Antwoorden op vragen van de Tweede Kamer inzake de ziekte blackhead in de kalkoenhouderij
Kamerstuknummer : 29269
Vragen aan : Regering
Commissie : Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
1 Welke stappen heeft de regering en/of de Europese Commissie sinds de brief van de
staatssecretaris LNV d.d. 4 februari 2003 (TRC 2002/10730) ondernomen om ook na maart
2003 de toelating van preventieve middelen te bereiken?
2 Hoe kan het zijn dat de verantwoordelijkheid nu volledig bij het bedrijfsleven wordt
gelegd, terwijl door de staatssecretaris LNV was toegezegd dat er zou worden toegezien
op een oplossing van de blackheadproblematiek?
3 Uit welke zinsnede in de brief van de staatssecretaris d.d. 4 februari 2003 zou de
Kamer en/of het bedrijfsleven hebben moeten afleiden, dat de kans op een negatieve
beoordeling door de Europese Commissie groot is? Is het niet eerder zo, dat deze brief de
sfeer uitademt van "we gaan er samen zorgen voor dat het goed komt"?
6 Welke verantwoordelijkheid draagt de regering op het moment dat de Europese
Commissie toevoeging van een preventief werkend middel verbiedt, wetende dat er geen
enkel ander middel voorhanden is?
31 Wordt gevreesd voor het einde van de kalkoensector in Nederland indien er niet snel
toegestane preventieve en/of curatieve middelen tegen blackhead ter beschikking
worden gesteld? En zo ja, wat zou in dit uiterste geval de rol kunnen zijn van de regering
en vanaf welk moment?
45 Welke maatregelen buiten en binnen EU kaders worden overwogen om de kans op
toekomstige uitbraken te reduceren tot een niveau zoals het was in de periode voordat
Nifursol werd verboden?
Antwoord op vragen 1, 2, 3, 6 ,31 en 45
In mijn brief van 23 oktober 2003 (VVA03.3114) heb ik aangegeven dat de nu ontstane
situatie in de kalkoenhouderij kon worden verwacht. De discussie over het gebruik van
het middel Nifursol speelt al een tiental jaren. In 2002 leidde deze discussie tot het
concrete voornemen van de Europese Commissie om het middel vanaf 31 maart 2003 niet
meer toe te staan. In eerdere correspondentie met de Tweede Kamer op 22 oktober 2002
(DL.2002/3576) en op 4 februari 2003 (VVA.2003/286) is dit voornemen van de Europese
Commissie verwoord. In deze correspondentie heb ik aangegeven dat het aan het
bedrijfsleven is om actief te streven naar de beschikbaarheid van een nieuw middel tegen
blackhead vanaf 31 maart 2003. De rol van het landbouw-bedrijfsleven hierin is om in
overleg met de farmaceutische industrie te bezien welke nieuwe middelen een oplossing
bieden. De rol van de overheid hierin is om nieuwe middelen waarvoor een
toelatingsprocedure wordt aangevraagd te beoordelen op onder andere effectiviteit,
milieu- en voedselveiligheidsaspecten. Het initiatief voor de toelatingsprocedure ligt
echter bij de producent (registratiehouder) van een diergeneesmiddel.
Anders dan bij een ziekte als de vogelpest is blackhead geen ziekte die van
overheidswege bestredenwordt. De ziekte is niet aanmeldingsplichtig en valt niet onder
de monitoringsprogramma's van de overheid. In mijn brief van 23 oktober jl. heb ik juist
met het oog daarop duidelijk willen stellen waar mijn verantwoordelijkheid eindigt en
3173 vva bijl..doc 1/9
waar die van het bedrijfsleven begint. Vanuit mijn departement is overeenkomstig mijn
brief van 4 februari jl. in het Standing Committee for the Food Chain and Animal Health
(SCFCAH) aandacht gevraagd voor de problematiek en bij de Europese Commissie
aangedrongen op een zo spoedig mogelijke beoordeling van aanvullende informatie van
het bedrijfsleven over het middel Nifursol. Deze informatie is echter als onvoldoende
beoordeeld.
Het feit dat op dit moment geen preventief of curatief middel voorhanden is in de
Europese Unie dat voldoet aan de eisen op het gebied van volksgezondheid en milieu
vormt bij het optreden van de ziekte een belemmering voor de bedrijfsvoering van
individuele kalkoenhouders. Ik besef dat het ontbreken van een middel tegen blackhead
een tegenslag is voor een sector die ook al zwaar te lijden heeft gehad tijdens de
vogelpestcrisis. Het is op dit moment nog onduidelijk of de ziekte kan leiden tot het
verdwijnen van de kalkoensector uit Nederland. Dit zal mede afhankelijk zijn van de
beschikbaarheid van nieuwe middelen en de uitvoering van preventieve maatregelen,
waardoor uitbraken kunnen worden voorkomen.
4 Wat is de inzet geweest van de regering bij de totstandkoming van de
uiteindelijke negatieve beoordeling door de Europese Commissie en uit welke
schriftelijke stukken kunnen de leden kennis nemen van die inzet?
5 Heeft het ontbreken van gegevens van producent Solvay een overwegende rol
gespeeld dat het middel Nifursol niet langer mag worden gebruikt? Is exact bekend
welke gegevens ontbraken en is dit met Solvay doorgesproken, zodat aanvullende
informatie zou kunnen worden aangeleverd? In hoeverre zijn er (nog) twijfels over de
veiligheid van het middel?
Antwoord op vraag 4 en 5:
De discussie over het middel Nifursol is, zoals gezegd, reeds een tiental jaren gaande. Het
Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding (SCAN) heeft het middel Nifursol
herbeoordeeld en in oktober 2001 in haar advies geconcludeerd dat het op basis van de
door de vergunninghouder ingediende studies niet mogelijk was een aanvaardbare dosis
aan residuen in dierlijk product voor de consument vast te stellen (een zogenaamde MRL
- maximum residu level). Vanwege deze ontbrekende informatie kan niet worden
gegarandeerd dat Nifursol geen risico voor de menselijke gezondheid inhoudt.
Naar aanleiding hiervan heeft de Europese Commissie in de vergadering van het
Permanent Comité voor de voedselketen en diergezondheid, sectie diervoeding, d.d. 23
en 24 mei 2002 voorgesteld het middel Nifursol te verbieden. Nederland heeft hiermee
ingestemd vanwege de uitkomsten van de SCAN beoordeling in 2001. Vervolgens heeft
de Commissie haar voorstel voorgelegd aan de Raad. Tijdens de Raadswerkgroep
Landbouwvraagstukken d.d. 2 september 2002 is het voorstel van de Commissie
besproken inhoudende een verbod op Nifursol per 30 november 2002. Op aandringen
van een aantal lidstaten - waaronder Nederland - is in de Raadswerkgroep besloten het
verbod uit te stellen tot 31 maart 2003. Dit uitstel bood de vergunninghouder een reële
mogelijkheid om tijdig aanvullende onderzoeksresultaten op te leveren en een verzoek
tot hernieuwde toelating van het product in te dienen.
De Nederlandse delegatie heeft tijdens de Permanent Comité -vergadering van 20 en 21
januari 2003 nogmaals aangedrongen op snelle beoordeling van het middel Nifursol.
De producent van het middel Nifursol (Solvay) heeft niet voldoende gegevens kunnen
aanleveren om de Europese Commissie te overtuigen van de veiligheid van het middel. In
het geactualiseerde advies van de SCAN-commissie van 17 maart 2003 is concreet
aangegeven welke informatie over het middel nog ontbrak. Dit advies is openbaar en te
vinden op de internetpagina van de Europese Commissie. Over de onbrekende informatie
heeft Solvay contact gehad met de rapporterende lidstaat voor dit dossier (i.c. het
3173 vva bijl..doc 2/9
Verenigd Koninkrijk), alsmede met de Commissie. Verder heeft Solvay contact gehad met
Nederland op ambtelijk niveau.
Tijdens de Permanent Comité-vergadering van 19 maart 2003 is het SCAN-advies naar
aanleiding van de aanvullende onderzoeksresultaten van de vergunninghouder
besproken. Het SCAN-advies bleef ongewijzigd waardoor de Europese Commissie het
middel Nifursol niet opnieuw kon toelaten.
Van de beraadslagingen van het Permanent Comité voor de Voedselketen en
Diergezondheid, sectie Diervoeding, zijn samenvattende verslagen van de Europese
Commissie beschikbaar.
7 Is er eind mei 2002 een mededeling gedaan aan het bedrijfsleven over het
voornemen van de Europese Commissie om de toelating van Nifursol van de markt te
halen? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De implementatie van de EU-diervoederwetgeving, inclusief communicatie met
belanghebbenden, wordt in Nederland verzorgd door het Productschap Diervoeder. Het
voornemen van de Europese Commissie om de toelating van Nifursol te schrappen is
door het Productschap Diervoeder ingebracht en medegedeeld in haar Commissie
Kwaliteitsbeleid Diervoedersector, waarin alle geledingen van de diervoedersector,
inclusief primaire sector, zijn vertegenwoordigd.
8 Hoeveel tijd hadden het bedrijfsleven en wetenschappelijke instellingen in
Nederland en binnen de EU, om alternatieven voor het verboden middel Nifursol te
ontwikkelen en te valideren en op welke wijze had men zich moeten voorbereiden? Hoe
verhoudt zich de beschikbare tijd, die men hiervoor heeft gehad, tot de tijd die staat voor
het ontwikkelen en valideren van een nieuw middel?
Antwoord:
Voor de toelating van een nieuw (alternatief) toevoegingsmiddel moet een
belanghebbende (fabrikant/importeur) een toelatingsdossier opbouwen en dit met een
toelatingsaanvraag via een lidstaat die hij uitkiest als 'rapporteur' bij de Europese
Commissie indienen. Hiervoor bestaat een gestandaardiseerde procedure in het kader
van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding. Voor het
benodigde onderzoekdossier voor toelating van een toevoegingsmiddel zijn
communautaire richtsnoeren vastgesteld, met het oog op het aantonen van
werkzaamheid van het middel en de veiligheid voor mens, dier en milieu. Ten aanzien
van de tijd die benodigd is voor het ontwikkelen en valideren van een nieuw middel is
het bijna onmogelijk om een algemeen antwoord te geven. Indien een bedrijf al een
actieve stof heeft waar ze een vergunning voor aan wil vragen dan duurt het vaak enkele
jaren voordat het product klaar is voor toelating (validatie-onderzoek, dossieropbouw).
Wanneer een bedrijf reeds benodigd onderzoek heeft uitgevoerd, dan kan de
toelatingsprocedure binnen een jaar zijn afgerond.
9 Wordt alle importvlees van kalkoeken uit niet-EU-landen getest sinds per 31 maart
2003 Nifursol in de EU verboden is? Zo ja, kan de desbetreffende regeling naar de Kamer
worden gestuurd?
Antwoord:
Kalkoenvlees dat wordt geïmporteerd in de Europese Unie wordt bij een Buitengrens
Inspectie Post (BIP) van een EU-lidstaat ter controle aangeboden. Hier vinden
3173 vva bijl..doc 3/9
steekproefsgewijze controles plaats die onder andere zijn gebaseerd op het Nationaal
Plan Hormonen en Overige Stoffen. Ten algemene geldt dat alleen actie kan worden
genomen tegen in de EU verboden middelen op basis van het aantreffen van residuen.
Controle van dierlijke producten vindt plaats op basis van hoofdstuk 2, afdeling 4, van de
Regeling keuring en handel van dierlijke producten, waarmee uitvoering wordt gegeven
aan richtlijn nr. 97/78/EG. Op grond van deze richtlijn moet elke partij die vanuit een
derde land wordt ingevoerd aan een materiële controle worden onderworpen, waarbij
onder meer wordt onderzocht of het desbetreffende product aan de eisen van de
Europese Unie voldoet. Dat impliceert dat ook wordt gekeken naar de eventuele
aanwezigheid van residuen van diergeneesmiddelen die zijn verboden op grond van
artikel 5 van verordening (EEG) nr. 2377/90 en bijlage IV bij die verordening. Deze teksten
zijn te vinden op internet, via www.overheid.nl.
10 Worden in landen buiten de Europese Unie wel preventieve of curatieve middelen
tegen blackhead gebruikt? Zo ja, in welke landen en om welke middelen gaat het?
11 Welke legale middelen waren en zijn beschikbaar voor kalkoenbedrijven om
preventief op te treden tegen blackhead?
12 Indien in andere landen buiten de Europese Unie wel preventieve of curatieve
middelen tegen blackhead worden gebruikt, kan voor deze middelen gepleit worden
voor een versnelde registratieprocedure bij het agentschap EMEA te Londen?
13 Worden er op dit moment preventieve middelen tegen blackhead in EU-kader
getoetst op de, in de EU, geldende eisen en wanneer zou de beoordeling afgerond
kunnen worden?
14 Kan, gezien de huidige situatie, gepleit worden voor versnelde procedures van
middelen (bijvoorbeeld het toestaan van inzet van een curatief middel als Metronidazol),
eventueel samen met andere door blackhead getroffen landen als Duitsland en Frankrijk?
16 Welke gezondheidsrisico's zijn verbonden aan het gebruik van Metronidazol voor
kalkoenen?
19 Is er informatie bekend over de toxiciteit van het Amerikaanse middel Histostat
(Nitarsone), ook in het geval van cumulatie in de lichamen van kalkoenen, mensen en in
het milieu?
20 Wat is de status van het preventieve middel Nitarsone (Histostat-50) dat in de VS
wordt toegevoegd aan veevoer en daar ook is toegelaten1? Is dit middel op korte termijn
in Nederland beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
21 Wat betekent de passage uit de brief van de minister van LNV d.d. 22 oktober 2003
(29269, nr.1) waarin staat dat een middel uit de Verenigde Staten alle aandacht zou
verdienen? Kan hierover meer informatie worden verstrekt?
Antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14, 16, 19, 20 en 21:
De middelen die voorheen konden worden ingezet bij de preventie en behandeling van
blackhead behoren allen tot de nitrofuranen. Vanwege de potentieel gevaarlijke
eigenschappen voor de volksgezondheid van deze groep stoffen zijn sinds 1996
maatregelen genomen om deze middelen als diergeneesmiddelen en
diervoederadditieven uit de EU te verwijderen. Op dit moment zijn er geen legale
middelen binnen de EU beschikbaar die een effectieve therapie kunnen zijn tegen de
1 bron: Institute of Agriculture and Natural Resourses University of Nebraska
3173 vva bijl..doc 4/9
ziekte blackhead en de sector is aangewezen op het naleven van scherpe
hygiënemaatregelen.
In mijn brief van 23 oktober jl. heb ik aangegeven dat in de Verenigde Staten een middel
wordt gebruikt bij de bestrijding van blackhead. Het gaat dan om het middel Histostat 50.
Het is voor zover mij bekend het enige middel dat preventief wordt ingezet bij de
bestrijding van blackhead. Dit middel wordt toegepast in combinatie met een
antibioticum.
Het is echter verboden om een toevoegingsmiddel waarvoor de Europese Unie geen
vergunning heeft verleend, in de handel te brengen en te gebruiken. Dit schrijft richtlijn
nr. 70/524/EEG voor. Een fabrikant, importeur of andere belanghebbende zal een
vergunning moeten aanvragen. In dat kader zal een dossier moeten worden ingediend,
en zal een procedure moeten worden doorlopen, waarbij het middel door de Europese
Commissie en de Europese lidstaten wordt getoetst op de werkzaamheid en de risico's
voor de gezondheid van mens en dier, en voor het milieu. Op dit moment geldt geen
vergunning voor het middel Histostat 50, en is het gebruik ervan in de EU dus verboden.
De toxiciteit van Histostat is mij niet bekend, maar zal door deskundigen beoordeeld
worden op het moment dat de betreffende regitratie-aanvrager het dossier met
effectiviteit en veiligheidsgegevens aanlevert.
Overigens heb ik op 24 oktober jl. advies gevraagd aan de Voedsel en Waren Autoriteit
(VWA) over de mogelijkheid van de inzet van een preventief of curatief middel tegen
blackhead. De VWA heeft mij op 27 oktober gemeld dat er geen goed alternatief middel
tegen blackhead bij kalkoenen voorhanden is. De VWA concludeert dat het middel
Histostat 50 in de Verenigde Staten wordt gebruikt in combinatie met een in de EU
verboden antibioticum en dat bovendien de werkzame stof van Histostat 50 niet is getest
op carcinogeniteit. Voorts komt ook de VWA tot de conclusie dat gebruik van het middel
metronidazol bij consumptiedieren verboden is vanwege mogelijk kankerverwekkende
eigenschappen.
Het VWA-advies is integraal bijgevoegd (bijlage 1).
15 Is bekend dat het middel Metronidazol voor humane toepassingen mag worden
gehanteerd?
17 Waarom mag het curatief werkende middel Dimetridazol niet in de voedselketen
worden toegepast (Annex IV), terwijl dit middel op grote schaal in de humane
geneeskunde wordt gebruikt bij maagklachten?
18 Is het juist dat veterinaire inzet van het Dimetridazol geen problemen oplevert voor
de volksgezondheid indien een passende wachttijd wordt gehanteerd na gebruik?
Antwoord:
Verordening (EEG) nr. 2377/90 stelt beperkingen aan het gebruik van diergeneesmiddelen
bij voedselproducerende dieren met het oog op de bescherming van de
voedselveiligheid. Uitgangspunt is dat de consument van dierlijke producten niet via het
gebruik van voedsel, zonder zijn medeweten en buiten zijn wil, in aanraking komt met
potentieel gevaarlijke stoffen zoals Dimetridazol. Voor Metronidazol is geen wachttijd te
bepalen. Daarom is gebruik van deze stof bij consumptiedieren volledig verboden, onder
welke omstandigheid dan ook.
De toepassing van deze stoffen in het kader van een geneeskundige behandeling is een
geheel andere. In dat geval zal een arts, in goed overleg met de patiënt, de voor- en
nadelen van gebruik van het middel, tegen elkaar afwegen, en beslissen om het middel al
dan niet toe te passen. Het gaat dan overigens om in de tijd beperkt, curatief gebruik.
3173 vva bijl..doc 5/9
22 Waarom is er, toen de beschikbare middelen werden verboden en verwacht kon
worden dat er eens problemen zouden kunnen ontstaan met een uitbraak van blackhead,
geen noodscenario ontwikkeld?
Antwoord:
Het ontwikkelen van een noodscenario voor deze ziekte is een verantwoordelijkheid van
de kalkoensector. De ziekte behoort immers tot de bedrijfsrisico's. Het preventiebeleid
voor deze ziekte dient zijn weerslag te krijgen in de bedrijfs- en sectorstructuur.
23 Is er door de algemene inspectiedienst (AID) gebruik van niet toegestane middelen
ter behandeling van blackhead geconstateerd? Zo ja hoe vaak?
Antwoord:
Door de AID is in het jaar 2003 geen overtreding geconstateerd van gebruik van een
illegale middelen ter bestrijding van de ziekte blackhead.
24 Was het eerste getroffen bedrijf waar de blackhead is geconstateerd, het bedrijf
waar gewerkt is met verklikkerkippen? Is opdracht gegeven om te onderzoeken of de
verklikkerkippen, die op het getroffen bedrijf zijn ingezet, de besmettingsbron geweest
kunnen zijn?
25 Was bekend dat de kalkoenensector bezwaren had tegen de inzet van
verklikkerkippen na de vogelpestcrisis, vanwege het risico dat ze mogelijk drager zijn? Zo
ja, hoe is dit gegeven betrokken in de besluitvorming? Is gegarandeerd dat de
verklikkerkippen vrij zouden zijn van wormen?
26 Dienen verklikkippen volgens het protocol getest te worden op het dragen van
blackhead en zijn de verklikkippen getest op het dragen van de ziekte?
27 Waarom zijn er geen verklikkerkalkoenen ingezet op de, door de vogelpest
getroffen, kalkoenenbedrijven?
28 Heeft de kalkoensector gevraagd om verklikkalkoenen in plaats van verklikkippen?
Antwoord op vraag 24, 25, 26 27 en 28:
Door de Gezondheidsdienst voor Dieren is melding gemaakt van twee gevallen van
blackhead bij kalkoenen in Nederland. Het gaat hierbij om een bedrijf in Zeeland waarvan
op 14 oktober onderzoeksmateriaal is aangeleverd en om een bedrijf in Limburg waarvan
op 16 oktober onderzoeksmateriaal is aangeleverd. Op het laatste bedijf zijn
sentinelkippen aanwezig geweest. Het risico van een mogelijk blackhead-besmetting
door sentinelkippen was ten tijde van het uitwerken van het sentinelbeleid bekend. In het
overleg met het bedrijfsleven is expliciet over de inzet van sentinelkalkoenen gesproken.
Op aangeven van de sector is besloten geen sentinelkalkoenen uit te zetten. Reden
hiervoor waren verwachte gewenningsproblemen van kalkoenen en de verwachting dat
kalkoenen niet in de gehele stal zouden komen. Er is gekozen voor batterij-opfokhennen
als sentineldieren mede omdat deze wormvrij zijn. Garanties voor het wormvrij zijn van
deze dieren is een zaak van de sector. Zoals ik eerder heb aangegeven was hierover
overeenstemming met het bedrijfsleven.
Overigens is het niet mogelijk om niet-zieke dieren te testen op blackhead. Omdat de
blackhead-problematiek ook in het buitenland speelt zie ik geen aanleiding om te
veronderstellen dat de blackhead-problematiek een gevolg is van de inzet van
sentinelkippen. Ik heb daarom besloten geen onderzoek te doen naar de
besmettingsbron van de twee besmette bedrijven.
3173 vva bijl..doc 6/9
29 Welke status krijgen de besmette bedrijven? Mogen de besmette bedrijven na
ruiming opnieuw kalkoenen plaatsen? Heeft de regering hierin een rol of is het
productschap kaderstellend?
30 Dienen de door blackhead besmette bedrijven te stoppen met hun onderneming en
zo ja, worden voor deze bedrijven regelingen getroffen?
Antwoord op vraag 29 en 30
De bedrijven waar de ziekte blackhead heerst krijgen geen aparte status. De ziekte hoeft
ook niet officieel te worden gemeld. De verantwoordelijkheid voor de bestrijding van de
ziekte ligt bij individuele kalkoenhouders en niet bij de overheid. Om deze reden stelt de
overheid ook geen bijzondere eisen aan (besmette) bedrijven. De ondernemer dient zelf
maatregelen te nemen om herbevolking mogelijk te maken.
32 In welke mate zal handel in broedeieren en opfokkalkoenen afnemen, en op welke
termijn? Lopen broederijen en/of opfokbedrijven het risico dat deze hun dieren niet kwijt
kunnen? Zo ja, op welke termijn zal besloten moeten worden tot een vermindering van
de inleg van eieren? Wie zal hiertoe de eerste stappen ondernemen en welke rol is hierbij
weggelegd voor de rijksoverheid?
Antwoord:
De vraag refereert aan typische ondernemersbeslissingen. Ik zie hierin geen rol voor
mijzelf weggelegd.
33 Zijn hygiënemaatregelen, aangevuld met zogenaamde 'biosecuritymaatregelen',
mogelijk onvoldoende om blackhead te voorkomen?
34 Waar bestaat het advies aan kalkoenhouders uit om hygiënisch te werken? Welke
mogelijkheden heeft een ondernemer om extra alert te kunnen zijn in het bijzonder bij
kalkoenbedrijven met uitloop?
Antwoord op vraag 33 en 34:
De preventie van de ziekte blackhead dient zich te richten op het voorkomen van
doorbesmetten van besmette wormeieren van dier naar dier. Dit vereist een zeer strikt
uitgevoerd hygiëne protocol voor alle activiteiten op en rond het kalkoenen bedrijf.
Bedrijven met uitloop voor de dieren zullen extra kritisch dienen te zijn op de hygiënische
maatregelen, aangezien de besmette eieren in de grond lange tijd aanwezig kunnen
blijven.
35 Is te voorkomen dat duizenden kalkoenen via een lijdensweg aan hun einde komen
en dat de kalkoenhouders, die deze lijdensweg van hun dieren moeten meemaken,
hieraan traumatische ervaringen overhouden?
36 Is er sprake van onaanvaardbare dierenwelzijnsproblemen en is er een bepaalde rol
weggelegd voor de (rijks)overheid om te bewaken dat er geen onaanvaardbare
dierenwelzijnsproblemen optreden? Zo nee, hoe wordt dit dan gewaarborgd?
37 Welke dierwelzijnsproblemen zijn er te verwachten/ worden reeds geconstateerd en
wat is de verantwoordelijkheid van de regering ten aanzien van de dierwelzijnssituatie
die ontstaat?
39 Welke maatregelen worden overwogen in het kader van de handhaving van de
Gezondheid en Welzijnswet voor dieren (GWD) voor bestaande uitbraken en bij
eventueel toekomstige uitbraken van blackhead bij kalkoenen?
3173 vva bijl..doc 7/9
40 Kunnen welzijnsaspecten een reden vormen om -zoals de Dierenbescherming
aangeeft- een preventief of curatief middel te mogen inzetten om zieke dieren te mogen
behandelen? En kunnen, mede uit welzijnsoverwegingen, eventuele nadere maatregelen
worden genomen bij koppels waar blackhead is uitgebroken (bijvoorbeeld het afdoden
en afvoeren van dieren)?
41 Wordt overwogen om de besmette bedrijven te ruimen gezien het onaanvaardbare
leed van de getroffen dieren? Zo nee, waarom niet?
47 Kan aangeven worden op welke wijze, door de sector dan wel door de betrokken
bedrijven, de dierziekte bestreden zal worden en verdere verspreiding zal worden
tegengegaan? Zal er sprake zijn van ruimingen, al dan niet preventief? Zo ja, op welke
schaal?
51 Is het mogelijk een tijdelijke maatregel te treffen, net zoals bij een calamiteit in de
akkerbouw als gevolg van een verbod op het gebruik van een bepaald
gewasbeschermingsmiddel?
Antwoord op vraag 35, 36,37, 39, 40, 41, 47 en 51
Op het moment dat de ziekte blackhead op een kalkoenbedrijf uitbreekt wordt doorgaans
een uitval van circa 10% per dag geconstateerd. De ziekte geeft ernstige symptomen die
vanwege het hoge sterftecijfer in duur beperkt zijn.
De huidige Europese regelgeving inzake toevoegingsmiddelen (richtlijn nr. 70/524/EEG)
voorziet niet in de mogelijkheid om bij calamiteiten of op grond van welzijnsaspecten een
uitzondering toe te staan van het verbod op niet communautair toegelaten
toevoegingsmiddelen. In de nabije toekomst komt een dergelijke mogelijkheid wel
beschikbaar in de nieuwe Europese verordening inzake toevoegingsmiddelen (verordening
(EG) nr. 1832/2003). Op grond van artikel 15 van die verordening mag de Europese
Commissie in dringende gevallen een voorlopige vergunning verlenen om het welzijn van
dieren te verzekeren. Deze verordening wordt echter pas op 9 november 2004 van
toepassing. Daarmee is nog niet gezegd dat van deze mogelijkheid gebruik zal worden
gemaakt omdat op dit moment geen enkel middel aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
Daarnaast kent de Europese diergeneesmiddelenregelgeving (richtlijn nr. 2001/82/EG)
onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om, ter voorkoming van ondraaglijk lijden,
niet-geregistreerde diergeneesmiddelen toe te passen. Als het echter gaat om de
behandeling van voedselproducerende dieren, geldt als bijkomende eis dat voor de toe te
passen werkzame stof in het diergeneesmiddel door de Europese Commissie een MRL is
vastgesteld. In dit geval is voor geen van de in aanmerking komende werkzame stoffen een
MRL vastgesteld. Het gebruik van dimetridazol, ronidazol en metronidazol bij
voedselproducerende dieren is te allen tijde expliciet verboden.
Omdat, zoals aangegeven in mijn brief van 23 oktober jl, de ziekte niet van overheidswege
bestreden hoeft te worden, is het opkopen en vernietigen van dieren door de overheid niet
aan de orde.
38 Is er verbeterde diagnostiek (PCR) ontwikkeld?
46 Wat is de kans op verspreiding van de ziekte? Welke scenario's zijn hiervoor
beschikbaar en op welke manier worden de ontwikkelingen gevolgd?
48 Zal de blackhead besmetting enige effecten hebben op hobbydierhouders in de
omgeving van de getroffen bedrijven? Op welke manier en door wie wordt in de gaten
gehouden of andere pluimveebedrijven of hobbydieren besmet zijn, is er hierin sprake
van een verhoogde inspanning?
3173 vva bijl..doc 8/9
49 Lopen ook andere pluimveebedrijven (leghennen, vleeskuikens,
vermeerderingsbedrijven et cetera) en hobbydieren een verhoogd risico op besmetting?
Zo ja, welke maatregelen zullen hier door wie genomen worden? Zijn ruimingen voor
deze bedrijven/particulieren ook een serieuze optie?
50 Worden er maatregelen genomen om bedrijfscontacten en/of vervoer van pluimvee
of pluimveeproducten te beperken?
Antwoord op vraag 38, 46, 47, 48, 49 en 50:
Blackhead is een parasitaire ziekte die wordt overgedragen door wormen en eieren van
wormen. Op kalkoenbedrijven leidt deze ziekte doorgaans tot grote uitval onder de
dieren. Andere pluimveesoorten kunnen de ziekte wel onder de leden hebben, maar
gaan doorgaans niet dood. De ziekte kan zich zowel bij hobbyhouders als bij de
professionele dierhouderij voordoen. De ziekte wordt bij goede hygiënemaatregelen niet
overgebracht van het ene naar het andere bedrijf. Dat geldt zowel voor hobbyhouders als
voor professionele pluimveehouders.
Op dit moment is geen snelle diagnostiek voorhanden. Het bedrijfsleven heeft al wel
initiatieven genomen om tot snellere diagnostiek te komen.
42 Zijn tijdens de vogelpestcrisis alle kalkoenen in Nederland geruimd?
Antwoord:
Nee, ruim de helft van de in Nederland aanwezige kalkoenen is tijdens de vogelpestcrisis
geruimd.
43 Zijn alle stallen na de ruimingen gereinigd en gedesinfecteerd? Zo ja, is dit
gecontroleerd en, indien dat het geval is, door wie is dat gecontroleerd? Dient er volgens
het protocol hierop gecontroleerd te worden?
Antwoord:
Voordat herbevolking kan plaatsvinden dienen alle stallen te zijn gereinigd en ontsmet.
Dit is vastgelegd in EU-regelgeving. Hiertoe heeft de RVV/VWA een reiniging- en
desinfectie-protocol opgesteld. De RVV/VWA heeft de naleving van het protocol
gecontroleerd.
44 Is er in Europa een stijgende lijn in het voorkomen van gevallen van blackhead bij
kalkoenen in Europa? Zo ja, kan aangegeven worden hoe deze stijgende trend wordt
veroorzaakt?
Antwoord:
Voor 31 maart 2003 werd geen melding gedaan van blackhead bij kalkoenen. Op dit
moment wordt de ziekte geconstateerd in Nederland, Frankrijk, Italië, België, Duitsland
en Spanje. Zoals aangegeven in mijn brief van 23 oktober jl. wordt de ziekte manifest
vanwege het feit dat na 31 maart 2003 binnen de Europese Gemeenschap geen
preventieve en curatieve middelen tegen genoemde ziekte meer beschikbaar zijn.
3173 vva bijl..doc 9/9
Ministerie van LNV
Dr.Ir. H. Paul
Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
onderwerp
Blackhead bij kalkoenen datum
27 oktober 2003
ons kenmerk
Geachte heer Paul,
auteur
Op 24 oktober 2003 heeft u schriftelijk een adviesverzoek ingediend bij de VWA betreffende de Dr. ir. W. de Wit
(on)mogelijkheid van de inzet van een preventief en/of curatief middel tegen de ziekte Blackhead pagina
1 \ 3
bij kalkoenen. Na telefonisch overleg met uw directie is uw oorspronkelijke verzoek aangescherpt
tot de vraag `is er een middel /stof beschikbaar dat op korte termijn kan worden ingezet tegen de behandeld door
ziekte Blackhead bij kalkoenen als alternatief voor Nifursol?' en antwoord ik u als volgt. dr. h.p.j.m. Noteborn/
drs.B.W. Ooms
Telefoon (070) 448 40 85
In de Verenigde Staten is het middel Histostat-50 toegelaten als diervoederadditief en Histostat h.p.j.m.noteborn@vwa.nl
BMD als diergeneesmiddel. Beide middelen bevatten als werkzame stof, tegen Blackhead, de
arseenverbinding 4-nitrofenyl-arsenylzuur (Nitarsone). De effectiviteit van deze stof tegen
Histomonas meleagridis, de veroorzaker van Blackhead, is waarschijnlijk slechts gering. Om de
werkzaamheid als preventief middel te vergroten is in Histostat BMD het antibioticum bacitracine
als groeibevorderaar toegevoegd. Bacitracine als groeibevorderaar is in de EU niet toegestaan.
Het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar wordt in de EU per 01 januari 2006 uitgebannen.
Uit de beschikbare gegevens van Nitarsone blijkt dat de stof niet is getest op carcinogeniteit. Van
structureel verwante verbindingen is bekend dat ze in het lichaam kunnen worden omgezet tot
mutagene verbindingen.
Betreffende de eventuele toepassing van metronidazole (dat als humaan geneesmiddel is
geregistreerd als Flagyl) als preventief dan wel curatief middel kan ik u zeggen dat het wel
effectief is tegen Histomonas meleagridis. Prof. dr. J. Fink-Gremmels, hoogleraar veterinaire
farmacie bij de faculteit Diergeneeskunde, is van mening dat dit middel ingezet zou moeten
kunnen worden als middel tegen Histomonas vanwege de effectiviteit. Echter de toxicologische
gegevens van metronidazol hebben er toe geleid dat het IARC (International Agency for
Research on Cancer) en het CVMP de stof hebben geclassificeerd als mogelijk genotoxisch en
kankerverwekkend bij de mens.
Voedsel en Waren Autoriteit
Dir. Onderzoek en
Risicobeoordeling
Prinses Beatrixlaan 2
2595 AL Den Haag
Postbus 19506
2500 CM Den Haag
Telefoon (070) 448 48 48
Fax (070) 448 47 47
www.vwa.nl
voedsel en waren autoriteit
Kortom, ik concludeer dat er geen goed alternatief middel voor handen is voor Nifursol tegen de datum
ziekte Blackhead bij kalkoenen. Voor uw informatie heb ik de rapportages van de deskundigen 27 oktober 2003
ons kenmerk
die ik heb geraadpleegd, toegevoegd aan dit advies.
pagina
2 \ 3
Hoogachtend,
ir. J.F. de Leeuw
Directeur-Generaal Voedsel en Waren Autoriteit
Bijlage: Bestrijding van Blackhead disease bij kalkoenen (RIVM/RIKILT/CIDC)
Therapie van Histomoniasis (Blackhead) bij kalkoenen (Prof. dr. J. Fink-Gremmels,
RUU)
c.c. : dr.ir. W. de Wit
dhr. P.P. van der Wal
dr. H.P.J.M. Noteborn (VWA)
drs. B.W. Ooms (VWA)
dr. M.J.B. Mengelers (VWA)
dr. ir. L.A.P. Hoogenboom (Rikilt)
dr. R.F.X. van Leeuwen (RIVM)
dr. I.J.T.M. Claassen (CIDC)
Prof. dr. J. Fink-Gremmels (UU)
voedsel en waren autoriteit
Hoogachtend, datum
Voedsel en Waren Autoriteit 27 oktober 2003
ons kenmerk
pagina
3 \ 3
Ir. J.F. de Leeuw
Directeur-Generaal Voedsel en Waren Autoriteit
---
route paraaf datum bijzonderheden
Ir. J.F. de Leeuw / DG VWA
Dr.Ir. W. de Wit / Dir. O&R
P. van der Wal / Dir. Toezicht
Drs. B.W. Ooms / Dir. O&R
Dr. H.P.J.M. Noteborn / Dir. O&R
Bestrijding van Blackhead disease bij kalkoenen
Beschrijving van de ziekte en de verspreiding
Een van de grootste bedreigingen voor kalkoenen is de ziekte blackhead, veroorzaakt door
een ééncellig organisme, Histomonas meleagridis. Dit organisme veroorzaakt beschadigingen
aan de dikke darm wand en kan ook de lever aantasten. Als gevolg hiervan treedt er een gele
verkleuring op van de feces. Door een gebrekkige zuurstofopname kan er een zwarte-blauwe
verkleuring van de huid optreden die met name in de kop zichtbaar is.
Histomonas meleagridis kan zich nestelen in regenwormen, waarin het gedurende
lange tijd kan overleven. Door consumptie van regenwormen kan een kalkoen dus besmet
raken. In de kalkoen kan het organisme ook een type worm (Heterakis Gallinarum) infecteren
dat zich in de darm van kalkoenen ophoudt. Deze worm kan grote aantallen geïnfecteerde
eieren produceren die uiteindelijk in de feces terechtkomen. Deze eitjes zijn zeer resistent
tegen verhitting, kou en vele desinfectantia, waardoor een éénmaal besmet bedrijf gedurende
zeer lange tijd besmet kan blijven. Om deze reden lijkt preventie de belangrijkste factor in de
bestrijding van blackhead.
Zonder gastheer kan Histomonas meleagridis slechts gedurende enkele minuten
overleven. Dit geldt overigens ook voor de kleine spoelworm Heterakis Gallinarum. Derhalve
moeten preventieve maatregelen ook gericht zijn op bestrijding van de gastheer. De
bestrijding van het contact met wormen kan op een aantal manieren plaatsvinden. Allereerst
zou het contact met feces en regenwormen gereduceerd worden door het fokken op roosters of
het aanbrengen van een "grindlaag" waardoor regenwormen niet aan de oppervlakte kunnen
komen. Mest moet regelmatig worden verwijderd. Het behandelen van de dieren met
anthelmintica tegen spoelwormen biedt ook een oplossing (b.v. albendazol). Aangezien ook
kippen als gastheer van darmwormen kunnen optreden, maar zelf niet gevoelig zijn voor de
besmetting, moet de combinatie kip en kalkoen vermeden worden. Dit betekent ook dat een
kippenbedrijf niet zonder meer op kalkoenen moet overschakelen. Of deze preventieve
maatregelen voldoende bescherming bieden is echter onduidelijk.
Beschikbare diergeneesmiddelen voor behandeling en preventie
Een aantal in het verleden gebruikte diergeneesmiddelen zijn inmiddels in zowel de EU als de
VS op de lijst van verboden stoffen beland. Het betreft hier onder meer de nitroimidazol
dimetridazol en de nitrofuraan nifursol. Daardoor zijn er geen middelen meer voorhanden
voor de behandeling van blackhead.
In de VS is het middel Histostat BMD toegelaten (NADA 141-088). Dit is een
combinatie-middel van de arseenverbinding rotarsone met daaraan toegevoegd een
antibioticum. De arseenverbinding 4-nitrofenyl-arsenylzuur is van oorsprong een
groeibevorderaar. Het middel is naar alle waarschijnlijkheid in geringe mate werkzaam tegen
blackhead. Het gebruik van dit middel is verdrongen toen ander meer effectieve middelen
beschikbaar kwamen. In het verleden zijn er in Nederland ook arseenverbindingen toegelaten
geweest met een eveneens matige werkzaamheid. Het antibioticum in Histostat BMD is
Bacitracine. Om blackhead adequat te bestrijden is dit vereist om de anaerobe intestinale flora
in toom te houden. Het gebruik van bacitracine is echter binnen de EU alleen toegestaan bij
konijnen en intramammair bij runderen. Hoewel Histostat BMD naar alle waarschijnlijkheid
beter werkzaam is dan Histostat-50 zou gebruik hiervan illegaal zijn. Wel zou het gebruik van
Histostat-50 met een ander toegelaten antibioticum te overwegen zijn als nitarsone alleen te
weinig effectief zou zijn.
Na behandeling moeten de dieren gedurende minstens 5 dagen op schoon voer worden
gezet om ervoor te zorgen dat de residuen van arseen in vlees en organen afnemen tot onder
de in de VS vastgestelde MRLs van 0,5 ppm en 2 ppm arseen uit nitarsone. In NADA 141-
088 is een residustudie in kalkoenen samengevat. De studie is gerapporteerd in 1984.
Vierentwintig kalkoenen (13 weken oud, 12 m + 12 v) kregen gedurende 4 weken het middel
door het voer (nitarsone 187,5 ppm, bacitracine 100 g/ton). Vier groepen van 6 dieren (3 v + 3
m) werden respectievelijk 0, 1, 4 en 5 dagen na stopzetten van de behandeling geslacht.
Verzamelde weefsels werden onderzocht op totaal arseen gehalte (methode niet vermeld).
Gemiddeld in weefsels gevonden gehalten zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1: gehalten totaal arseen in ppm
wachttijd Lever nier spier huid/vet
0 dagen 1,83 1,07 0,39 0,23
4 dagen 0,48 0,34 0,18 0,11
5 dagen 0,39 0,29 0,15 0,12
De resultaten van de metingen op dag 1 worden niet vermeld. Individuele gehalten ontbreken.
De studie is niet uitgevoerd met het middel Histostat BMD, daar de bacitracin dosering hoger
is dan de voor het middel gebruikelijke. Over de afbraak is eveneens weinig bekend. In het
dier kan nitarsone worden geacetyleerd. Geacetyleerd roxarsone maar ook arsanilate waren
echter toxischer dan de ongeacetyleerde verbindingen. De capaciteit tot acetylering is sterk
onderhevig aan polymorfisme (Bayse G.S.et al. 2000).
Vanuit de nu beschikbare data uit de VS valt niet op te maken in hoeverre de stof
nitarsone een risico vormt voor de volksgezondheid. De NADA 7-616, waarin de MRLs
zouden zijn onderbouwd, is niet beschikbaar via internet. Vanuit de wel beschikbare "material
safety data sheet (MSDS)", geleverd door de leverancier Alpharma, valt op te maken dat met
name bij verhitting arseen vrij zou kunnen komen uit de stof en mogelijk ook de metabolieten.
Verder blijkt uit deze data dat de stof in elk geval niet getest is op carcinogeniteit. Ook zijn er
geen data beschikbaar over de mogelijke genotoxiciteit. Nitarsone, roxarsone, acetarsone,
arsanilic acid en 4-acetyl arsanilic acid behoren tot de groep van benzeenarsonaten. De
benzeenarsonaten zijn chemisch reactieve verbindingen met een phenolische, aromatische
amine of aromatische nitro groep in het molecuul (nitarsone bevat een aromatische nitro groep
op de para positie). Van structureel verwante verbindingen is aangetoond dat ze kunnen
worden gemetaboliseerd tot actieve electrofiele verbindingen die reageren met eiwit en DNA.
M.a.w. dat ze worden omgezet in mutagene verbindingen. In mannelijke ratten die chronisch
waren blootgesteld aan roxarsone (4-hydroxy3-nitro benzene arsonic acid) werden enige
tumoren in de pancreas gevonden (NTP-studie), roxarsone was tevens positief in de mouse
lymfoma test, een mutageniteitstest met zoogdiercellen. Samenvattend betekent dit dat er net
als bij dimetridazol en nifursol geen uitspraak kan worden gedaan over een voor de mens
veilige dosis.
Op basis van de beschikbare gegevens verwachten we geen problemen voor de
veiligheid van het doeldier.Een belangrijk nadeel is echter de hoge toxiciteit voor andere
vogels als eenden en ganzen. Ook lijkt dit middel standaard te moeten worden toegepast
gedurende bijna het hele leven van de dieren, omdat een vroegtijdige onderkenning van de
ziekte niet mogelijk is.
Verbod op dimetridazol en nifursol
Dimetridazol is in het verleden veelvuldig gebruikt voor behandeling van blackhead disease.
Het middel kwam ter discussie te staan door mutagene effecten in bacterietesten en het
optreden van goedaardige borsttumoren bij ratten, blootgesteld aan hoge dosis. Alhoewel de
mutageniteit in eerste instantie beperkt bleek tot en ook specifiek leek voor bacteriën kwamen
er uit een aantal testen toch aanwijzingen dat het middel als mogelijk genotoxisch moest
worden beschouwd. De carcinogene effecten in de rat konden daarentegen mogelijk worden
toegeschreven aan een effect op de progesteronspiegels. Doordat er geen NOAEL en daarmee
ook geen MRL waardes konden worden vastgesteld is het middel uiteindelijk op Annex IV
geplaatst. In de VS speelde bij het verbod ook het sterke vermoeden dat het middel op grote
schaal werd misbruikt voor de behandeling van dysentery in varkens. Een andere stof uit deze
klasse is metronidazol maar deze stof is zowel genotoxisch als carcinogeen bevonden en
wordt door het IARC (International Agency for Research on Cancer) geclassificeerd als
mogelijk kankerverwekkend bij de mens.
Nifursol werd tot begin 2003 toegepast maar is sinds maart 2003 verboden. Op de
eerste plaats is er gerede twijfel aan de veiligheid van dit middel doordat de beschikbare data
onvoldoende duidelijkheid geven over de in vivo genotoxiciteit van de stof. Een wat oudere
carcinogeniteitsstudie wijst erop dat de stof niet-carcinogeen is maar deze studie is gebrekkig
uitgevoerd en voldoet zeker niet aan de huidige richtlijnen. Daarnaast oordeelde de Scientific
Committee on Animal Nutrition dat de fabrikant onvoldoende data heeft aangeleverd over de
metabolieten van de stof bij kalkoenen, waaronder een mogelijke markermetaboliet voor de
residuen. Nifursol behoort qua structuur tot dezelfde categorie stoffen als furazolidon,
furaltadon, niitrofurazon en nitrofurantoine. Deze nitrofuranen worden gekenmerkt door een
nitrofuraanring, die via een azomethine-band is gekoppeld aan een zijketen. Deze zijketen kan
onder zure omstandigheden worden vrijgemaakt waardoor er hydrazine-achtige verbindingen
ontstaan. Dit geldt ook voor de zogenaamde eiwitgebonden residuen, die ontstaan door
metabole activatie van de nitrofuraanring, gevolgd door een reactie met eiwitten. Daarnaast is
bij een aantal stoffen aangetoond dat ook de hydrazine-zijketens kunnen binden aan eiwitten.
Als gevolg van de eiwitbinding zijn deze residuen relatief stabiel en kunnen zij in de maag
van de consument worden gehydrolyseerd tot de respectievelijke zijketens.Voor furazolidon
zijn er daarbij sterke aanwijzingen dat de zijketen genotoxische eigenschappen heeft en
mogelijk betrokken is bij de carcinogene werking van de stof. Of dit voor nifursol ook geldt is
dus onbekend en onvoldoende onderzocht. Wel zou voor deze stof, net als bij andere
nitrofuranen, de zijketen als een marker voor de eiwitgebonden residuen gebruikt kunnen
worden, waardoor de toepassing in elk geval wel gecontroleerd kan worden.
Conclusie
Blackhead disease lijkt met name via preventieve maatregelen te moeten worden bestreden.
Middelen om zieke dieren te behandelen zijn niet langer voorhanden, doordat er twijfel is
gerezen aan de veiligheid van het middel nifursol. In de VS is het middel nitarsone in
combinatie met bacitracine toegelaten voor preventieve behandeling. Er zijn echter
onvoldoende data voorhanden omtrent de eigenschappen van nitarsone om deze toepassing
ook in Nederland en de EU zonder meer toe te staan. Bovendien is het gebruik van bacitracine
als veevoederadditief verboden en speelt de vraag of het gebruik van een ander antibioticum
als veevoederadditief past in de huidige EU-aanpak van antibioticagebruik. Over de
effectiviteit van nitarsone alleen bestaat grote twijfel (zie commentaar CIDC).
Literatuur
Bayse G.S., Jinadu L.A., Shaw, K.L. and Wiley, K.L. (2000). The N-acetylation of arsanilic
acid in vitro by mammalian enzymes. Drug Metabolism and Disposition 28 (4), 487-492.
Auteurs
Ron Hoogenboom, Maryvon Noordam (RIKILT)
Rolaf van Leeuwen, Bert-Jan Baars (RIVM)
Ivo Claassen (CIDC)
27-10-2003
Notitie: Therapie van Histomoniasis (Black Head) bij kalkoenen.
Voor de behandeling van blackhead/histomonias bij kalkoenen is op dit moment
geen geregistreerd diergeneesmiddel beschikbaar.
Volgens de internationale literatuur zouden voor noodmaatregelen een aantal
middelen in aanmerking komen die vroeger hun werkzaamheid tegen
histomoniasis hebben bewezen. Tot deze middelen behoren:
Histostat® (Nitarsone (4-nitrophenylarsonic acid) & bacitracine methylene
disalicylate) NADA 141-088. Van Nitarsone is aangetoond dat het effectief is in
de preventie van histomoniasis, het succesvol gebruik in de curatieve
behandeling is wisselend. Een verbetering van de werkzaamheid door
toevoeging van bacitracine is niet onderbouwd. Bacitracine is binnen de EU als
therapeuticum in de diergeneeskunde niet geregistreerd voor systemische
toepassing en als veevoederadditief recent verboden. Voor de analyse van
mogelijke residuen van Nitarsone zijn geen gevalideerde methoden beschreven.
Nitrofuranen (Nitarsone, Nifursone e.a.). Deze middelen zijn op Annex IV van
EU2377/90 geplaatst en mogen bij voedselproducerende dieren niet worden
gebruikt. De effectiviteit van nitrofuranen tegen blackhead wisselt per product.
Nitro-imidazolen (Ipronidazole, Metronidazole). Deze middelen hebben een
bewezen werkzaamheid in de preventie en therapie van histomoniasis.
Vanwegen hun toxicologische eigenschappen zijn ze echter eveneens op Annex
IV van EU 2377/90 geplaatst (sinds 1995) en mogen bij voedselproducerende
dieren niet toegediend worden. In een "position paper on availability of veterinary
medicines of 17.03.1999" vermeldt het CVMP dat voor de behandeling van
blackhead geen alternatieven bestaan, en het verbod van de 5-nitroimidazolen
tot een therapeutisch probleem kan leiden. Het gebruik van Metronidazole voor
de preventie van blackhead werd daarom wel tot Mei 2002 toegestaan, ook
nadat het CVMP in zijn toxicologische evaluatie op de genotoxiciteit en potentiële
carcinogeniteit heeft gewezen.
Tevens is Metronidazole in gebruik (ook in Nederland) als humaan geneesmiddel
(Flagyl®).
Als noodmaatregel zou dus overwogen kunnen worden, metronidazole alsnog
voor de behandeling van acute gevallen van histomoniasis te gebruiken: de
therapeutische dosis is 60 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 5 dagen (oraal)
hetgeen overeenkomt met de in de humane geneeskunde geadviseerde dosis
voor kinderen voor b.v. amoebiasis (dysenterie). Tevens zal het gebruik van
levamisole of fenbendazole ter bestrijding van Heterakis en Ascardia (die als
vectoren fungeren) gestimuleerd moeten worden om verdere ziekteuitbraken te
voorkomen.
De motivatie, om als noodmaatregel metronidazole dat volgens EU normen
(2377/90) niet bij voedselproducerende dieren mag worden gebruik, alsnog
tijdelijk ter bestrijding van een acuut uitbraak van histomoniasis bij kalkoenen
gebruiken, kan als volgt samengevat worden:
· Het middel is van bewezen werkzaamheid tegen histomoniasis bij kalkoenen.
· Het middel is in de humane geneeskunde geaccepteerd (en zodoende ook in
Nederland beschikbaar).
· Voor het aantonen van ongewenste residuen staan recent ontwikkelde
analytische methoden ter beschikking (u.a. Daeseleire, E. et al: http://
allserv.rug.ac.be; of The Analyst 2000, 125, 1533-1535), waardoor een
controle van het gebruik mogelijk wordt.
Utrecht, dd. 27-10-2003
Prof.dr.J.Fink-Gremmels
Faculteit Diergeneeskunde
Afd. Veterinaraire Farmacologie, Farmacie en Toxicologie
Yalelaan 16
3508TD Utrecht
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit