Reactie RvC uitspraa nemingskamer
Persbericht van zeven (oud-) commissarissen van Laurus N.V.
Op 16 oktober 2003 heeft de Ondernemingskamer uitspraak gedaan in de door de
Vereniging van Effectenbezitters (VEB) en een tweetal met de heer E.Th.A.C.
Albada Jelgersma gelieerde vennootschappen aangespannen procedure. Door een
zevental (oud-) commissarissen (te weten de heren W.M. de Grefte, J.M.
Hessels, R.J. Laan, J.M.M. Maeijer, A.H.J. Risseeuw, K.J. Storm en M.
Ververs) is in deze procedure verweer gevoerd en dit persbericht is hun
reactie op deze uitspraak. De VEB is in de uitspraak niet-ontvankelijk
verklaard.
De Ondernemingskamer oordeelt dat de toenmalige raad van commissarissen een
zekere medeverantwoordelijkheid draagt voor het door de toenmalige directie
gevoerde bestuur bij de uitvoering van de één-formule strategie. Met name
wordt gesteld, dat vanaf eind maart 2001 scherper toezicht op de toenmalige
directie had moeten worden gehouden en dat de directie "korter aan de
teugel" had moeten worden genomen. De Ondernemingskamer legt niet uit wat
met scherper toezicht en "korter aan de teugel" wordt bedoeld en hoe dit het
later gebleken debacle had kunnen voorkomen. Sommige van de door de
Ondernemingskamer geconstateerde feiten die het oordeel ondersteunen dat
vanaf eind maart 2001 strenger toezicht zou moeten worden gehouden, hebben
zich pas na eind maart 2001 voorgedaan. Deze zaken konden derhalve nooit
aanleiding zijn voor het door de Ondernemingskamer noodzakelijk geachte
strengere toezicht. Daarnaast erkent de Ondernemingskamer zelf, dat
ingrijpen in mei 2001 "onverantwoord" zou zijn geweest. In de korte periode
van eind maart 2001 tot begin mei 2001 zijn bij de contacten tussen raad van
commissarissen en directie geen signalen gegeven die ingrijpen
rechtvaardigden.
Een consequentie van het oordeel van de Ondernemingskamer is, dat de raad
van commissarissen in feite op de stoel van de directie moet gaan zitten en
(be)stuur(s)taken moet overnemen. Deze opvatting past niet in het geldende
wettelijke stelsel, waarbij er sprake is van een duidelijke scheiding van de
taken en verantwoordelijkheden tussen commissarissen en directie.
De Ondernemingskamer volgt de geldende opvatting dat de raad van
commissarissen voor zijn informatie afhankelijk is van de directie. Niet
begrijpelijk is dan dat scherper toezicht zou hebben geleid tot een ander
beleid omdat de raad van commissarissen bij herhaling door de toenmalige
hoofddirectie op fundamentele punten onjuist blijkt te zijn geïnformeerd. Op
de verstrekte informatie mocht de raad van commissarissen, zo blijkt uit de
uitspraak, afgaan.
De Ondernemingskamer baseert haar oordeel op een aantal constateringen van
de onderzoekers die in de procedure uitgebreid en gemotiveerd zijn
weersproken en weerlegd (bijvoorbeeld: de door de raad van commissarissen
ingebouwde controlemomenten; de mogelijkheden om tussentijds - zoals ook is
gebeurd - de uitvoering van het plan te stoppen; de gang van zaken rondom de
drie CFO's in één jaar; de niet goedgekeurde verhuizing van het hoofdkantoor
met nadelige personele consequenties etc. Zie verder voor meer
bijzonderheden de pleitnotities van mr. M. Das, te vinden op
www.laurus.nl.). De Ondernemingskamer geeft geen inzicht in de redenen
waarom zij zich bij haar oordeel dan toch baseert op deze weerlegde
bevindingen. Gelet op onder meer vorengenoemde punten zal door de zeven
(oud-)commissarissen cassatie worden ingesteld.
Anders dan door sommige media is bericht, maakte de heer Albada Jelgersma in
de betrokken periode deel uit van de raad van commissarissen. De heer Albada
Jelgersma, een zeer ervaren food-retail deskundige, was een krachtig
voorstander van de één-formule strategie en was door zijn vele informele
contacten binnen de onderneming en de leiding daarvan, vaak beter
geïnformeerd dan de andere leden van de raad van commissarissen.
Laurus NV