Railion

Universeel inzetbare locomotieven veroveren Europa

Eerste prototypen loc BR 189 getest in Nederland

Utrecht, 21 oktober 2003

Vanaf 27 oktober tot medio november maken twee splinternieuwe multicourante locomotieven van het type BR 189 testritten op het Nederlandse railnet. Multicourante locomotieven zijn geschikt voor verschillende stroomsystemen en kunnen daardoor vrijwel overal in Europa rijden. Het type BR 189 is door Siemens Krauss Maffei te München ontwikkeld als Europese standaardlocomotief. Om de locomotief te kunnen toelaten op het Nederlandse spoornet moet de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat controleren hoe deze machines zich - qua techniek - gedragen op het Nederlandse spoor. Deze `meetklus' is uitbesteed aan ingenieursbureau NedTrain Consulting. Na de officiële toelating kunnen Nederlandse goederenvervoerders de loc, die inmiddels al in diverse Europese landen is goedgekeurd, dan ook in Nederland inzetten.
Railion verwacht dat de locomotieven vanaf 2006 `turnkey' kunnen worden afgeleverd, zodat het bedrijf bij de oplevering van de Betuwelijn gereed is voor de Europese vervoersmarkt.

In het kader van de verdere internationalisering heeft Railion Nederland 20 van deze multicourante elektrische locomotieven besteld. Met deze locomotieven is het technisch mogelijk over vrijwel het gehele Europese spoorwegnet te rijden en hoeft dus niet meer bij iedere grens van locomotief te worden gewisseld. De efficiency van de bedrijfsvoering kan daarmee aanzienlijk worden verhoogd.

Goederenvervoer per spoor is de laatste jaren steeds meer een internationale zaak geworden. Naast de toegenomen in- en uitvoer door Nederlandse bedrijven van een breed scala aan producten, vindt er ook steeds meer doorvoer plaats van en naar de haven van Rotterdam. Droge (ertsen, kolen) en natte (petrochemie) bulk, containers, staal, personenauto's, houtproducten, afval enz. En het railgoederenvervoer groeit. Van nauwelijks 17 mln ton in 1993 naar 24,6 mln ton in 2002. Zelfs bij een stagnerende economie blijkt de vraag naar betrouwbaar railvervoer verder toe te nemen.

Vanuit het verleden is het Europese spoorwegnet, technisch gezien, min of meer een `lappendeken'. Weliswaar is de spoorbreedte in de meeste landen gelijk, de stroomvoorziening en de beveiligingsinstallaties verschillen echter van land tot land. Locomotieven werden tot dusverre vrijwel uitsluitend gebouwd op de nationale techniek en konden dus niet `grensoverschrijdend' doorrijden. Internationale treinen moesten
- en moeten ook nu meestal nog - wisselen van locomotief aan de grens. Dat betekent een kritische afstemming met het railbedrijf uit het buurland dat de aansluitende locomotief moet leveren en dus een vergroot risico op vertragingen.

Inmiddels zijn er dus locomotieven met tractie-installaties (motoren, stuur en regelsystemen) die vrijwel alle Europese bovenleidingspanningen aankunnen. Het beveiligingssysteem van deze locomotieven is voorbereid op het European Train Control System, de nieuwe Europese norm. Waar ETCS nog niet in de infrastructuur is geïnstalleerd, kan de modulaire beveiligingsapparatuur uit de locomotief ook met oudere nationale systemen overweg. De technische problemen om `grensoverschrijdend' te rijden zijn daarmee afdoende opgelost.