Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
DCE/2003/76247
Onderwerp Datum
Uitvoering motie van der Staaij 28 oktober 2003
(28 600 XV, nr 66)
Aanleiding
In oktober 2002 heeft de Minister van Justitie u namens het kabinet het rapport "Het
bordeelverbod opgeheven: prostitutie 2000-2001" betreffende de evaluatie van de opheffing
van het algemeen bordeelverbod toegezonden.
Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie op 7 november 2002 is
door de leden Van der Staaij, Rouvoet, Halsema, Van der Camp, Albayrak, Dittrich en De
Wit mede naar aanleiding daarvan een motie ingediend (Kamerstukken II 2002/2003, 28600
VI, nr. 66). Die motie verzoekt de regering te bevorderen dat belemmeringen die voor
prostituees in de praktijk bestaan om met de prostitutie te breken, worden weggenomen,
onder meer door het stimuleren dan wel faciliteren van zogenaamde uitstapprogramma's.
De Minister van Justitie heeft de uitvoering van de motie overgedragen. In deze brief
informeer ik u mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de
uitvoering van de motie.
Ambivalentie over het werken in de prostitutie
In het overkoepelend evaluatierapport "Het bordeelverbod opgeheven: prostitutie 2000-
2001" van het Wetenschappelijk Onderzoek- en documentatiecentrum (WODC) en het
deelonderzoek van de Rutgers Nisso Groep naar de sociale positie van prostituees, wordt
gewag gemaakt van de ambivalentie van prostituees ten aanzien van hun beroep. In
vergelijking met een controlegroep vinden prostituees hun werk relatief emotioneel
zwaarder en lichamelijk inspannender. Het blijkt dat de algehele werksatisfactie van
prostituees samenhangt met de mate van autonomie en steun, negatieve ervaringen met
klanten en al of niet Nederlandse herkomst van de prostituee.
---
Belemmeringen om met het werk te stoppen
Problemen die prostituees hebben om het vak te verlaten kunnen op tal van terreinen
liggen.1 De ervaring van organisaties die contact hebben met prostituees (o.a.
maatschappelijk werk en GGD) is dat aansluiting in de maatschappij moeilijk is. Dat komt
met name door: de economische achteruitgang bij het stoppen met de prostitutie, de leefstijl
en het sociale netwerk in het prostitutiecircuit, de moeite om de anonimiteit op te geven en
over de werkervaring in de prostitutie te praten, achterliggende psychische of
verslavingsproblemen, praktische problemen op het gebied van financiën, huisvesting of
juridische zaken, verblijfsstatus, laag opleidingsniveau en ontbrekende
beroepsvaardigheden.
Rol gemeenten
Sinds 1 oktober 2000 is het bordeelverbod opgeheven. Dat betekent dat prostituees een
legale beroepsgroep vormen. Normalisering van de sector en de arbeidsverhoudingen is het
uitgangspunt. Met de afschaffing van het bordeelverbod krijgen gemeenten meer
mogelijkheden in handen om een gericht prostitutiebeleid te voeren. In februari 2003 heeft
de Minister van Justitie u namens het kabinet een reactie gestuurd op de evaluatie van de
opheffing van het algemeen bordeelverbod (Kamerstukken II, 2002/2003, 25437, nr. 30). In
deze kabinetsreactie staat vermeld dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor
uitstapprogramma's. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten om de groep
prostituees die van loopbaan wil veranderen te signaleren, op te vangen, te ondersteunen en
---
te begeleiden naar ander werk. Gemeenten zijn immers in toenemende mate
verantwoordelijk voor de invulling van het lokale arbeidsmarktbeleid. Wanneer blijkt dat
prostituees tegen specifieke belemmeringen aanlopen bij het vinden van een andere baan,
kan op gemeentelijk niveau besloten worden aanvullende middelen voor de doelgroep in te
zetten. Ook kan bijvoorbeeld samenwerking met het CWI gezocht worden.
Voorbeelden uit de praktijk
De problematiek rond prostituees wisselt sterk per gemeente. Steeds meer gemeenten
besteden in specifieke prostitutieprojecten aandacht aan vrouwen die willen stoppen met de
prostitutie en van loopbaan willen veranderen. In die prostitutieprojecten wordt
samengewerkt met diverse instanties. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn `Keetje
Tippel 25' (voor verslaafde prostituees) en het Prostitutie Maatschappelijk Werk te
Rotterdam, de Rode Schakel te Utrecht en Stichting Prostitutieprojecten (SHOP) te Den
Haag.
Naast gemeenten die zich richten op de hulp- en dienstverlening aan prostituees is ook
bijvoorbeeld Stichting de Rode Draad, belangenorganisatie voor prostituees, actief, met
name in het ondersteunen van prostituees bij opleiding en het ontwikkelen van
beroepsvaardigheden in of buiten de prostitutie. In het verleden zijn trainingen ontwikkeld
voor prostituees die een ontwikkeling of verandering in hun carrière willen.
1 Belemmeringen vanwege dwang door anderen, oftewel onvrijwillige prostitutie, is uiteraard een strafbare
vorm van exploitatie waarvan de bestrijding bij de wetswijziging in 2000 tot doelstelling is gemaakt. Voor de
bestrijding van onvrijwillige prostitutie en dus het opheffen van dwang verwijzen wij u derhalve naar de
kabinetsreactie van februari 2003.
---
Stimuleringsbeleid van de rijksoverheid
In toenemende mate nemen gemeenten initiatieven om (ex)prostituees te ondersteunen die
hun leven een andere wending willen geven. Deze ontwikkelingen zijn bemoedigend. Naar
aanleiding van onderhavige motie heeft het rijk een tweetal initiatieven genomen om
gemeenten tijdelijk te ondersteunen bij het oppakken van hun verantwoordelijkheid.
Enerzijds door het faciliteren van gemeenten bij het maken van een integraal hulpaanbod
voor prostituees die met het werk willen stoppen of daar ambivalent over zijn. Anderzijds
door gerichte arbeidsbemiddeling aan prostituees op het moment dat zij van werk willen
switchen.
Wat betreft het eerste initiatief - ondersteunen van het integrale hulpaanbod - heeft de
minister van VWS aan de Mr. A. de Graaf stichting subsidie verleend voor ondersteuning
van gemeenten bij de ontwikkeling van een hulpaanbod voor uittredende prostituees. De Mr
de A. Graafstichting zal met deze subsidie gemeenten informatie geven over best practices,
folders en een website maken en voor gemeenten workshops organiseren om hen te
ondersteunen bij de ontwikkeling van een lokaal beleid.
Met betrekking tot het tweede initiatief - pilot gerichte arbeidsbemiddeling - heeft het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Stichting de Rode Draad in het kader
van de subsidieregeling emancipatieondersteuning een projectsubsidie verleend om op
lokaal niveau de carrièrewisseling van een aantal laagopgeleide prostituees te begeleiden. In
dit pilotproject zal De Rode Draad in samenwerking met het ROC Amsterdam cursus-
modules ontwikkelen die zijn toegesneden op de specifieke situatie en mogelijkheden van
prostituees die zich op ander werk willen oriënteren. Daarnaast zal de Rode Draad samen
met het CWI in Nijmegen best practices ontwikkelen ter ondersteuning van de weg naar de
arbeidsmarkt. Ook hierbij gaat het om het ontwikkelen van instrumenten die zijn
toegesneden op de specifieke omstandigheden van ex-prostituees
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)