Prismant


Utrecht, 24 oktober 2003
Persbericht; Minder patiënten in het verkeerde-bed

Daling van bijna 30% door opzet van transmurale afdelingen In ziekenhuizen met een transmurale afdeling wachten momenteel veel minder patiënten die al zijn uitbehandeld op vervolgzorg. Tot 2002 was nog 6,1% van alle bedden in ziekenhuizen bezet door een verkeerde-bed-patiënt. Dit is gedaald naar 4,9%.

In de afgelopen jaren hebben veel Nederlandse ziekenhuizen een afdeling opgericht voor patiënten die geen ziekenhuiszorg meer nodig hebben, maar wachten op vervolgzorg, bijvoorbeeld in een verpleeghuis, verzorgingshuis of via de thuiszorg. 46% van alle ziekenhuizen heeft inmiddels zo'n afdeling en 12% is bezig er één op te zetten. Onderzoeks-en adviesbureau voor de zorg Prismant bracht de transmurale afdelingen in kaart en onderzoekt het functioneren van deze afdelingen.

De belangrijkste aanleiding voor het oprichten van een transmurale afdeling is de 'verkeerde-bed-problematiek'. In Nederland was tot vorig jaar ruim 6% van alle ziekenhuisbedden bezet door verkeerde-bed-patiënten. Om deze patiënten meer adequate zorg te bieden, hebben veel ziekenhuizen een (leegstaande) afdeling verbouwd tot transmurale afdeling. De werknemers van de transmurale afdeling kunnen zowel in dienst zijn van het ziekenhuis als van het verpleeghuis. Bijna altijd ligt de medische eindverantwoordelijkheid bij een verpleeghuisarts.

Gemiddelde daling van bijna 30%
In 1993 is de eerste transmurale afdeling van start gegaan en al spoedig volgden er meer. In 2000 en 2001 zijn er maar liefst 22 transmurale afdelingen opgericht. Voor deze ziekenhuizen is onderzocht in welke mate de oprichting geleid heeft tot een werkelijke daling van de verkeerde-bed-problematiek.

Bij de 22 ziekenhuizen daalde tussen 1999 en 2002 het aantal verkeerde-bed-dagen met gemiddeld 29%. In 1999 was 7% van hun bedden permanent bezet door verkeerde- bed-patiënten en in 2002 5%. Bij de ziekenhuizen die geen transmurale afdeling hebben opgericht zien we ook een duidelijke, maar wel geringere, afname van de problematiek. Bij hen is het percentage verkeerde-bed-patiënten gedaald met 20%.

'Frictie'capaciteit en financiering
De vraag is of de capaciteitsuitsbreidingen van 'AWBZ'-bedden ook op de langere termijn de doorstroming naar vervolgvoorzieningen verbeteren. Sceptici zijn bang dat de verbeteringen van tijdelijk aard zullen zijn. Zodra de nieuw gecreëerde plekken bezet zijn zal de verkeerde-bed-problematiek in de ziekenhuizen weer toenemen, menen zij. Vervolgvoorzieningen zouden over frictiecapaciteit moeten beschikken: lege plaatsen om de doorstroming blijvend te kunnen garanderen. Transmurale afdelingen hebben een nuttige functie: het aantal verkeerde-bed-patiënten daalt. Het is geen structurele oplossing, maar meer een reparatie op een manco in het systeem. De zorgaanbieders kampen wel met financiële problemen bij transmurale afdelingen: de zorgverzekeraar vergoedt niet alle kosten die worden gemaakt.

Bijlage 1
In figuur 1 is per ziekenhuis de procentuele toe- of afname van verkeerde-bed-dagen weergegeven over de periode 1999-2002.

(Klik op het figuur voor een vergroting)

In figuur 2 is de totale daling in Nederland van verkeerde-bedden te zien.

(Klik op het figuur voor een vergroting)

Het totaal aantal bedden van alle transmurale afdelingen is circa 850. Dit wil zeggen dat er minstens 2 ziekenhuizen in Nederland zouden kunnen bestaan met alleen maar transmurale afdelingen. De tabel laat ook zien dat het aantal verkeerde bedden verschilt tussen de regio's. Vooral de regio's Arnhem, Utrecht, Den Haag, Rijnmond en Zuid Limburg hebben te maken met een fors aantal verkeerde-bed-dagen. Het grootste deel van deze regio's heeft meerdere transmurale afdelingen.