Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Nucleaire Aangelegenheden en Non-proliferatie

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 27 oktober 2003

Behandeld


- Max Boon


Kenmerk


- DVB/NN-350/03

Telefoon


- +31 70 348 4722


Blad


- 1/3

Fax


- +31 70 348 5684


Bijlage(n)


- 1


- max.boon@minbuza.nl


Betreft

Haagse Gedragscode tegen de verspreiding van ballistische raketten

In mijn brief van 16 december 2002 (Kamerstuk 21 531 nr. 6) bracht ik u op de hoogte van de formele inwerkingtreding van de Haagse Gedragscode tegen de verspreiding van ballistische raketten (HCOC, eerder ICOC genoemd) op 25 november 2002 en de eerste reguliere bijeenkomst van onderschrijvende landen van de HCOC. Tijdens deze bijeenkomst werd Nederland benoemd als eerste voorzitter van de onderschrijvende landen van de Gedragscode, voor de periode van een jaar. Hierbij wil ik u graag verslag doen van de implementatie van de Gedragscode tijdens het eerste jaar van zijn bestaan onder het Nederlands Voorzitterschap, dat op 2 oktober jongstleden afliep.

De HCOC is het eerste multilaterale wapenbeheersingsinstrument op raketgebied.De Gedragscode behelst geen verbod op ballistische raketten, maar roept onder meer op tot terughoudendheid bij het ontwikkelen, testen, inzetten en verspreiden van ballistische raketten. De Gedragscode introduceert ook een aantal vertrouwenwekkende maatregelen om wederzijds wantrouwen en onzekerheid te voorkomen, waaronder de vooraankondiging van raketlanceringen.

Tijdens het eerste jaar van de Gedragscode is onder Nederlands Voorzitterschap vooruitgang geboekt op een aantal punten. De twee belangrijkste waren de verdere uitbreiding van het aantal partijen (verbreding) alsook het op korte termijn operationeel maken van de Code, waaronder het nader uitwerken van de vertrouwenwekkende maatregelen die onder de Code zijn voorzien (verdieping).

Na de eerste reguliere bijeenkomst op 26 november 2002 is onder Nederlandse leiding een intensieve campagne begonnen om het aantal onderschrijvende landen bij de HCOC te vergroten. Inmiddels hebben 109 landen de Code onderschreven, een toename van zestien landen sinds de formele inwerkingtreding op 25 november 2002 in Den Haag. Een punt van zorg blijft dat een aantal landen die in het bezit van ballistische raketten zijn, en dus voor de Code zeer relevant zijn, de HCOC nog niet onderschreven heeft, met name China, India, Pakistan, Iran en Israël. Meer in algemene zin valt op dat waar de onderschrijvers uit alle delen van de wereld afkomstig zijn, een aantal regio's binnen de kring van HCOC-leden opvallend ondervertegenwoordigd is. Het gaat dan met name om het Midden-Oosten en Zuid- en Zuidoost-Azië. Dit zijn nu juist die regio's waar proliferatie van ballistische raketten en regionale instabiliteit een groeiend probleem vormen. Nederland en de EU zullen zich moeten blijven inzetten om juist ook in deze regio's de Gedragscode verder ingang te doen vinden.

Verder heeft Nederland als voorzitter, in samenwerking met Oostenrijk als administratief contactpunt van de Code, eind juni 2003 een Intersessionele Bijeenkomst georganiseerd te Wenen, waar gesproken is over vertrouwenwekkende maatregelen, uitbreiding van het aantal onderschrijvende landen en de relatie met de Verenigde Naties. Hier is onder meer een model-rapportage overeengekomen aan de hand waarvan landen hunvooraankondigingen van raketlanceringen, één van de vertrouwenwekkende maatregelen, kunnen indienen.

Tijdens de tweede reguliere bijeenkomst, die in oktober plaatshad in het VN-hoofdkwartier te New York, droeg Nederland het voorzitterschap over aan Chili. Voorafgaand aan deze bijeenkomst werd door Nederland nog een drukbezocht 'Outreach'-seminar georganiseerd, waar naast een groot aantal onderschrijvende landen en enkele NGO's ook een achttal landen aanwezig was dat de Gedragscode nog niet onderschreven heeft.

Op deze bijeenkomst werd een aantal procedurele en substantiële onderwerpen besproken zoals het verder vergroten van het aantal onderschrijvende landen van de Gedragscode en de verdere implementatie van de vertrouwenwekkende maatregelen die in de Code afgesproken zijn. Voorts werd er een aantal richtlijnen ten behoeve van de communicatie in het kader van de Gedragscode aangenomen.

Tevens werd uitvoerig gesproken over de mogelijkheid van een resolutie over de HCOC in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, teneinde onder meer de relatie met de VN te versterken. Na consultaties hieromtrent met diverse landen die de Gedragscode nog niet hebben ondertekend, door zowel Nederland in de aanloop naar deze bijeenkomst als door de nieuwe Chileense voorzitter de week na de bijeenkomst, werd door de partijen bij de Gedragscode tijdens een ingelaste vergadering op 10 oktober 2003 geconcludeerd dat de tijd daar dit jaar nog niet rijp voor was.Mogelijk risico van het indienen van een ontwerp-resolutie zou zijn geweest dat tegenstellingen tussenlanden die de Gedragscode wel en zij die deze niet hebben ondertekend verder zouden worden aangescherpt in plaats van verminderd. Het komende jaar dient verder te worden gewerkt aan praktische methoden om de band tussen HCOC en VN te verstevigen. Chili heeft hiertoe inmiddels al een mondeling verslag (bijgevoegd) van de belangrijkste uitkomsten van de tweede reguliere bijeenkomst van de HCOC aan de Eerste Commissie van de 58e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gegeven. Verder zal er een vertegenwoordiger van de Verenigde Naties als waarnemer uitgenodigd worden op de volgende reguliere bijeenkomst van de HCOC.

De HCOC is bedoeld als een eerste stap tot wapenbeheersing op het gebied van ballistische raketten: de bevestiging van het basisprincipe dat er een destabiliserend effect uitgaat van ballistische raketten en introductie van de norm dat proliferatie van ballistische raketten dient te worden bestreden. In de toekomst kan de Code deel uitmaken van een breder, mogelijk ook juridisch bindend regime ten aanzien van raketten waarmee massa-vernietigingswapens overgebracht kunnen worden.

Het succes van de Gedragscode zal voornamelijk afhangen van de mate van verbreding en verdieping die behaald kan worden. In het uitwerken van de Gedragscode zal omzichtig te werk gegaan moeten worden omdat rekening gehouden moet worden met de grote mate van variëteit onder de landen in het bezit van rakettechnologie, zowel bij landen die de Gedragscode reeds onderschreven hebben als landen die dit nog niet gedaan hebben maar die voor wat betreft de Nederlandse regering dit wel zo spoedig mogelijk zouden moeten doen. Al te ambitieuze verdieping van de vertrouwenwekkende maatregelen onder de Code kan het moeilijker maken voor landen als China, Israël, India en Pakistan om de Code te onderschrijven, maar kan ook kleine landen zonder ballistische raketcapaciteit afschrikken de Code te onderschrijven. Universaliteit van de Code dient naar de mening van de regering nog steeds het hoofddoel te blijven van de internationale inspanningen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer


---