Jaarbeurs Utrecht


Persberichten Perskamer: VIV Europe

VIV wil platform zijn voor nieuwe varkenshouderij

Utrecht - In de varkenssector neemt de belangstelling voor ketenconcepten toe. Meedoen met zo'n concept dwingt tot extra investeringen in bijvoorbeeld fokkerij, dierenwelzijn en milieu. De ketenconcepten zijn een cruciaal onderdeel van het huidige heroriënteringsproces van de varkenssector. VIV Europe 2003, de Vakbeurs voor Innovatieve Veehouderij, haakt hier ook dit keer weer op in. VIV Europe wordt gehouden van 28 tot met 31 oktober.

"De varkenshouderij heeft het momenteel niet gemakkelijk, maar als varkenshouder zul je moeten blijven investeren en keuzes moeten blijven maken. Ook in slechte tijden," stelt Alfred van Lenthe, hoofd van de afdeling Markt en Communicatie van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE).
Ook al gaat het al geruime tijd slecht in de sector: investeringsdrang is er nog steeds onder de varkenshouders. "De sector heeft door de uitbraak van varkenspest in 1997 en MKZ in 2001 niet kunnen meeprofiteren van pieken in de markt. Daarnaast heeft de toch al lage opbrengstprijs onder druk gestaan door de MPA-affaire in 2002 en de broodmeelaffaire in 2003. Veel bedrijven hebben geen financiële buffer kunnen opbouwen. Maar de situatie verschilt van bedrijf tot bedrijf. De onderlinge verschillen zijn groot," aldus Van Lenthe. Investeringsnoodzaak is er genoeg. Dierenwelzijn en in mindere mate milieu - 'het wettelijke kader' - zorgen nog steeds voor belangrijke investeringsprikkels. Voor VIV Europe 2003 een reden om daarvoor een goed oriëntatieplatform te zijn. VIV organiseert een themadag varkenshouderij, op woensdag 29 oktober. Ook factoren als bedrijfsvergroting en 'de noodzaak van de markt' komen aan bod. De markt kenmerkt zich door productdifferentiatie en -segmentatie.

Verwaarding
"De varkenssector is bezig met een omslag," gaat Van Lenthe verder. "De Nederlandse varkenshouderij had tientallen jaren een kostprijsleiderschap. Kenmerken waren: een grootschalige productie, een lage kostprijs, een homogeen product en een solide basiskwaliteit." Deze maakten de Nederlandse varkenshouderij tot een geliefd leverancier van grondstof voor de vleesverwerkende industrie in Europa.
"Dat leiderschap heeft Nederland in de jaren negentig verloren. Door vooral de milieu- en welzijnseisen staat Nederland nu op eenzelfde kostprijsniveau als Denemarken, Bretagne en de grote varkenshouderijbedrijven in Duitsland." Ondertussen is de Spaanse varkenssector de kostprijsleider van Europa. Overigens hebben de Spanjaarden er twee decennia voor nodig gehad om die positie van Nederland over te nemen. De Nederlandse varkenssector zoekt het intussen steeds meer in de ontwikkeling van nieuwe verwaardingsmogelijkheden met meer toekomstperspectief. Een weerslag van dit heroriëntatieproces? Steeds meer productie volgens specialistische marktconcepten, met nauw omschreven regels voor type varken, huisvesting, milieu, voeding en medicijngebruik. Bij de varkenshouder komt het steeds meer aan op specifieke managementvaardigheden.
Alfred van Lenthe: "Voor de Duitse markt heb je zwaardere varkens nodig. Dus méér Piétrain-bloed in het dier. Voor de Engelse baconmarkt moet je extra investeren in huisvesting en welzijn." De differentiatie schept ook voor de toeleveranciers nieuwe afzetmogelijkheden. Dat is vooral zichtbaar in de stallenbouw. De keuze in
(welzijnsvriendelijke) staltypen, voerautomaten en andere toepassingen voor in de stal is in de afgelopen jaren flink uitgedijd, zoals op VIV Europe 2003 te zien is.

Kostprijsleider
De heroriëntatie is een goede ontwikkeling, vindt Van Lenthe. "We moeten nog meer toe naar vaste afnemersrelaties in de keten en naar een stabielere aanvoer van varkens. De Nederlandse varkenshouderij kan alleen overleven als alle schakels in de keten meedoen en er onderling voldoende vertrouwen is." Hij vervolgt: "Op kostprijs moet steeds meer de concurrentie worden aangegaan met landen buiten de EU, vooral met Brazilië en Canada. Die kunnen tegen vrijwel dezelfde lage prijzen leveren. De Nederlandse varkenshouderij moet het daarom vooral hebben van hoogwaardige, onderscheidende consumentenproducten. Zowel in vers vlees als in bewerkt en voorverpakt." Van Lenthe roemt in dit verband de recente overname van de Duitse vleesverwerker Moksel door Bestmeat. "Dat is strategisch een heel goede zet. De vraag naar voorverpakt vlees neemt toe. In Duitsland is die markt volop in ontwikkeling. Daar is groeipotentieel en Moksel is daar sterk in" Afzetperspectieven zijn er ook in Oost-Europa. "De welvaart groeit er en de consumptie neemt daar sneller toe dan de productie."
Enig optimisme is dan ook op zijn plaats volgens Van Lenthe. "De Nederlandse varkenshouderij heeft voldoende perspectief. We hebben een goede kennis- en infrastructuur, een centrale ligging, dichtbij een afzetmarkt van zo'n 300 miljoen consumenten in de driehoek Londen-Berlijn-Parijs. En we hebben met IKB een goed kwaliteitssysteem. Nederland heeft bovendien goede ondernemers. Ze verstaan hun vak en zijn flexibel. Waar het echter op aankomt, is dat de overheid perspectief blijft bieden. Die moet er voor zorgen dat een investering geen weggegooid geld wordt. Neem nou de discussie en onduidelijkheid over de breedte van de spleet in roostervloeren. Het dierenwelzijnsbeleid door de overheid is niet echt geslaagd. Boeren willen en verdienen meer duidelijkheid."

Nichemarkten
Intussen heeft de differentiatie al het nodige opgeleverd. Zo zijn er varkens voor Britse bacon, voor Italiaanse hammen, voor de export naar Japan, en voor speciaal vlees voor de retail. Zo is er scharrel-, biologisch en Milieukeurvlees. En er is Livarvlees, een streekproduct uit Limburg, dat wordt verkocht in de duurdere restaurants. "Het zijn nichemarkten. Het is goed dat ze ontwikkeld zijn. En het is ook moedig van de varkenshouders, die hiermee zijn begonnen en die hebben doorgezet, want bij de ontwikkeling ervan hebben zij vele en lastige hobbels moeten nemen."

---


Noot voor de redactie,