Ministerie van Justitie
http://www.justitie.nl
Speech Minister van Justitie, ter gelegenheid van Symposium
50-jarig jubileum ANWB Verkeersrecht d.d. 31 oktober 2003
Meneer de voorzitter, geachte toehoorders,
Allereerst mijn hartelijke gelukwensen aan de ANWB en de redactie van
Ver-keersrecht met het 50-jarige bestaan van Verkeersrecht. Het doet
mij genoe-gen dat ik hier aanwezig mag zijn op het verjaarspartijtje:
dit symposium. Tegelijk kan ik mijzelf feliciteren met het feit dat u
op dit symposium het wetsvoorstel vergoeding affectieschade centraal
heeft gesteld. Daarbij stel ik met genoegen vast dat dit wetsvoorstel
voor een tweede keer wordt onder-worpen aan een stemming. De eerste
keer was in de jaarvergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging.
Uiteraard was dat niet een electronische, maar een handmatige
stemming, zoals het de Nederlandse Juristen-Vereniging betaamt. Als
het goed is volgen er na de stemming van vandaag nog twee stemmingen,
waarna het wetsontwerp in werking kan treden. Ik ben de organisatie
dankbaar dat men niet zowel voor als na mijn bijdrage heeft laten
stemmen zodat in ieder geval niet duidelijk wordt hoe velen ik
afschrik.
U heeft al de hele dag gesproken over affectieschade. Ik wil proberen
het wetsvoorstel in een bredere context plaatsen en ingaan op de
achtergrond en de analyse waar het op berust. Het voorstel staat
immers niet op zichzelf. Het vormt onderdeel van breder beleid met
betrekking tot de wijze waarop we met schade en de afwikkeling daarvan
in de samenleving omgaan. Hoe kan dat in de toekomst minder duur,
minder conflictueus en minder belastend zijn dan thans? Dit thema
staat al enige tijd hoog op de agenda, en zal dat wat mij betreft in
de toekomst ook blijven.
Dames en heren,
Ieder draagt zijn eigen schade. Het recht is in niet geringe mate
ontwikkeld onder invloed van de maatschappelijke behoefte om de
consequenties en risico's van dat feitelijk gegeven waar mogelijk te
beperken. Ook in de primi-tiefste samenleving vindt men mogelijkheden
om de schade te verhalen op degene die deze heeft veroorzaakt. In de
eerste plaats het strafrecht, dat ont-staan is uit de behoefte om het
geweld waarmee in een ongeregelde wereld het verhaalsrecht van de
schade op de daders doorgaans gepaard gaat, te be-heersen. Het
burgerlijk recht heeft zich daarnaast ontwikkeld om een vreed-zame
afwikkeling van het verhaal mogelijk te maken en een verfijning van
aansprakelijkheden en vergoeding van schade te bieden. In de moderne
sa-menleving biedt tenslotte het stelsel van sociale zekerheid
bescherming in geval van inkomensschaden die de bestaanszekerheid
raken, door de lasten van eventuele schaden in de samenleving te
spreiden.
Het recht is voortdurend in ontwikkeling. Enerzijds zien we dat het
strafrecht thans meer een rol gaat spelen in de afwikkeling van
civiele schade van een misdrijf, nadat het zich in de loop van de
eeuwen steeds meer was gaan richten op bescherming van de openbare
orde en de afweer van inbreuken op de burgervrede. De afwikkeling van
schade was meer een zaak van het burgerlijk recht geworden. Anderzijds
zien we dat het sociale zekerheidsrecht, nadat het een aantal decennia
lang de betekenis van civiele schadevergoe-ding in de schaduw heeft
gesteld, thans weer terugtreedt en ten dele het veld ruimt voor de
schadevergoeding. In een hoog ontwikkelde samenleving kan dat ook niet
anders. De risico's waarmee burgers worden geconfronteerd zijn talrijk
-denk slechts aan de ontwikkeling van het moderne verkeer -en door de
groei van de welvaart is de potentiële schade in ieder individueel
geval groter. Tegelijk zijn onze inzichten in oorzakelijke verbanden
verdiept en de opvattingen over aansprakelijkheden verruimd. Het
gevolg is een be-langrijke verschuiving van de dekking van schade uit
de publieke sfeer terug naar de particuliere sfeer en het
aansprakelijkheidsrecht. Tegelijk worden de risico's van het moderne
maatschappelijke verkeer beperkt door een steeds gedetailleerder
stelsel van publiekrechtelijke regels en toezicht, in het belang van
de veiligheid, de volksgezondheid, de eerlijkheid in de handel, enz.
Die publiekrechtelijke ordening is in de huidige tijd vervolgens weer
aanleiding voor een verschuiving van aansprakelijkheden naar de
overheid. Waar de regels of het toezicht tekortschieten, tracht men de
overheid aansprakelijk te stellen voor de gevolgen.
Het betreft bewegingen in het recht die de maatschappelijke
ontwikkeling op bepalende wijze beïnvloeden en die mitsdien de volle
aandacht van de wet-gever rechtvaardigen. De directe of indirecte
aansprakelijkheid van de staat is daarbij in wezen de minste factor.
Beziet men de samenleving als geheel, dan vormt de totale schade een
gegeven economische last. Zij zal gedekt worden door de gelaedeerde,
de laedens of het collectief. Wel is aannemelijk dat de
transactiekosten beperkter zullen zijn naarmate iedereen meer de eigen
schade draagt en die niet kan verhalen op anderen of op de
gemeenschap. In die zin is de verdeling van verantwoordelijkheid van
invloed op de transactie-kosten, maar per saldo zullen de opbrengsten
daarvan beperkt zijn.
Daarnaast is aannemelijk dat in de moderne samenleving de potentiële
kos-ten van schade in vergaande mate door verzekeringen gedekt zijn,
tenzij ze gedekt worden uit een collectief omslag systeem.
Die elementen bepalen de betrokkenheid van het algemeen belang bij de
verdeling van risico en aansprakelijkheid, en de mechanismen waarmee
die binnen de samenleving worden verdeeld. Bij een gegeven omvang van
de schade die vergoed moet worden, heeft de samenleving er belang bij
dat de hoogte van de schadevergoeding, de transactiekosten bij verhaal
en de lasten van verzekering zo beperkt mogelijk zijn. (Dat laatste
komt er op neer dat u zich niet nodeloos verzekert in die gevallen
waarin andermans verzekering dat al dekt.)
Als de hoogte van de vergoeding en de beperking van de
transactiekosten de enige factoren waren, zou collectieve verzekering
het meest voor de hand liggen. Maar de verdeling van aansprakelijkheid
heeft ook effect op de zorg-vuldigheid in het maatschappelijk verkeer.
Aangenomen mag worden dat wie de schade draagt, het meeste aandacht
zal hebben om die schade te voorko-men. Maar omgekeerd geldt ook dat
onzekerheid omtrent potentiële schaden en de omvang waarin men
aangesproken kan worden voor handelen, ver-lammend werken op het
onderling maatschappelijk verkeer en extra lasten scheppen door
dubbele verzekering. Daarnaast vormen de transactiekosten weer een
drempel voor de mate waarin mensen elkaar over en weer aanspra-kelijk
stellen. Die aspecten pleiten nu juist weer tegen collectieve
verzekering omdat de remmende werking van ieder daarvan alsdan gering
zal zijn. Ten-slotte heeft de samenleving als geheel belang bij het
voorkomen en beheer-sen van conflicten. Niet alleen vanwege de
publieke en private kosten van het beslechten van geschillen. Is het
gezegde niet: 'Ik ben maar tweemaal geruï-neerd: eenmaal toen ik een
proces had verloren, en eenmaal toen ik het had gewonnen'. Maar
conflicten remmen ook de maatschappelijke ontwikkeling in zoverre zij
tijdelijk of duurzaam de samenwerking tussen betrokkenen be-lemmeren.
Vandaar dat we als samenleving belang hebben bij het voorko-men,
beperken en snel afhandelen van geschillen.
Deze aspecten en overwegingen vormen de achtergrond voor het proces
van wettelijke regeling. Het recht schept immers het instrumentarium
dat de bur-ger in staat stelt zijn zaken te regelen, zijn problemen op
te lossen en zijn geschillen te beslechten. Het recht is daarnaast
bepalend voor de hoogte van de schadevergoeding, de verdeling van
aansprakelijkheden en de omvang van de transactiekosten. Daarmee is
het bepalend voor de efficiency van het maatschappelijk bestel. De
voorspelbaarheid van recht en rechtspraak zijn direct van invloed op
de omvang en intensiteit van geschillen in de samenle-ving. Neem de
verkeersaansprakelijkheid; waar 15 jaren geleden nog veelvul-dig werd
geprocedeerd over verkeersongevallen met voetgangers, is de
juris-prudentie hierover inmiddels zodanig duidelijk dat de gang naar
de rechter nog maar weinig wordt gemaakt. Recht -ook het civiele recht
- moet ge-richt zijn op het voorkomen van geschillen en niet op de
gerechtelijke be-slechting daarvan.
Het burgerlijk recht dient in het belang van alle betrokkenen waar
mogelijk conflicten te voorkomen, en waar ze onvermijdelijk zo snel
mogelijk oplos-baar te maken. Het aansprakelijkheidsrecht laat helaas
nog te vaak een ander beeld zien. De lasten daarvan zijn nog steeds
schrikbarend hoog. De direct op geld waardeerbare lasten van de
afwikkeling van letselschade wordt geschat op 300 tot 500 miljoen Euro
per jaar. Cijfers die een koele weergave zijn van de strijd die
partijen met elkaar aangaan en de tijd, emoties, stress en
onze-kerheid die daarmee gepaard gaan. Kennelijk bergt het
aansprakelijkheids-recht nog te veel het risico in zich om conflicten
te genereren, en daarmee het gevaar van een verstoring van relaties,
waar polarisatie en mogelijk zelfs escalatie van het
schaderegelingsproces het gevolg van kan zijn. Gevolg is dat
slachtoffers zich in de kou voelen staan, en verzekeraars
reputatieschade op-lopen.
Daarbij komt dat het aansprakelijkheidsrecht in toenemende mate wordt
ge-bruikt als instrument om te reageren op onrecht. Het motief is dan
niet zo-zeer het vergoeden van schade, maar om het slachtoffer
genoegdoening te verschaffen en erkenning te verkrijgen van het leed
dat hem is aangedaan. Bij de vergoeding van affectieschade zijn dit
doorgaans ook de primaire motie-ven om de dader aan te spreken. Daar
is uiteraard niets op tegen, maar daar-bij is het dan wel noodzakelijk
dat de wetgever duidelijke grenzen stelt die op maatschappelijke
acceptatie kunnen rekenen. Bij affectieschade gaat het per definitie
om de meest ingrijpende vormen van personenschade. Om emotio-nele
gebeurtenissen waarbij conflicten zoveel mogelijk vermeden dienen te
worden. Voor civilisten betekent dit dat men over klassieke grenzen
heen moet kijken. Dat is moeilijk want noties als individuele
rechtvaardigheid en volledige schadevergoeding zijn er vanaf de
opleiding in gehamerd. Maar daarbij wordt het belang van
conflictbeheersing in de samenleving, het lites finiri oportet, over
het hoofd gezien. Te gemakkelijk wordt verondersteld dat slachtoffers
eenzelfde gevoel hebben bij deze juridische concepten.
Dat vormt de achtergrond voor het wetsvoorstel; het ziet op de
ernstigste vormen van personenschade en juist daarbij is het van
belang dat men weet waar men aan toe is. Vandaar dat wordt uitgegaan
van een vaste kring van gerechtigden die recht heeft op een in
principe vast bedrag aan smartengeld, bij zowel het overlijden van een
naaste, als bij de ernstige en ook blijvende verwonding van een
naaste. Het standpunt van Slachtofferhulp Nederland bij de
voorbereiding van het wetsvoorstel onderstreept de behoefte aan dat
uit-gangspunt; zij zijn voorstander van één vast bedrag. Een regeling
die de naaste familie dwingt om langdurig met de veroorzaker van het
leed te de-batteren en mogelijk zelfs een rechterlijke procedure te
beginnen, werkt ave-rechts met wat ik met de vergoeding van
affectieschade wil bereiken; erken-ning en genoegdoening. Het zet de
deur open voor een onsmakelijk debat over de kwaliteit van de
affectieve relatie, terwijl de meeste benadeelden een langdurig
schaderegelingsproces en een rechterlijke procedure als een zware
emotionele belasting ervaren, die hen steeds herinnert aan de
schadeveroor-zakende gebeurtenis.
Het wetsvoorstel vormt echter slechts een onderdeel van een bredere
aanpak van het aansprakelijkheidsrecht. Inzet daarvan is: het scheppen
van duide-lijkheid, het beheersen van de omvang van schade, het
hanteerbaar houden van de transactiekosten en het beperken van
conflicten in de samenleving. Vanuit die optiek verdient het door de
Nederlandse Orde van Advocaten aan-gekondigde experiment om onder
bepaalde voorwaarden het 'no cure no pay' beginsel in
letselschadezaken toe te laten, nauwkeurig en kritisch be-schouwing.
Het kan een opdrijvend effect hebben op het aantal geschillen en de
hoogte van schadevergoedingen.
Een duidelijk aansprakelijkheidsrecht dat zekerheid biedt en
conflicten voor-komt, is niet alleen een zaak van de wetgever maar ook
van de praktijk. Het doet me een groot genoegen dat alle bij het
schaderegelingsproces betrokke-nen de handen in een lijken te slaan om
zich er voor in te zetten dat het hui-dige proces in de toekomst meer
open en gedepolariseerd kan verlopen. Ik doel hier in de eerste plaats
op het Nationaal Platform Personenschade, waarbinnen betrokkenen op
dit punt afspraken met elkaar proberen te ma-ken. Voorts doel ik op
het onlangs genomen initiatief van het Centrum voor
Aansprakelijkheidsrecht van de Universiteit van Tilburg om procedurele
normen tot stand te brengen die het schaderegelingsproces
ondersteunen. Dit initiatief vindt plaats in nauwe samenwerking met de
letselschadepraktijk, het Nationaal Platform Personenschade en
belangenorganisaties als het Ver-bond van Verzekeraars, de
Consumentenbond, Slachtofferhulp Nederland en ... de ANWB. Het doel
van het project is het ontwikkelen van pre-processuele normen. Zo is
er direct zicht op wat gaat er gebeuren, wie welke stappen zet en
wanneer, en binnen welke termijn dingen moeten zijn afgehandeld
Het project beoogt te bereiken dat men er niet ondanks elkaar uitkomt,
maar dankzij elkaar. Door een soort rules of best practices moet het
bijdragen aan een mentaliteitsverandering die - zo is mijn indruk - in
de letselschade-praktijk hard nodig is.
Het project sluit ook wonderwel aan bij een aanbeveling van de
rapporteurs van het interim-rapport 'Fundamentele herbezinning
Nederlands burgerlijk procesrecht', die institutionele partijen
oproept gedragscodes te ontwikkelen voor het behandelen van
geschillen.
In bedoeld rapport wordt overigens terecht opgemerkt dat ook het
materiële privaatrecht waar mogelijk, en meer dan thans het geval is,
regels dient te ontwikkelen die gericht zijn op de stimulering van
conflictbeëindiging. Ik zei u al, het recht als voorportaal om
geschillen op te lossen, en zeker niet als bron van conflicten. De
rapporteurs wijzen in dit verband op het belang van een betere
normering en standaardisering van schadevergoedingen in stere-otype
gevallen. Dit brengt mij dan ook nogmaals bij de rol van de wetgever
die - zoals ik heb gezegd - het aansprakelijkheidsrecht zo dient in te
richten dat het voor betrokkenen maximale duidelijkheid biedt, om
zodoende con-flicten zoveel als mogelijk te voorkomen. Dit betekent
enerzijds dat bij wets-wijzigingen op het gebied van het
aansprakelijkheidsrecht ook telkens aan-dacht zal worden geschonken
aan de vraag hoe de afwikkeling van de daarop betrekking hebbende
schade zo min mogelijk tot geschillen aanleiding kan geven, en
anderzijds wetsvoorstellen het licht zullen zien waarbij zelfs het
primaire doel is het soepeler laten verlopen van het
letselschadeproces. Een eerste resultaat daarvan is het zojuist
genoemde uitgangspunt van het wets-voorstel dat vandaag centraal
staat.
Een wetsvoorstel waarbij zelfs het primaire doel is het zo soepel
mogelijk la-ten verlopen van het schadeproces is het wetsvoorstel
collectieve afwikkeling massaschades. Dit wetsvoorstel is in juni van
dit jaar door de ministerraad aanvaard, en binnenkort ontvang ik het
advies van de Raad van State. Juist bij massaschades -men denke aan
Volendam, Enschede en de Des-problematiek -kunnen de kosten van
afwikkeling daarvan buitengewoon hoog oplopen. Het wetsvoorstel beoogt
mede daarom de afwikkeling daarvan soepeler te laten verlopen door-
wat je zou kunnen noemen - collectieve schikking, gesloten door een
organisatie die de belangen van de gedupeerden behartigt, met de
veroorzaker of de veroorzakers van de schade. Het wets-voorstel
opent de mogelijkheid om een dergelijke overeenkomst tot
schade-afwikkeling verbindend te laten verklaren door de rechter voor
de gehele groep van benadeelden. Uiteraard onder bepaalde voorwaarden.
Zo dient er aan de hand van in de overeenkomst opgenomen maatstaven
een indeling te worden gemaakt in verschillende schadegroepen 'damage
scheduling'. Aan de hand van deze maatstaven kan een benadeelde worden
ingedeeld in een van deze groepen, waarmee een daarmee
corresponderende vergoeding kan worden ontvangen. De benadeelde kan
dan volstaan met aan te tonen tot welke groep hij behoort, waarmee
allerlei in een civiele procedure te beant-woorden individuele
rechtsvragen grotendeels buiten beschouwing kunnen blijven.
Een collectieve afwikkeling langs deze weg heeft voor alle bij een
geval van massaschade betrokken partijen belangrijke voordelen:
De veelheid aan procedures en de kosten daarvan - voor partijen en
voor de samenleleving - nemen af;
de betaler van de schadevergoeding krijgt zekerheid over zijn
financiële ver-plichtingen;
de benadeelden besparen zich de moeite van jarenlang proceduren onder
grote emotionele belastingen en met weinig financiële zekerheid.
De reductie van de afwikkelingskosten van massaschades kan zo enorm
zijn. Maar dit wetsvoorstel staat niet op zichzelf. Ook buiten
gevallen van massa-schade is het uiteraard van groot belang dat goed
nagedacht wordt over mo-gelijke goedkopere alternatieven voor de
huidige procedures en mechanis-men om schade te verhalen. Aan het al
eerder genoemde Centrum voor Aan-sprakelijkheidsrecht van de
Universiteit van Tilburg is daarom door Justitie opdracht gegeven om
een inventarisatie te maken van procedures en mecha-nismen in andere
landen, waarmee transactiekosten kunnen worden terug-gebracht. Het
doel daarbij is te onderzoeken in hoeverre deze alternatieven in de
Nederlandse context toepasbaar zijn, en hier invoering verdienen.
Welke hervormingen in het buitenland verdienen hier navolging? Dit
onderzoek is complementair aan het zojuist genoemde project. Staat
daar primair voorop wat de bij de letselschadepraktijk betrokkenen
zelf kunnen bereiken om de schadeafwikkeling soepeler te laten
verlopen, in het onderzoek zal vooral voorop staan wat de wetgever in
dit opzicht kan betekenen.
Daarbij valt natuurlijk niet uit te sluiten dat ook bij de procedurele
normering van het schaderegelingsproces door de praktijk zelf, de
wetgever desgewenst faciliterend kan optreden. Men kan bijvoorbeeld
denken aan een wettelijke termijn die aangeeft wie in het
schaderegelingsproces binnen welke termijn welke stap dient te zetten.
In dit verband mag niet onvermeld blijven het per 15 juli jl. in
werking getreden vijfde lid van artikel 52 van de Wet toezicht
ver-zekeringsbedrijf 1993. Deze bepaling [-die voortvloeit uit de 4de
WAM-richtlijn -verplicht de verzekeraar van een motorrijtuig waarmee
schade is veroorzaakt, om binnen drie maanden nadat een benadeelde
zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, gemotiveerd te
reageren op dit verzoek. De Pensioen & Verzekeringskamer kan bij
niet-naleving van deze verplichting zonodig sancties opleggen. Velen
onder u zullen waarschijnlijk de loi-Badinter herkennen -de Franse
verkeersaansprakelijkheidswet die ook een dergelijke verplichting op
de verzekeraar legt, en de Engelse offers to sett-le, zoals die onder
leiding van Lord Woolf in het Engelse procesrecht zijn in-gevoerd.
Dames en heren,
De terugdringing van transactiekosten en het voorkomen van conflicten
staan thans bij velen hoog op de agenda. Het is daarvoor ook de
hoogste tijd. Het is daarbij verheugend dat alle bij het
schaderegelingsproces betrokken partijen de handen ineen slaan. Ook
van mijn zijde zijn al de nodige initiatieven ge-nomen, en ik ben
verder serieus van plan hier nog het nodige aan te doen. Het betreft
hier dan ook een gezamenlijke uitdaging waar een ieder zijn
ver-antwoordelijkheid dient te nemen. Daarbij wil ik niet onvermeld
laten en daarmee sluit ik af dat Verkeersrecht en de ANWB al vele
decennia een belangrijke bijdrage leveren aan deze thematiek. Ik doel
hier op het : 'Smar-tengeldnummer', waarvan onlangs weer een
geactualiseerde versie is ver-schenen. Het Smartengeldnummer is voor
alle betrokken partijen alle jaren de leidraad om bij de aard van het
letsel de hoogte van het smartengeld te bepalen. In die zin is het te
vergelijken met de in België bestaande 'Indicatie-ve tabel',die voor
verschillende schadeposten normbedragen geeft. Van het
Smartengeldnummer gaat in de praktijk een belangrijk normerende
werking uit, die waar het de hoogte van het smartengeld betreft,
duidelijkheid biedt aan de bij het schaderegelingsproces betrokken
partijen.
Daarom: naast dank voor de ANWB en Verkeersrecht om hier te mogen
spre-ken, ook hulde voor dit initiatief.
31 okt 03 16:12