Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DNO. 2003/2769
datum
27-10-2003

onderwerp
Motie Waalkens/Snijder en motie Tichelaar
TRC 2003/8113

bijlagen

---

Geachte Voorzitter,

In december 2000 werd door het kabinet de Commissie Structuurversterking Veenkoloniën (Commissie Hoekstra) ingesteld met als taak de sociaal-economische situatie van dit gebied te analyseren. De reden hiervoor was de matige sociaal-economische structuur alsmede de verwachting dat door aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), in het bijzonder van het beleid rond de zetmeelaardappelen, de situatie nog aanzienlijk zou kunnen verslechteren.

De Commissie constateerde een achterblijvende ontwikkeling. In het hierop volgende kabinetsstandpunt werden de conclusies grotendeels overgenomen. Ter verbetering van de situatie werd enerzijds gewezen op betere benutting van reeds bestaande middelen, anderzijds werd gevraagd de plannen te zien als 'nadere uitbouwing op onderdelen van de reeds uitgebrachte ICES-claims, waarover in de volgende kabinetsperiode moet worden besloten'.

datum
27-10-2003

kenmerk
DNO. 2003/2769

bijlage

Motie Waalkens/Snijder

De behandeling van het kabinetsstandpunt vond plaats in de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op 8 februari 2002. Bij deze behandeling werd de motie Waalkens/Snijder aangenomen. Hierin wordt geconstateerd dat er (1) geen beleid is dat toegesneden is op de Veenkoloniën en (2) er door de veelheid aan regelingen onvoldoende gebruik gemaakt wordt van bestaande mogelijkheden. De motie vraagt vervolgens om tot een gebundelde inzet van middelen te komen, waarbij ook aanvullende financieringen moeten worden betrokken.

In de Memorie van Toelichting bij de Begroting van LNV 2003 is aangegeven dat als uitvoering van de motie Waalkens/Snijder gedurende een aantal jaren verslag aan de Kamer zal worden gedaan over de inzet van middelen voor de Veenkoloniën.

Motie Tichelaar

Bij de behandeling van de Landbouwbegroting in november 2002 is de motie Tichelaar ingediend en aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om (1) de herstructurering van de Veenkoloniën als prioriteit te handhaven, (2) de Veenkoloniën als pilot aan te wijzen voor een experiment met een gebiedsgerichte aanpak en (3) de Veenkoloniën met voorrang aan te wijzen ten behoeve van het aangekondigde Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

Zoals in de Memorie van Toelichting bij de begroting van LNV is aangegeven, zal voor het Rijk de uitwerking van de motie Tichelaar deel uitmaken van de uitwerking van de Agenda voor een Vitaal Platteland en het bijbehorende meerjarenuitvoeringsprogramma.

Inzet middelen in 2002

In het rapport 'Overzicht geldstromen Veenkoloniën 2002', dat als bijlage bij deze brief is gevoegd, is aangegeven hoe de inzet van middelen van de verschillende overheden ten behoeve van de Veenkoloniën in 2002 is geweest.

Het regionale beleid voor het Noorden wordt samengebracht in het 'Kompas van het Noorden', met jaarprogramma's en financiering vanuit verschillende bronnen. De middelen zijn afkomstig van de EU en van verschillende ministeries (EZ, LNV, SZW, V&W, VROM, OCW). Daarnaast zijn er bijdragen van regionale overheden. Met de Kompasaanpak wordt een geïntegreerde aanpak bereikt, met bundeling van middelen van verschillende bronnen. Het Kompas is bestemd voor het gehele Noorden en bestaat uit drie deelprogramma's: 'Economische kerngebieden/versterking marktsector', 'Stedelijke centra' en 'Landelijk gebied'. Het Kompas is gericht op economische structuurversterking van het Noorden.

In het kabinetsstandpunt is aangegeven dat Kompasgelden ook gebruikt kunnen worden voor initiatieven in de Veenkoloniën. In de praktijk is zulks ook het geval. De middelen van het ministerie van Economische Zaken voor het Kompasprogramma zijn grotendeels overgedragen aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Binnen het afgesproken kader kan SNN projecten zelfstandig honoreren. Een eventuele bijstelling van het kader behoeft vanzelfsprekend het fiat van het ministerie van Economische Zaken.

Het beleid voor de Veenkoloniën is in vergaande mate gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. Hiermee wordt bereikt dat in de regio voor een efficiënte besteding kan worden gekozen. Het betekent ook dat op rijksniveau geen directe sturing op de bestedingen plaatsvindt. Door de regio is de Stuurgroep Veenkoloniën ingesteld die een regiovisie heeft opgesteld: de 'Agenda voor de Veenkoloniën'. Voor de uitvoering is onlangs een projectbureau van start gegaan dat uitvoering moet geven aan deze Agenda.

Het bijgevoegde rapport geeft een overzicht van de inzet van de gedecentraliseerde gelden alsook van een deel van de centraal ingezette middelen.
Hierbij moet aangetekend worden dat het niet mogelijk is om tot een eenvormig overzicht te komen omdat de administraties van de verschillende uitvoerende diensten niet op dezelfde wijze zijn ingericht. Dit heeft er onder andere toe geleid dat in een aantal gevallen een overzicht is gegeven van in 2002 toegezegde gelden op basis van goedgekeurde projecten. In andere gevallen is een overzicht gegeven van in 2002 uitgegeven gelden.

De motie Waalkens/Snijder constateert dat er door de Veenkoloniën onvoldoende gebruik gemaakt wordt van bestaande regelingen. Op basis van het rapport kunnen de volgende conclusies worden getrokken, waarbij een zekere voorzichtigheid moet worden gehanteerd, aangezien er door verschillen in administratieve opzet geen eenduidig overzicht kon worden opgesteld:
1. Het Rijk heeft geen specifieke, op de Veenkoloniën toegesneden programma's. Wel is een aanzienlijk deel van de middelen gedecentraliseerd naar de provincies c.q. het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. Dit betreft het grootste deel van de middelen van het ministerie van Economische Zaken voor de uitvoering van Kompas voor het Noorden, het Uitvoeringsprogramma Innovatie Noord-Nederland (UILNN) van het ministerie van LNV, de EU-middelen ten behoeve van doelstelling 2 programma Noord-Nederland (inclusief uitfasering oude doelstellingsgebieden), het Leaderprogramma (een EU-regioprogramma voor het landelijk gebied) en het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). 2. In 2002 zijn de bestedingen van de EZ-Kompasgelden en daaraan verbonden EU-middelen minder dan evenredig. In 2002 zijn echter geen grote projecten aan de orde geweest. Buiten beschouwing zijn gelaten de projecten die betrekking hebben op de randen van het gebied zoals in de kernen Emmen en Winschoten. 3. Het beeld voor de programma's UILNN, LEADER en POP is gunstiger; hiervan gaat globaal een evenredig deel naar de Veenkoloniën. 4. Veel van de rijksmiddelen worden uitgegeven op basis van individuele aanvragen (bijvoorbeeld hectaretoeslagen in de landbouw op grond van EU-beleid, werkloosheidsuitkeringen enz). Deze onttrekken zich door hun aard aan een gerichte inzet. 5. De meest relevante middelen van zowel EU als Rijk ter stimulering en ondersteuning van de Veenkoloniën zijn gedecentraliseerd en worden vaak aangevuld met middelen van provincies en gemeenten. Hiermee heeft de regio een instrument voor bundeling van middelen alsook voor een specifieke inzet op de Veenkoloniën.

Tenslotte kan worden gesteld dat door het niet-beschikbaar komen van de ICES-gelden én in het licht van de huidige financiële situatie van het Rijk er voor de toekomst rijksbreed geen uitzicht is op een wezenlijke verruiming van middelen voor de Veenkoloniën.

De Stuurgroep Veenkoloniën kan evenwel een essentiële rol vervullen bij het benutten van de programma's en regelingen ten behoeve van dit gebied en daarbij zorgen voor de bestuurlijke samenhang. Het Rijk zal dit proces, waar dit tot haar mogelijkheden behoort, ondersteunen.

In die zin kan ik mededelen dat ik uit de LNV-begrotingspost 'Reconstructie in niet-reconstructie gebieden' in 2005-2007 een extra bedrag van EUR 4 mln wil uittrekken voor plattelandsbeleid in de Veenkoloniën en dat ik de definitieve goedkeuring heb gegeven aan de pilot 'Inplaatsing melkveehouderij Veenkoloniën' waarmee een bedrag van EUR 2.3 mln is gemoeid.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

Bijlage:
Rapport 'Overzicht geldstromen Veenkoloniën 2002' (PDF-formaat, 398
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03317.htm
Kb)


---