Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
N/2003/4158
datum
24-10-2003

onderwerp
Reactie kabinet op de Natuurbalans 2003

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Op 15 september jongstleden heb ik u de Natuurbalans 2003 aangeboden. Bij deze ontvangt u mijn daarbij toegezegde beleidsreactie.

Algemeen

De Natuurbalans schetst in het algemeen een somber beeld te aanzien van de haalbaarheid van diverse doelen op het gebied van natuur en landschap en vraagt op verschillende terreinen om extra beleidsaandacht.

Het kabinet onderkent dat er nog flinke stappen gezet moeten worden om de geformuleerde beleidsdoelen te realiseren. Daarom heeft het kabinet in het hoofdlijnenakkoord aangegeven dat realisatie van de EHS van vitaal belang is en er via de uitgavenintensivering voor de EHS en reconstructie in deze kabinetsperiode sprake is van een impuls van 700 mln. euro. Ook in de periode 2008-2018 is onverminderde aandacht gewenst. Om dit te faciliteren is in de meerjarenbegroting jaarlijks 250 mln. euro opgenomen voor de EHS en reconstructie. De plannen van het kabinet zijn op hoofdlijnen neergelegd in de brief over de uitgavenintensiveringen aan de Tweede Kamer (brief van 16 september 2003, kenmerk TK 2003-2004, 29200 XIV, nr 3) en het beleidsprogramma 2004-2007, Vitaal en Samen.

Onderstaand ga ik in op de belangrijkste conclusies in de Natuurbalans.

datum
24-10-2003

kenmerk
N/2003/4158

bijlage

Klimaat en Natuur.

De Natuurbalans geeft aan dat de effecten van klimaatverandering op natuur nu al meetbaar zijn en consequenties hebben voor de planten- en diersoorten. Klimaatverandering is mede de oorzaak dat met name de immobielere soorten zich niet aanpassen en dat daardoor de soortensamenstelling op termijn zal veranderen. De Natuurbalans geeft aan dat het realiseren van de EHS inclusief robuuste verbindingen van groot belang is om de effecten van klimaatverandering op te vangen. Verder wijst de Natuurbalans in dit verband op het belang van grensoverschrijdende ecologische netwerken.

Het kabinet constateert dat de Natuurbalans het belang van de realisatie van de EHS onderstreept. Met de uitgavenintensivering voor de EHS en reconstructie geeft het kabinet een forse impuls aan het creëren van een ecologisch netwerk van natuurgebieden voor het grotendeels opvangen van de gevolgen van de klimaatveranderingen ten bate van het overleven van plant- en diersoorten.

De Europese dimensie van het natuurbeleid krijgt vorm door de Natura 2000-gebieden en het vormen van een pan-Europese ecologisch netwerk (PEEN) waarvan de EHS een belangrijk deel uit zal gaan maken. In het kader van het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (2002) zal Nederland de robuuste en minder robuuste (natte) ecologische verbindingen met Duitsland en België actief versterken. Tenminste drie grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden zijn in 2005 van kracht. Ook in grensoverschrijdende rivierstroomgebieden (Rijn, Schelde, Maas, Eems) zal Nederland zich in internationale samenwerkingsverbanden inzetten om de ecologische functies te versterken.

Voor wat betreft soortensamenstelling en klimaatverandering is een forse onderzoeksinspanning nodig. Ik zal bij de onderzoeksprogrammering voor de komende jaren aandacht geven aan het thema klimaatverandering en de invloed klimaatverandering op de samenstelling van flora- en fauna in Nederland.

Natura 2000

De Natuurbalans is positief over het feit dat Nederland, met de aanwijzing van 141 gebieden, het eerste land van Europese Unie is, dat de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden voltooid heeft. Ook is de Natuurbalans positief over de implementatie van de Vogelrichtlijn. De balans constateert dat in 2003 de begrenzing van zes Vogelrichtlijngebieden uitgebreid is.
Over soorten doet de Natuurbalans een aantal uitspraken. Ten eerste constateert de Natuurbalans dat de meeste vogelsoorten waarvoor Vogelgebieden zijn of worden aangewezen in aantal toenemen of stabiel zijn. Ongeveer een kwart van de soorten gaat echter achteruit. Ten tweede, in Nederland gaat ongeveer de helft van de Habitatrichtlijnsoorten waarvoor gebieden zijn aangemeld, in aantal achteruit en ten derde vraagt de Natuurbalans aandacht voor de bescherming van VHR-gebieden tegen onder meer stikstofdepositie en verdroging.

De Europese Commissie heeft het kabinet begin juli 2003 medegedeeld dat met de aanmelding van 141 gebieden de Nederlandse bijdrage voor de Habitatrichtlijn compleet is. Voor wat betreft de Vogelrichtlijn zijn momenteel 79 gebieden aangewezen. Zoals aangekondigd wordt de aanwijzing van de polder Zeevang voorbereid. Ook zullen naar aanleiding van ingediende bezwaren de grenzen van een aantal gebieden nog worden bijgesteld. De Nederlandse bijdrage voor wat betreft de Vogelrichtlijn is dan compleet. In 2010 wordt het onderdeel gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn geëvalueerd op basis van monitoring van vogelsoorten en beleidsontwikkeling. In het kader van habitatrichtlijn zullen in beheersplannen maatregelen worden getroffen om de achteruitgang tegen te gaan.

Ik acht een doeltreffende aanpak van de ammoniakuitstoot in Nederland een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van natuurkwaliteit. Ik verwijs hierbij naar de door het kabinet ingezette lijn (zie Kamerstuk 2002-2003, 24445, nr. 65).

Dat verdroging een hardnekkig probleem blijft, heeft met name betrekking op de tussentijdse taakstelling in 2000 en het trage uitvoeringstempo in de jaren 2002-2003, die mede het gevolg is van de moeizame start van het gebiedsgerichte beleid. Ik deel de zorgen hieraangaand. Dat is ook aanleiding geweest voor de evaluatie van de verdrogingsbestrijding in 2002 en de adviesvraag aan de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) over de verbetering van de aanpak. In de Natuurbalans worden enkele belangrijke kansen genoemd om de verdrogingsbestrijding een nieuwe impuls te geven. In lijn hiermee zie ik betere integratie van de verdrogingsbestrijding in de realisatie van de EHS, de reconstructie, de uitvoering van het Natuurbeschermingswet en de implementatie van de Kaderrichtlijn Water als kern van de te volgen aanpak. In het kader van de uitgavenintensivering voor EHS en reconstructie komen hier ook extra middelen voor beschikbaar, waardoor een stevige impuls in de aanpak mogelijk is. In mijn reactie op het CIW-advies, die ik op korte termijn aan de Kamer zal toezenden, zal ik meer in detail aangeven welke maatregelen het kabinet in dit licht noodzakelijk acht.

Visserij

De balans analyseert de relatie tussen visbestanden en de inzet in de visserij met het oog op de doelen - het duurzaam voortbestaan van visbestanden veiligstellen - van het Europese gemeenschappelijk visserij beleid (GVB). De inzet in de visserij en visbestanden worden gemeten aan de hand van een indicator, namelijk eco-efficiëntie. Eco-efficiëntie is de hoeveelheid gevangen vis per liter verbruikte brandstof. Daarnaast wordt de constatering gedaan dat de invloed van de visserij op de soortensamenstelling van zoute wateren aanzienlijk is. Dit geldt voor de commerciële, de niet-commerciële vissoorten en de bodemfauna. Visserij op commerciële soorten, het omwoelen van de bodem, bijvangsten en het effect op de hele voedselketen worden door de Natuurbalans als belangrijke oorzaken van de verandering van soortensamenstelling op de Noordzee genoemd.

Het functioneren van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) is met het oog op hervorming uitvoerig geanalyseerd. Met de Kamer is op basis van de uitkomsten van deze evaluatie van gedachten gewisseld over de inzet van Nederland bij de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. In december 2002 heeft de Raad van Ministers hierover vergaande besluiten genomen. De doelstellingen in het nieuwe GVB richten zich ook op de voorzorgsaanpak en het streven naar een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van het visserijbeheer. Op basis van dit beleid moet verder gewerkt worden aan herstelplannen voor bestanden die er slecht voor staan, zoals kabeljauw en heek. Een verlaging van de visserij-druk is noodzakelijk. Een beoordeling van de economische betekenis en de effecten van de visserij op het ecosysteem kan niet beperkt worden tot de Nederlandse EEZ maar moet - gelet op het grensoverschrijdend karakter van de visserij en het beleid - in een breder Noordzee-kader geschieden.
Nederland acht een verdere ontwikkeling - zowel in nationaal als internationaal kader - van indicatoren, die de relatie tussen bestanden en visserij inspanning weergeven, noodzakelijk. Het zich beperken tot één indicator, zoals eco-efficiëntie, geeft een onvolledig beeld van de werkelijkheid. Duidelijk is dat ook het werken aan minder schadelijke bodemberoerende visserij d.m.v. nieuwe visserijtechnieken zoals de pulskor onverminderd moet doorgaan.

De Natuurbalans bevat een aantal voorlopige deelresultaten van het EVA II onderzoek naar de effecten van de schelpdiervisserij op de natuurwaarden in de kustwateren.
Op 9 oktober 2003 heb ik de Tweede Kamer gemeld dat de presentatie van de definitieve resultaten van het EVA II onderzoek- die voorzien was op 15 oktober - tot nader order is uitgesteld. Reden hiervoor was dat de zorgvuldigheid in het gedrang zou komen bij overhaaste publicatie. De resultaten zijn sinds de aanlevering aan de Natuurbalans onderwerp geweest van intensief overleg tussen de onderzoekers. Na aanbieding van het onderzoek start de maatschappelijke consultatie met de belanghebbenden en bestuurders. In het voorjaar 2004 zal het nieuwe beleid, ontwikkeld op basis van het onderzoek en de resultaten van maatschappelijke consultatie, worden bekendgemaakt.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Natuurbalans wordt gesteld dat de realisatie van de EHS achter op schema loopt en verder dreigt te vertragen. Versnippering van natuurgebieden alsmede het achterblijven van bescherming van de EHS in gemeentelijke bestemmingsplannen, wordt in de Natuurbalans als een gevaar gezien voor een samenhangend netwerk van natuurgebieden zoals met de EHS beoogd wordt.

Ook wordt in de Natuurbalans gesteld dat meer particulier natuurbeheer een tijdige realisatie van de EHS onzekerder maakt. Het Milieu- en Natuurplanbureau spreekt haar zorg uit over de kwaliteit van de EHS na de omslag, op basis van de waarneming dat agrariërs en andere particulieren relatief meer basispakketten afsluiten (welke laagwaardige natuur opleveren), dan de terreinbeherende organisaties. Daarnaast constateert het Milieu- en Natuurplanbureau dat niet alle natuurdoelen te realiseren zijn met agrarisch natuurbeheer. De deelname aan agrarisch natuurbeheer loopt ruim voor op de beoogde taakstelling. Er wordt in de Natuurbalans wel aangegeven dat de groei in deelname afvlakt. Ook wordt er aangegeven dat de huidige begrenzing van de EHS leidt tot onvoldoende ruimtelijke samenhang van natuurgebieden.

De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en voorziet in de groene infrastructuur die nodig is voor het bereiken van de biodiversiteitdoelstelling. De omvang van de EHS zal in 2018 ongeveer 728.500 hectare zijn (inclusief 27.000 hectare robuuste verbindingen). Het kabinet kiest ervoor om de EHS te realiseren met meer beheer door agrariërs en andere particulieren en minder grondaankoop voor de grote terreinbeherende organisaties, realisatie van grote eenheden natuur en robuuste verbindingen. Provincies en andere overheden, terreinbeherende organisaties, agrariërs en andere particuliere grondeigenaren voeren het beleid uit. Dankzij de extra financiële impuls voor de EHS waartoe in de kabinetsformatie is besloten kan voortvarend gewerkt worden aan de realisatie van de kwaliteit en de kwantiteit van de EHS. Het kabinet heeft voor de realisatie van de EHS en voor de reconstructie deze kabinetsperiode EUR 700 miljoen extra beschikbaar gesteld. De opschorting van de koopplicht wordt per 1 januari 2004 opgeheven in zoverre en onder de voorwaarde dat voorfinanciering respectievelijk het reguliere verwervingsbudget daartoe beschikbaar zijn. Ik zal de mogelijkheden onderzoeken of en in welke mate provincies de eerste twee jaren van deze kabinetsperiode grondverwerving ten behoeve van de EHS kunnen voorfinancieren zonder dat dit het EMU-saldo van Nederland beïnvloedt. In 2006 en 2007 worden de door de provincies gefinancierde maatregelen via de reguliere programmering terugbetaald.

Om een blijvende groei aan de deelname aan agrarisch natuurbeheer te waarborgen wordt er gewerkt aan het oplossen van een aantal operationele knelpunten binnen Programma Beheer. Hierover zal ik op korte termijn separaat een brief naar de Tweede Kamer sturen. Om de deelname aan Programma Beheer te bevorderen is de Dienst Landelijk Gebied begonnen met het begeleiden van subsidie-aanvragen. Daarnaast beziet het kabinet ook de mogelijkheden voor de verlenging van de overeenkomsten voor agrarisch natuurbeheer. Op deze manier wordt er gestalte gegeven aan duurzaam natuurbeheer en wordt de agrariërs meer perspectief geboden voor deelname aan agrarisch natuurbeheer.

De omschakeling naar particulier natuurbeheer komt langzaam van de grond door de lange voorbereidingstijd. De afgelopen jaren is er wel sprake van een gestage jaarlijkse toename. Op dit moment wordt gewerkt aan een aantal aanpassingen aan het beheersinstrumentarium om deelname aan particulier beheer aantrekkelijker te maken. Verder onderzoekt het kabinet hoe door een betere samenwerking tussen de verschillende beheerders in een gebied, deelname aan particulier en agrarisch natuurbeheer kan worden bevorderd. Dit laat onverlet dat er de komende jaren nog een aanzienlijke inspanning moet worden geleverd. In 2007 zal het kabinet evalueren of de gewenste toename van particulier natuurbeheer van de grond is gekomen.

De vrees die in de Natuurbalans wordt neergelegd dat agrarisch en particulier natuurbeheer tot een afzwakking van de natuurkwaliteitsdoelen zal leiden acht ik ongegrond. Mijn beleid is erop gericht dat de natuurdoelen centraal staan en dat het beheer daarop volgend is. Derhalve ga ik er ook vanuit dat een flink deel van de grond die niet meer naar de grote terreinbeheerders gaat via particulier natuurbeheer kan worden beheerd en een beperkt deel via agrarisch natuurbeheer met behoud van de vastgelegde natuurdoelen. Zoals bekend is bij particulier natuurbeheer sprake van functiewijziging van landbouwgrond naar natuurgrond. Dit is in veel situaties ook nodig om de beoogde natuurdoelen te kunnen realiseren. Het voorgaande betekent dat kwaliteitssturing via de natuurdoelensystematiek een essentiële rol gaat spelen in het beleid. Ik streef ernaar de landelijke natuurdoelenkaart zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer aan te bieden.

De samenhang van natuurgebieden wordt door mij vorm gegeven door de realisatie van de robuuste verbindingen en corridors tussen de grote eenheden natuur (natuurkernen). Met deze realisatie streef ik naar het zoveel mogelijk met elkaar verbinden van de verschillende natuurgebieden. Zo kunnen los van elkaar gelegen natuurgebieden toch samen een netwerk vormen. Het belang van het realiseren van deze verbindingen is onderstreept in de Natuurbalans en is tevens een effectieve maatregel om in te spelen op de gevolgen van de klimaatverandering. De robuuste verbindingen zullen voor 40% worden gerealiseerd door middel van particulier en agrarisch natuurbeheer en het resterende deel door middel van verwerving en beheer door de terreinbeherende organisaties. Ik zal binnenkort bestuurlijk overleg voeren met de provincies over de uitvoering van de robuuste verbindingen. Het beleid is erop gericht dat de robuuste verbindingen in 2018 zijn afgerond. De aanpak van de versnippering als gevolg van infrastructuur zal worden vormgegeven in het Meerjarenprogramma Ontsnippering, dat dit najaar zal verschijnen.

De doorwerking van de veiligstelling van de EHS wordt momenteel onderzocht door de VROM-inspectie in samenwerking met mijn ministerie. Ik onderstreep de constatering uit de Natuurbalans dat planologische bescherming van groot belang is voor een duurzame EHS. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal ik nadere afspraken maken met provincies en gemeenten over eventuele aanvullende maatregelen. Met het Milieu- en Natuurplanbureau ben ik van mening dat de ruimtelijke samenhang van de EHS verbeterd kan en moet worden. Hierover heb ik ook overleg gevoerd met de partners van het Manifest. Ik zal de provincies verzoeken de huidige begrenzing van de EHS aan te passen waar dit mogelijk is. Herbegrenzing kan aan de orde zijn bij bestaande natuurgebieden (bijv. woningbouw aan de rand van de EHS) als bij nieuwe natuurgebieden, waar nog geen grondaankopen hebben plaatsgevonden en geen beheersovereenkomsten zijn afgesloten. Herbegrenzing kan plaatsvinden onder de voorwaarde dat kwantitatieve en kwalitatieve compensatie plaatsvindt (hectares én natuurkwaliteit). Het heeft daarbij de voorkeur om de compensatie met name te laten plaatsvinden in de nabijheid van grote eenheden natuur (natuurkernen) en rekening houdend met watersysteemgrenzen. Het kabinet zal in overleg met de provincies een beleidskader voor de herbegrenzing van de EHS opstellen.

Landschap en verstedelijking

In de Natuurbalans wordt gepleit - waar het gaat om behoud van kwaliteit van het landschap - voor duidelijke keuzes op het gebied van de ruimtelijke ordening. Het rijk laat het aan de provincies over om de juiste balans te vinden tussen verstedelijking en groene ruimte. De mogelijkheden om verstedelijking op een nationale ruimtelijke schaal te sturen neemt, volgens het Milieu- en Natuurplanbureau af.

In de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland zal het rijk de doelen voor het landschapsbeleid formuleren. Dit betreft enerzijds het beleid voor de Nationale Landschappen en anderzijds het Landschapsbeleid voor de rest van Nederland. Voor concrete ruimtelijke plannen is het voornemen om te 'ontwikkelen met kwaliteit'. De verantwoordelijkheid voor de invulling van deze kwaliteitsagenda ligt bij provincies en gemeenten. Het rijk geeft ten behoeve van deze kwaliteitsagenda aan welke kernkwaliteiten zij daarbij voor ogen heeft. Het rijk heeft daarbij een stimulerende en faciliterende rol. Gekoppeld aan de kwaliteitsagenda stelt het rijk als kader een aantal proces- en formele beleidsregels voor andere overheden, om ruimtelijke ontwikkelingen te koppelen aan verbeteren van het landschap. Aandacht voor het ontwerp maakt daar onderdeel van uit.

Nationale landschappen zullen in de toekomst naast het realiseren van de rijkslandschapsdoelen, ook voor biodiversiteitsbehoud moeten worden benut. In dit kader zal inzet van rijksinstrumenten aan de orde zijn in Nationale Landschappen en beinvloedingsgebieden, bijvoorbeeld de Groene Diensten. Beinvloedingsgebieden zijn gebieden die door verdroging, vermesting of andere vormen van milieudruk een negatieve invloed hebben op de ecologische kwaliteit van met name grote eenheden natuur in de EHS. Het rijksbeleid in de beïnvloedingsgebieden is gericht op de verlaging van de milieudruk en kwaliteitsverbetering door een samenhangend pakket milieumaatregelen zoals bijvoorbeeld de inzet van Groene Diensten en het stimuleren van agrobiodiversiteit voor een duurzame landbouw.

Van Papier naar praktijk

Uitvoering Flora- en faunawet
De Natuurbalans constateert dat de Flora - en faunawet in de praktijk minder stringent is dan op papier en dat de uitvoering verbeterd kan worden. Doel van deze wet is planten- en diersoorten te beschermen, waaronder de soorten die genoemd worden in de Europese richtlijn. De constatering van de Natuurbalans is dat door de uitvoering van de wet de effectiviteit twijfelachtig genoemd kan worden. Daarnaast dient voor de uitvoering van de wet gedetailleerde en actuele kennis over de bescherming van soorten beschikbaar te zijn. De Raad voor het Landelijk Gebied heeft de uitvoeringsproblemen ook geconstateerd in haar advies 'Voorkomen is beter...'.

Ik onderken de problemen met de uitvoering van de wet. Betrokken partijen, zoals het bedrijfsleven, geven aan dat zij nog moeite hebben om adequaat om te gaan met de doelstellingen en de vereisten van de Flora - en faunawet.

De eisen die de wet stelt zijn afgeleid van de internationale verplichtingen die Nederland heeft op het gebied van soortenbescherming. Initiatiefnemers van activiteiten die potentieel schadelijk zijn voor de duurzame instandhouding van de beschermde soorten zullen hun plannen zo moeten inrichten dat de schade wordt vermeden of geminimaliseerd wordt. Bij dat laatste kan mitigatie en compensatie aan de orde zijn. Dit vergt in sommige gevallen een forse inspanning qua onderzoek en ontwikkeling. Voor handelingen die samenhangen met bestendig gebruik of beheer van terreinen met beschermde soorten zal ik zo snel mogelijk op basis van artikel 75 vrijstellingen regelen van de bepalingen van de wet.

Ik heb naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn, een brief aan de Kamer gezonden (brief van 9 september 2003, kenmerk TK 2002-2003 29043 nr. 1). Hierin onderschrijf ik de conclusies van het rapport en geef ik aan dat ik mij in eerste instantie vooral ga richten op verbetering van de uitvoering. Ik ga mij inzetten op drie punten: (1) heldere en open communicatie door een overlegplatform in te stellen om de dialoog over de uitvoering van de natuurbeschermingsregelgeving te verbeteren, (2) versterking van de gegevensvoorziening en (3) facilitering van de uitvoering.

Het rijk kan overigens de uitvoering van de richtlijnen niet alleen verbeteren. Andere overheden, bedrijfsleven en
natuurbeschermingsorganisaties dragen hierbij elk een eigen verantwoordelijkheid. Door de komende jaren extra te investeren in de samenwerking bij het proces van beleidsuitvoering wil ik alle partijen ondersteunen om deze eigen verantwoordelijkheid waar te maken.

Beleidscycli
De Natuurbalans geeft aan dat de beleidscycli veel sneller veranderen dan het tempo van de uitvoering van datzelfde beleid. Zo vordert de realisatie van de taakstellingen die tot 1990 zijn geformuleerd redelijk maar de realisatie van de taakstellingen die in 2000 zijn geformuleerd lopen ver achter.

Ik erken dat in sommige gevallen beleidscycli en de uitvoering van het beleid niet hand in hand gaan. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat beleidsmatige wensen in het verleden zijn geformuleerd en geagendeerd voordat de besluitvorming over de benodigde financiële middelen werden afgerond. Echter de uitgangspunten van het natuurbeleid, zoals de realisatie van de EHS, staan nog steeds recht overeind. Met de uitgavenintensivering van de EHS en reconstructie zijn nu een groot aantal doelstellingen die in 2000 zijn geformuleerd te realiseren doordat er financiële middelen zijn.

Ad-hocbeleid leidt tot het verlies aan draagvlak In de Natuurbalans wordt gesteld dat snelle en frequente veranderingen in zowel financiële als politiek opzicht er toe hebben geleid dat het onderscheid tussen vastgesteld beleid en niet vastgesteld beleid vervaagt. Voor vastgesteld beleid blijkt financiering te ontbreken, kabinetsbesluiten blijken meer invloed op de uitvoering te hebben dan plannen. Andere plannen worden uitgesteld. Deze ontwikkelingen leiden tot het verlies aan draagvlak.

Ik betreur dat er In een aantal gevallen sprake kan zijn van draagvlakverlies. De financiële situatie in 2003 zorgde er echter voor dat de, in de Natuurbalans genoemde, aankoopstop werd ingevoerd en dat bepaalde projecten niet konden worden doorgezet. Met de ingezette lijn uit het Hoofdlijnenakkoord en de daarmee samenhangende uitgavenintensivering ga ik er vanuit dat het draagvlak aanwezig zal blijven.

Tot Slot

Het realiseren van natuur en landschap is een blijvende uitdaging. Er zijn stappen voorwaarts gezet maar het doel is nog lang niet bereikt. Het realiseren van een leefbare en duurzame omgeving is niet alleen een taak van de overheid, maar behoort tot ieders verantwoordelijkheid. Alleen door samenwerking met alle betrokken maatschappelijke partijen is een effectief natuurbeleid mogelijk. Ik wil de lijn die ik heb ingezet om samen met anderen invulling aan het beleid te geven met kracht voortzetten.

Om deze reden heb ik gekozen om in het beleidsprogramma, Vitaal en Samen, het Nederlands natuurbeleid de titel 'Natuur en Landschap, samenwerken aan kwaliteit' mee te geven.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman


---