28-10-2003
BOVAG en RAI : investeren in ringwegen rond de grote steden moet
Investeren in de ringwegen rond de grote steden heeft wel degelijk
zin. Dit blijkt uit een onderzoek dat het bureau DHV in opdracht van
BOVAG en RAI heeft uitgevoerd. Het veel gehoorde bezwaar dat de steden
het toenemende aantal auto's niet kunnen verwerken en dat daarom het
uitbreiden van de wegcapaciteit geen zin heeft, wordt in de studie
weerlegd.
Uit prognoses van de werkgelegenheidsgroei in en om de grote steden in
de Randstad blijkt dat de nieuwe arbeidsplaatsen tot 2020 vooral rond
de ringwegen zullen ontstaan en niet in- of bij het centrum van deze
steden. Ook woningbouw zal niet of nauwelijks in de centra
plaatsvinden, maar vooral ook rond de ring en in de zogenaamde
buitengebieden van de steden. Gevolg is dat de verkeersgroei zich
vooral zal voordoen op- en rond de ring, in het buitengebied en in het
doorgaande verkeer.
De percentages voor Amsterdam zijn illustratief. DHV berekent dat in
de periode 1995 tot 2020 het aantal verplaatsingen in- en rond het
centrum met slechts 3% zal groeien terwijl de groei op de ring en het
buitengebied op maar liefst 57% komt. Volgens DHV zal ook het
doorgaand verkeer met 40% toenemen.
Wonen verschuift naar buiten
Er gaan veel meer mensen in de buurt van de ringwegen wonen. De groei
van het aantal inwoners tussen 1995 en 2020 wordt voor het centrum op
slechts 2% berekend, voor het overgangsgebied op 11%, en voor de ring
op 63%.
Voor Den Haag ziet DHV zelfs een negatieve groei van het aantal
inwoners in het centrum en een toename rond de ring van 68%.
Werken verschuift naar de rand
Het aantal arbeidsplaatsen verschuift in nog grotere mate naar de
rand. Voor Amsterdam voorziet DHV een groei van het aantal
arbeidsplaatsen in het centrum van 3%, maar voor het buitengebied 34%
en voor de ring zelfs 76% meer arbeidsplaatsen.
Besturen
Voor het beheersbaar houden van de mobiliteit pleit DHV voor een
regionale aanpak zodat er gerichter bestuurd kan worden. Daarmee
onderschrijft het DHV-onderzoek de aanbevelingen van de commissie
Leteijn. Regionaal maatwerk is gewenst. Daarvoor zou een
mobiliteitsteam op operationeel niveau moeten worden ingesteld en een
mobiliteitsbestuur op bestuurlijk niveau dat dit team aanstuurt. Zo
kan er meer aandacht worden besteed aan de aansluitingen tussen het
hoofdwegennet en het onderliggend wegennet die nu nog onder gescheiden
regimes vallen. Zo kunnen benodigde capaciteitsuitbreidingen beter
worden afgestemd en benuttingsmaatregelen beide wegtypen ontlasten,
waardoor een betere doorstroming kan ontstaan.
AutoRai