De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCJZ/2003/9372
datum
27-10-2003
onderwerp
Uitspraak inzake vergoeding fokverbod voor varkens
Trcnr. 2003/2872
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In haar brief van 22 oktober jl. vraagt de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van uw Kamer mij aan te geven hoe
het schikkingsvoorstel dat door de Staat is gedaan aan bedrijven die
door het fokverbod getroffen zijn, wordt gefinancierd en hoe om moet
worden gegaan met getroffen bedrijven die niet meteen een claim hebben
ingediend.
In 1997 is in Nederland varkenspest uitgebroken. In dat kader heeft de
toenmalige minister op 2 juni 1997 de Regeling fokverbod varkens I
1997 uitgevaardigd, welke regeling inhield - kort samengevat - dat in
het omschreven gebied geen varkens mochten worden geïnsemineerd of
bevrucht. De regeling is op 3 juni 1997 in werking getreden. Op 24
juni 1997 is de Regeling fokverbod varkens II 1997 uitgevaardigd, met
gelijke verboden, welke gold voor een ruimer gebied dan in de eerste
regeling. Beide regelingen zijn op 12 november 1997 ingetrokken.
datum
27-10-2003
kenmerk
TRCJZ/2003/9372
bijlage
Bij uitspraken van 3 augustus 2001 heeft het College van Beroep voor
het bedrijfsleven de Regeling fokverbod varkens II 1997 onverbindend
verklaard. Nadien heeft een aantal betrokken veehouders die stelden
door dit fokverbod en/of door de Regeling fokverbod varkens I 1997 te
zijn getroffen, vaak via vertegenwoordigers, de Staat der Nederlanden
aansprakelijk gesteld voor de door hen als gevolg van de fokverboden
geleden schade.
De Staat heeft onder ogen gezien dat in rechte verdedigd zou kunnen
worden dat hij door uitvaardiging van de fokverboden onrechtmatig
heeft gehandeld. Tegen die achtergrond heeft hij ervoor gekozen om -
zonder overigens aansprakelijkheid te erkennen - te bezien of met de
betrokken claimanten tot een minnelijke regeling kan worden gekomen.
Aangezien de schikkingonderhandelingen, waarbij de Landsadvocaat nauw
is betrokken, thans nog gaande zijn, kan ik niet ingaan op de hoogte
van de hiervoor gereserveerde middelen.
Bedrijven die de Staat niet tijdig aansprakelijk hebben gesteld, komen
niet voor een schikking in aanmerking, omdat hun rechtsvordering gelet
ook op analyses van de Landsadvocaat ingevolge artikel 3:310 van het
Burgerlijk Wetboek is verjaard.
Zodra de schikkingonderhandelingen zijn afgerond zal ik u over het
eindresultaat van deze onderhandelingen en de financiële consequenties
nader informeren.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit