Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 7 oktober 2003, nr 2030400920 W&B/BP&C/03/80089

Onderwerp Datum Kamervragen van het lid Bussemaker 27 oktober 2003

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)




---


2030400920

Vraag 1.
Bent u bekend met het voornemen van de gemeente Amsterdam om volgend jaar eenderde van de Amsterdammers met een gesubsidieerde baan het stempel `permanent' te geven, omdat van hen niet kan worden verwacht dat ze doorstromen naar een reguliere baan?1

Antwoord 1.
Ja, ik heb dat uit de krant vernomen.

Vraag 2.
Herkent u deze groep, die wordt omschreven als mensen met psychologische- of verslavingsproblemen, mensen die sociaal onaangepast zijn of die een handicap hebben zonder recht op WAO, en erkent u dat er een groep mensen is die langdurig, en wellicht permanent, aangewezen zal zijn op gesubsidieerde arbeid?

Antwoord 2.
Ik ben mij ervan bewust dat er een groep mensen is, al dan niet met een gesubsidieerde baan, die te maken heeft met diverse en complexe problemen. Het kan voor deze mensen een lange weg zijn voordat regulier werk tot de mogelijkheden behoort. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om voor iedere cliënt te bekijken hoe die weg naar regulier werk eruit zal zien en welke voorziening de cliënt daarbij nodig heeft. Doel is altijd een traject naar reguliere arbeid. Reguliere arbeid is echter niet in alle gevallen direct mogelijk. In zo'n situatie is ook een gesubsidieerde baan mogelijk voor langere tijd. Wel is van belang dat gemeenten periodiek blijven onderzoeken of deze personen een volgende stap richting reguliere arbeid kunnen zetten.

Vraag 3.
Heeft u signalen dat ook andere gemeenten het voornemen hebben voor sommige mensen met een gesubsidieerde baan af te zien van pogingen om te komen tot doorstroom? Om welke aantallen gaat het hier?

Antwoord 3.
Het is aan gemeenten om te bepalen hoe zij binnen de Wet werk en bijstand (WWB) vorm geven aan de beleidsinzet van gesubsidieerde arbeid als opstap naar reguliere arbeid of als een meer permanente voorziening. De financieringssystematiek van de WWB stimuleert gemeenten om telkens opnieuw de kansen op uitstroom naar regulier werk te beoordelen en daar de inzet van voorzieningen die daaraan kunnen bijdragen op af te stemmen. Het is mogelijk dat er meer gemeenten zullen zijn die een groep mensen langdurig gebruik wil laten maken van een voorziening als gesubsidieerd werk. Dit is een beleidskeuze waar gemeenten zelf verantwoordelijk voor zijn. Ik kan geen inschatting maken om hoeveel gemeenten of gesubsidieerde werknemers het zou gaan.


1 Het Parool, 27 september jl.





---


Vraag 4.
Hoe bent u van plan invulling te geven aan de motie Bussemaker/Noorman-Den Uyl2 die de regering verzoekt het beleid ten aanzien van gesubsidieerde arbeid te voorzien van een concrete doelstelling en de Tweede Kamer te informeren over de wijze waarop dit doel gehaald wordt, alsmede over de aard van de uitstroom?

Antwoord 4.
Zoals ik tijdens de Tweede Kamerbehandeling van de WWB al heb toegezegd zal de ontwikkeling van de uitstroom van gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid worden gemonitord. De monitors voor ID-banen en WIW-dienstbetrekkingen en WIW-werkervaringsplaatsen blijven in 2004 gehandhaafd en zullen de hiervoor benodigde informatie leveren. Vanaf 2005 zullen de variabelen die nodig zijn om de ontwikkeling van uitstroom uit vormen van gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid te volgen, worden ingevoegd in de Monitor Scholing en Activering (MOSA). Deze monitor zal vanaf 2005 alle relevante informatie op het terrein van reïntegratie bevatten. Vanzelfsprekend zal ik de Kamer blijven informeren over resultaten van bovenstaande monitors.

Ik ben niet voornemens een concrete doelstelling ten aanzien van (doorstroming van) gesubsidieerde arbeid te formuleren. Dit staat haaks op de sturingsfilosofie van de WWB. Deze gaat immers uit van sturing op resultaat via financiële prikkels en niet van sturing via het landelijk vaststellen van doelen ten aanzien van inzet van instrumenten waarmee dit resultaat moet worden behaald.

Vraag 5.
Bent u bekend met het bericht dat een WIW'er ontslagen is, omdat er vanwege de bezuinigingen geen doorstroom naar een vaste aanstelling plaats kon vinden?3

Antwoord 5.
Het bericht is mij bekend. Het ging hier volgens de berichtgeving om een persoon die op grond van een contract voor bepaalde tijd een WIW-dienstbetrekking vervulde. Het contract liep af en er werd door de gemeente geen nieuw contract aan deze persoon aangeboden.

Vraag 6.
Heeft u signalen dat dit vaker voorkomt? Om hoeveel ontslagen gaat het hier?

Antwoord 6.
Uit eerdere WIW-rapportages 4 blijkt dat afloop van het contract altijd al één van de redenen van uitstroom uit de WIW is geweest. In 2000 betrof 11,5% van de uitstroom uit de WIW het aflopen van een contract voor bepaalde tijd, in 2001 en 2002 ging het om respectievelijk 7,2% en 10%.


2 Kamerstuk 28 870, nr 72.

3 De Volkskrant, 26 september jl.

4 WIW-statistiek Jaarrapport 2000, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, augustus 2001; WIW- statistiek Jaarrapport 2001, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, oktober 2002; WIW-monitor Jaarrapport 2002, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, juli 2003.




---

Het voorlopige percentage voor de eerste helft van 2003 is 20%. In absolute aantallen gaat het om 1341 personen in 2002 en 908 personen in de eerste helft van 2003.5

Ontslag was in 2000, 2001 en 2002 jaarlijks in ongeveer 14% van de gevallen de oorzaak voor het beeïndigen van een WIW-dienstbetrekking6. Het beeld over de eerste helft 2003 laat zien dat ontslag in 21,7% van de gevallen de reden is van de uitstroom uit de WIW; dit betreft 966 ontslagen. Ter vergelijking: in heel 2001 en 2002 betrof het respectievelijk 1777 en 1878 personen.

NB: de cijfers en percentages voor 2003 zijn voorlopig en indicatief.

Vraag 7.
Is u bekend dat de wetgever heeft bepaald dat bij ontslag van een WIW'er er niet door het CWI gecontroleerd hoeft te worden of het ontslag volgens de regels is verlopen? Wat was hier de achterliggende reden voor? Hoe zit het met ontslagregels voor mensen die via de Wet werk en bijstand (WWB) op werkervaringsplaatsen komen?

Antwoord 7.
Wat betreft het ontslag van een WIW'er met een dienstbetrekking bij de gemeente is het volgende bij wet geregeld. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt de arbeidsovereenkomst automatisch zodra de afgesproken tijd is verstreken, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt (WIW, artikel 4 en Burgerlijk Wetboek boek 7, titel 10). Voor langdurig werklozen geldt dat een dienstbetrekking wordt aangegaan voor de periode van twee jaar. Na afloop van de dienstbetrekking kan de gemeente op grond van de WIW een nieuwe dienstbetrekking aanbieden, indien het CWI een WIW-verklaring verstrekt. De CAO WIW regelt dat dit voor de maximumduur van 3 jaar kan. Bovendien is in de CAO WIW geregeld dat na deze 5 jaar de gemeente alleen nog een contract voor onbepaalde tijd kan aanbieden.

Om een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd te beëindigen is een handeling van de werknemer of werkgever nodig. De werkgever kan bijvoorbeeld opzeggen of ontbinding verzoeken aan de rechter. Bij opzegging van een arbeidsovereenkomst is veelal een ontslagvergunning vereist. In het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen is echter de algemene regel neergelegd dat voor werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam geen ontslagvergunning hoeft te worden aangevraagd. Aangezien een WIW'er een werknemer bij een publiekrechtelijk lichaam (namelijk de gemeente) is, en de gemeente dus onder deze algemene regel valt, behoeft de gemeente geen ontslagvergunning aan te vragen.

In de WWB is geen bepaling over gesubsidieerde arbeid opgenomen, dus ook niet over de rechtspositie van mensen die een gesubsidieerde baan als voorziening krijgen aangeboden na 1 januari 2004. Reïntegratiebedrijven of andere organisaties kunnen per 1-1-2004 individuele privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten aanbieden als voorziening in het kader van de WWB. Hiervoor gelden de reguliere ontslagregels zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Als


5 Voorlopige cijfers; bron EIM.

6 Ontslag wegens arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing gelaten.




---

gemeenten besluiten zelf werkgever te worden van opvolgers van WIW-banen krijgen deze mensen in beginsel de ambtenarenstatus. Het is aan de VNG en de bonden om na te gaan of het wenselijk is de zogeheten CAR/UWO (Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst) te wijzigen. Met deze rechtspositionele regeling voor de gemeenten kunnen groepen werknemers worden aangewezen die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn; zogenaamde arbeidscontractanten. Voor personen met de ambtenarenstatus gelden de ontslagregels zoals vastgelegd in de CAR/UWO, voor de zogenaamde arbeidscontractanten gelden de ontslagregels die in het Burgerlijk Wetboek zijn neergelegd. Als een gemeente een werkervaringsplaats wil realiseren waarbij betrokkene in dienst is van een organisatie en deze werkgever een loonkostensubsidie ontvangt, zijn vanzelfsprekend de ontslagregels van toepassing voor zover die gelden voor de betreffende werkgever.

Uiteraard staat het eenieder die een arbeidscontract heeft en in dienst dan wel aangesteld is bij de gemeente vrij om bezwaar te maken tegen ontslag via de geëigende (eventueel rechterlijke) procedures.