemen komen in Rotterdam het eerst aan de orde? Daar merken ze het
het eerst?
BALKENENDE:
Ik denk niet dat je kunt zeggen dat de problemen van Rotterdam specifiek alleen daar zijn. Ze
komen natuurlijk naar voren, maar steden als Utrecht en Amsterdam hebben ook hun
problemen. Het is alleen wel zo dat problemen scherp aan de orde worden gesteld. Dat hangt
natuurlijk ook een beetje samen, wellicht, met wat er de afgelopen tijd is gebeurd: een politieke
aardverschuiving bij de gemeenteraad. Dat maakt toch ook iets uit. Dat is een signaal geweest.:
de PvdA die veel verloor en Fortuyn met zijn groep die een enorme verkiezingswinst heeft
geboekt. Dat geeft een politieke kleur aan zoiets. Maar het is niet alleen een kwestie van
politieke verhoudingen. Het is ook hoe een stad omgaat met politieke vraagstukken.
VAN SLOOTEN:
Want alle partijen steunen het ook. De PvdA steunde deze week die noodkreet. Nu denk ik:
een noodkreet elke keer is misschien ook een beetje een kreet om hulp. Kan Den Haag, de
grote landelijke politiek, helpen?
BALKENENDE:
Je moet een beetje oppassen te snel te zeggen: dat zullen wij wel even doen. Dat is ook niet de
bedoeling. Steden als Rotterdam weten heel goed hoe ze vraagstukken moeten aanpakken. Dat
hebben ze ook in het verleden bewezen, maar soms loop je aan tegen moeilijke kwesties.
VAN SLOOTEN:
Ik hoorde fractievoorzitter Van Aartsen van de VVD van de week zeggen: misschien moeten
we ons beleid extra richten op de vier grote steden, want daar lopen de problemen over de
schoenen.
BALKENENDE:
Dit vraagstuk speelt ook bij de discussie over stedelijke vernieuwing, over grotestedenbeleid.
Wat is één van de klachten wel eens geweest van de grote steden? Dat de zaken erg waren
dichtgetimmerd, veel regels vanuit Den Haag. Eén van de noodkreten was de afgelopen tijd
vooral: geef ons meer ruimte, geef ons meer beslissingsbevoegdheid en daar zijn we ook mee
bezig.
VAN SLOOTEN:
Wat verder opvalt is dat al die problemen elke keer onder de noemer integratie samen te vatten
zijn. Of het nu gaat om asielzoekers die meer over het land moeten worden gespreid,
überhaupt spreiding, te veel Antilliaanse jongeren en de problemen daarmee ... allemaal
integratieproblemen.
BALKENENDE:
Wat ik het interessante vind aan Rotterdam is dat ze heel duidelijk zeggen wat problemen zijn,
maar soms zie je ook hele interessante oplossingsrichtingen. Ik had bijvoorbeeld een keer een
werkbezoek. Toen was het vraagstuk: hoe gaan autochtonen en allochtonen met elkaar om in
een wijk? Dan zie je dat er buurtbemiddelingsprojecten zijn waarin mensen van allochtone en
autochtone herkomst samenwerken om gezamenlijk te werken aan oplossingen. Wat je wel
altijd ziet bij Rotterdam is een praktische inslag. Het is niet alleen integratie. Een thema als
veiligheid speelt daar in grote mate. Ik heb een keer een mevrouw gesproken die enorm actief
was wat betreft het buurtwerk. Ze zegt: ik kan de straat niet meer op 's avonds en ik wil in de
straat waar ik leef om negen of tien uur 's avonds gewoon naar buiten kunnen. Zij is met
anderen gaan samenwerken, met de politie, met het buurtwerk. In die wijk zie je ook dat er
resultaten worden geboekt. En ook dat past een beetje bij de Rotterdamse aanpak. Het is dus
niet alleen integratie.
= EUROCOMMISSARIS =
VAN SLOOTEN:
Ik wil met u praten over het grote Europa, want vanavond spreekt u Berlusconi, de premier
van Italië, op dit moment voorzitter van de Europese Unie. Ten eerste: moet Nederland een
eigen eurocommissaris houden?
BALKENENDE:
We hebben gezegd: de lidstaten moeten een eigen commissaris hebben. Waarom? Omdat het
van belang is dat landen zich kunnen herkennen in het werk van de Europese Commissie.
VAN SLOOTEN:
Dat is binnen, een eigen commissaris. Wie moet het worden?
BALKENENDE:
U doelt natuurlijk op de discussie die op het ogenblik een beetje speelt rondom ...
VAN SLOOTEN:
Ik ben blij dat u mijn vragen meteen van een inkleuring voorziet.
BALKENENDE:
U doelt natuurlijk op de heer Bolkestein en de commotie die is ontstaan over of er wel of niet
deals zouden zijn gesloten. U heeft de heer Zalm gehoord. U heeft mij trouwens ook veel
eerder gehoord over dit onderwerp: er zijn geen afspraken gemaakt.
VAN SLOOTEN:
Dat betekent dat het een vrije kwestie is.
BALKENENDE:
Natuurlijk. Je gaat bepalen wie het moet worden. Alleen dat heeft Maxime Verhagen van de
CDA-fractie nog eens gezegd; dat vond ik een verstandige opmerking als je een commissaris
hebt die goed is, die zijn zaken goed kent, dan moet je ook goede argumenten hebben om
iemand anders te gaan nemen.
VAN SLOOTEN:
Bolkestein is een commissaris die goed is, zijn zaken goed kent?
BALKENENDE:
Ja. Er speelt nog iets anders. We krijgen volgend jaar een nieuwe commissie, met een hoop
nieuwe commissarissen. Wat dan van groot belang is, is dat er in zo'n commissie ook collectief
geheugen bestaat, dat er ervaren commissarissen zijn die belangrijke onderwerpen aan de orde
kunnen stellen. Dat zijn ook argumenten die je zult moeten wegen. Maar zoals gezegd: het is op
het ogenblik nog niet aan de orde. Wanneer het moment daar is zullen we daar uiteraard in het
kabinet over spreken en uiteraard met de Tweede Kamer.
= FRANS-DUITSE SAMENWERKING =
VAN SLOOTEN:
U spreekt eerst met Berlusconi. Dan gaat het natuurlijk om die toekomst van Europa. Nu
hebben Frankrijk en Duitsland vandaag weer een nieuw initiatief gelanceerd. De Fransen en
Duiters willen samenwerken. Ze hebben het over een Unie: als de rest van Europa achterblijft,
dan gaan wij met zijn tweeën gewoon verder. Is dat een bedreigende ontwikkeling?
BALKENENDE:
In Europa zul je met elkaar moeten samenwerken. Ik vind dat we ook wel een beetje lessen
moeten trekken uit de afgelopen maanden. Vorig jaar ging het over de uitbreiding van Europa.
Toen was het gevoel: nu de ijzeren muur weg is, nu er nieuwe lidstaten bij gaan komen,
ontstaat er een nieuwe perspectief voor Europa. Daarna kreeg je de moeilijke discussie over
Irak. Dat heeft Europa gespleten en iedereen had het gevoel: wanneer Europa op die manier
bezig is, wanneer Europa verdeeld is, is dat niet goed.
VAN SLOOTEN:
Dus eigenlijk is het niet goed? Je zou meer samen moeten optreden?
BALKENENDE:
Ik denk dat bilaterale samenwerking tussen Duitsland en Frankrijk helemaal niet slecht is. Maar
wanneer we nu praten over het Europa van morgen, het Europa van de 21e eeuw, dan is het
zaak dat we niet alleen maar letten op de exclusieve band tussen twee landen.
= OPSTELLING NEDERLANDS ELFTAL =
VAN SLOOTEN:
Morgen! Wie staat er in de spits?
BALKENENDE:
Ik ga niet over de opstelling. Ik hoop wel op een goed resultaat.
VAN SLOOTEN:
Kom, kom, Kluivert of Van Nistelrooij?
BALKENENDE:
We kennen in dit land allemaal afzonderlijke verantwoordelijkheden. Ik vind dat ik me als
minister-president even buiten de opstelling van ons team moet houden. Ik hoop wel op een
groot oranjegevoel morgen en ik hoop op een prachtige uitslag.
(Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, LV)
Ministerie van Algemene Zaken