Algemene Onderwijsbond

UTRECHT, 28 oktober 2003

Nieuw platform voor opstellen kwalificatiestructuur Onderwijs op komst

Minister zet onderwijsbonden buiten spel

De Algemene Onderwijsbond is verbaasd en boos, omdat minister Van der Hoeven de kwalificatiestructuur van het onderwijs wil laten vaststellen door een platform waarin de werknemers niet vertegenwoordigd zijn. "Er is grote behoefte aan een goede beschrijving van kwalificaties van onderwijspersoneel en de hierbij behorende competenties van de personeelsleden. Daar pleiten wij al jaren voor. Maar het opstellen van competentieprofielen is de taak van de onderwijsbranche zelf. Dat is in andere sectoren het geval, dat zou ook in het onderwijs zo moeten zijn. De minister passeert nu de bonden en daarmee de werknemers. Dat is absoluut onacceptabel", aldus Walter Dresscher, voorzitter AOb.

Minister Van der Hoeven bespreekt woensdag 29 oktober haar notitie 'een samenhangend opleidingsstelsel voor de onderwijsberoepen' met de Vaste Kamercommissie Onderwijs. De minister kiest voor een landelijk platform, bestaande uit deskundigen uit het onderwijsveld: 'deskundigen, ..., worden à titre personnel door de minister van OC&W in het platform benoemd' (pag 5). De AOb vindt dit ondemocratisch, niet transparant en tegenstrijdig aan de, ook door de minister gepropagandeerde, deregulering en autonomievergroting van de onderwijssector.

Volgens de AOb wordt de branche gevormd door werkgevers én werknemers. Beiden hebben belang bij een goede omschrijving van noodzakelijke competenties, verantwoordelijkheden, opleidingseisen, en dergelijke. De hele branche is gebaat bij een evenwichtige omschrijving van de functies en de taken van de beroepsgroep, rekening houdend met de financieel-economische belangen van de werkgevers, spanningen zoals arbeidsmarkttekorten, arbeids- en toekomstperspectief van de werknemers, maatschappelijke ontwikkelingen et cetera.

Tot voor enkele jaren was de onderwijssector een 'gesloten' arbeidsmarkt, had een leraar een lerarenopleiding gevolgd en verzorgden zij het primaire onderwijsproces. Door de grote lerarentekorten zijn er mensen aangetrokken die niet een specifiek op het onderwijs gerichte opleiding hadden en er ontstonden nieuwe functies, zoals onderwijsassistent, lerarenondersteuner en leraar-specialist. De kwalificatiestructuur moet onder andere antwoord geven op vragen zoals wie welke verantwoordelijkheid heeft. Mag een onderwijsassistent zonder supervisie een klas begeleiden en mag hij of zij verantwoordelijk gesteld worden voor calamiteiten of ongelukken in de klas? Welk opleidingsniveau hoort daarbij? Mag een lerarenondersteuner cijfers geven en dus beslissen over overgaan of blijven zitten? Dus wat mogen scholen, ouders en leerlingen verwachten en eisen van de diverse beroepsgroepen? Voor de opleidingen voor onderwijspersoneel, van MBO voor klassenassistenten tot universitaire opleidingen voor 1e graders, moet deze kwalificatiestructuur richtlijnen bieden voor de inrichting van die opleidingen. Ook moet het platform advies uitbrengen over bijvoorbeeld de wenselijkheid van masteropleidingen en een eventueel apart beroepsprofiel voor het beroepsonderwijs.

Walter Dresscher: "Al deze zaken hebben direct betrekking op het werkveld van de werknemers. Bovendien worden gewenste veranderingen het eerst gesignaleerd door de mensen die het werk uitvoeren. Het is dus ondenkbaar dat voor de totstandkoming van deze kwalificatiestructuur de werknemers buiten spel worden gezet."

Nadere informatie: Marc Mathies, AOb, 030 2989210