Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Noord Afrika en Midden-Oosten

Afdeling Midden-Oosten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

30 oktober 2003

Behandeld

Roger van Laak


Kenmerk


- DAM-493/03

Telefoon


- +31 (0)70-3485192


Blad


- 1/3

Fax


- +31 (0)70-3486639


Bijlage(n)


- 1

E-Mail


- rjh-van.laak@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Van Bommel overde Israëlische aanval op Syrië

Graag bied ik u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid Van Bommel (SP) over de Israëlische aanval op Syrië. Deze vragen werden ingezonden op - 9 oktober 2003 met kenmerk 2030401050.


---

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over het Israëlische bombardement op Syrië

Vraag 1

Deelt u de mening dat het Israëlische bombardement op het grondgebied van Syrië in strijd is met het internationaal recht? Zo ja, op grond van welke verdragen of bepalingen? Indien neen, waarom niet?

Vraag 2

Waarom heeft de Nederlandse regering zich niet aangesloten bij de afkeuring van de bombardementen door de Franse, Britse en Duitse regeringen, waarmee een Europees standpunt zou ontstaan?

Antwoord-

De Nederlandse regering is van mening dat Israël het recht en de plicht heeft zijn burgers tegen terrorisme te beschermen. Daarbij dient de Israëlische regering wel de kaders van het internationale recht te respecteren.

Of dat in casu het geval is geweest, hangt af van de concrete omstandigheden. Het verlenen van faciliteiten ter ondersteuning van terrorisme op zijn grondgebied kan het betrokken land medeplichtig maken. Of daartegen door in casu Israël met militaire middelen mag worden opgetreden, is vooral een vraag van proportionaliteit.

Ongeacht de juridische merites van deze zaak meent de regering dat partijen zich dienen te onthouden van activiteiten die tot escalatie van het conflict kunnen leiden.

Het Europese standpunt terzake is door het Italiaanse voorzitterschap op 6 oktober jl. verwoord. Het voorzitterschap heeft met name Israël dringend opgeroepen af te zien van acties die de spanning in de regio vergroten.

Overigens verwijs ik naar de discussie over dit onderwerp tijdens het Algemeen Overleg d.d. 9 oktober jl. (ter voorbereiding op de Europese Raad van 16 en 17 oktober jl.).

Vraag 3

Deelt u de mening dat de recente ontwikkelingen de routekaart voor de vrede ernstig in gevaar brengen? Welke taken en verantwoordelijkheden ziet u in dit verband voor de EU?

Antwoord-

De geweldsescalatie van de afgelopen maanden brengt de Roadmap zeker in gevaar. De Nederlandse regering is van oordeel dat het politieke proces, zoals neergelegd in de Roadmap, de enige uitweg uit het conflict biedt. Als lid van het Kwartet heeft de EU een belangrijke rol te spelen in het terug- brengen van beide partijen naar dit proces dat moet leiden tot een voor beide kanten aanvaardbare oplossing van het conflict. De EU zal elke gelegenheid moeten aangrijpen om partijen te wijzen op hun verplichtingen onder de Roadmap. Zo heeft de Europese Raad van 16 en 17 oktober jl. alle partijen in de regio opgeroepen tot onmiddellijke uitvoering van maatregelen ter bevordering van dialoog en onderhandelingen in het kader van het vredesproces in het Midden Oosten, zoals uiteengezet in de Roadmap. De Raad verklaarde verder dat handelingen die hier tegen indruisen onvermijdelijk gevolgen zullen hebben voor de betrekkingen van de betrokken partij met de Unie.


---