---
Voorwaarden voor optimalisering van de inburgering
(22/10/03)
Gemeenten hebben veel belang bij een goede inburgering van nieuwkomers
en oudkomers. Hoewel slechts een eerste stapje, is inburgering een
noodzakelijke voorwaarde voor integratie van nieuwkomers in de lokale
samenleving. Burgers in gemeenten moeten de competenties bezitten om
gelijkwaardig te participeren en economisch zelfredzaam te zijn; dat
bevordert de leefbaarheid en de sociale cohesie in gemeenten.
Het zijn dan ook de gemeenten geweest die eind jaren tachtig als
eerste initiatieven hebben genomen om nieuwkomers op een
gestructureerde wijze te introduceren in de Nederlandse taal,
gewoonten en omgangsvormen. In samenwerking met lokale partners en met
ondersteuning van de rijksoverheid zijn deze initiatieven in de loop
der jaren uitgegroeid tot wat wij nu onder inburgering verstaan en
tenslotte in een wet terechtgekomen, de Wet inburgering nieuwkomers
(WIN).
Gemeenten staan nu voor de uitdaging van een verdere optimalisering
van de inburgering. Het gaat dan met name om een meer integrale
aanpak, zowel bij de organisatie van de beleidsuitvoering in gemeenten
als voor wat betreft de methode van inburgering. Wat dit laatste
betreft zijn er goede verwachtingen van wat is gaan heten 'duale
trajecten', die nu op grote schaal zijn ingezet of op stapel staan.
De verbeteringen bij gemeenten in beleid en uitvoering worden
bemoeilijkt door de complexiteit niet alleen van de
integratieproblematiek als zodanig, maar ook van de wet- en
regelgeving en van de samenwerkingsrelaties met inburgeringspartners.
Wij zijn er van overtuigd, dat de gemeenten deze hobbels kunnen nemen,
als zij maar in staat worden gesteld hun regie op dit gebied
versterken en daarin ook gesteund worden door de rijksoverheid.
In het vervolg schetsen wij deze regierol en de voorwaarden die voor
een verdere versterking ervan moeten worden vervuld.
Gemeentelijke regierol
Binnen het inburgeringstelsel zijn gemeenten het beste in staat tot
een integrale aanpak en tot een integrale, afweging die voor een goede
traject- en procesregie noodzakelijk zijn. Daarbij is de bepaling door
de gemeente van de doelen van de individuele inburgeraar (het
doelperspectief in jargon) cruciaal in de inburgering. De gemeente
maakt een inschatting van de taal- en andere ondersteuning die de
inburgeraar nodig heeft om het niveau van het examen en het
doelperspectief te bereiken. De inburgeraar krijgt vervolgens de
plicht opgelegd daar op een nader te bepalen wijze werk van te maken.
Bij inburgeraars die afhankelijk zijn van een uitkering zal de
gemeente het inburgerings- en reintegratietraject integreren en
eventueel noodzakelijke dwang niet alleen via de WIN, maar ook via de
Wet werk en bijstand effectief kunnen realiseren.
Het kabinet is van plan inburgeraars op eigen kosten hun
inburgeringcursus te laten volgen. Bij de uitwerking van dit plan
moet worden vermeden dat een dergelijke wijziging in de financiering
van inburgering afbreuk doet aan de regiefunctie van de gemeente. Als
dit voorstel wordt geïmplementeerd dient er wel een kredietfaciliteit
voor de inburgeraar opgezet worden. Voorkomen dient te worden dat als
de inburgeraar door de kosten van de cursus in de financiële problemen
komt, hij beroep moet doen op bijzondere bijstand voor financiële
ondersteuning.
Het kabinet is ook van plan inburgeraars een staatsexamen af te (doen)
nemen. Wij kunnen ons voorstellen dat een dergelijk examen de
inburgeraar stimuleert om werk te maken van zijn inburgering. Het
spreekt van zelf dat gemeenten niet op het succes van inburgeraars bij
het behalen van zo'n examen kunnen worden afgerekend.
Voorwaarden voor versterking van de gemeentelijke regie
De belangrijkste voorwaarden voor het versterken van de gemeentelijke
regie zijn de volgende.
Vereenvoudiging van wetgeving en ontbureaucratisering
De gecompliceerde en vaak hinderende wet- en regelgeving en de zware
monitoring door de Rijksoverheid belemmeren gemeenten bij een
effectieve en efficiënte uitvoering van hun beleid. Het koppelen en
vervlechten van activiteiten is door de schotten tussen regelingen
vaak onmogelijk, zodat er vaak sprake is van gestapelde (op elkaar
volgende) trajecten die tot onnodig tijdverlies lijden. De zware
monitoring en gedetailleerde informatieuitvraag door het Rijk draagt
bij aan risicomijdend gedrag van gemeenten en onderwijsinstellingen,
waardoor zij minder maatwerk leveren. Tevens brengt de administratieve
last die het Rijk bij gemeenten neerlegt een onevenredig zware
werklast met zich mee.
De WWB geeft gemeenten vanaf 2004 meer beleidsvrijheid dan op dit
moment het geval is. Dat biedt nieuwe mogelijkheden voor integraal
beleid en uitvoering, waar gemeenten te maken hebben met inburgeraars
die afhankelijk zijn van een WWB-uitkering.
De gemeente zal echter óók op het gebied van inburgering meer
beleidsvrijheid dienen te krijgen om tot maatwerk te kunnen komen en
het Rijk dient zich minder gedetailleerd met de uitvoering bezig te
houden. De huidige administratieve last voor gemeenten om aan de
informatieverplichtingen van het Rijk te voldoen is te zwaar. Zij legt
een te groot beslag op de ambtelijke capaciteit. Bovendien doet een
dergelijke gedetailleerde informatievoorziening aan het Rijk
onvoldoende recht aan de gemeentelijke rol op dit terrein en in
relatie tot aanpalende terreinen.
Ontschotting van middelen
Gemeenten zijn in staat om het bereiken van het doelperspectief vorm
te geven door inburgeringprogramma's en vervolgtrajecten naar verdere
scholing en arbeid op maat te leveren of te combineren tot een duaal
traject. Daartoe moeten gemeenten de mogelijkheid hebben om
verschillende maatregelen en middelen aan elkaar te koppelen en waar
nodig te stapelen. Ter plekke moet beoordeeld kunnen worden welke
middelen, welke maatregelen en welke tijdspanne nodig zijn voor het
volgen van bepaalde trajecten die voor individuele inburgeraars het
best geschikt zijn. De huidige middelenstructuur werkt echter
belemmerend. Wij pleiten dan ook voor een bundeling van financiële
middelen in het Werkfonds van de WWB, waaraan de inburgerings-,
oudkomers- en educatiemiddelen worden toegevoegd. Hierdoor worden
gemeenten in staat gesteld maatwerktrajecten op te zetten zonder de
beperkingen, die bestaan door de huidige middelenstructuur.
Om te voorkomen dat er schotten binnen het werkfonds nodig zijn en om
tegemoet te komen aan de behoefte aan rijkszijde om vooralsnog de
optimalisering van inburgering te kunnen volgen, stellen wij voor dat
iedere gemeente per jaar een inburgerplan opstelt waarin zij aangeeft
hoeveel nieuw- en oudkomers zij zal inburgeren. Het college legt over
de uitvoering van het plan verantwoording af aan de gemeenteraad. Deze
benadering sluit aan bij de systematiek van de WWB.
Het doelperspectief komt centraal te staan: maatwerk
Inburgering is een eerste stap in het integratieproces. Hiertoe dient
vanaf het begin rekening gehouden worden met het uiteindelijke doel,
zijnde werk, opvoeding, verdere opleiding of sociale activering. In
het huidige stelsel is de focus teveel op taalbeheersing gericht.
Doordat het doelperspectief nog te weinig centraal staat, bestaat het
traject van de individuele inburgeraar vaak nog niet uit de goede mix
van Nederlandse taalbeheersing, maatschappelijke oriëntatie,
beroepsoriëntatie en praktijkervaring. Ook wordt nog te weinig gebruik
gemaakt van duale trajecten. Trajecten zijn nog te weinig vervlochten
terwijl onderzoek heeft uitgewezen dat dit zowel het leerresultaat kan
verbeteren als de uitval beperken. Samenhangend met het tekort aan
aandacht voor het doelperspectief is het gebrek aan maatwerk. Nog te
vaak volgen inburgeraars klassikale cursussen waar een beter maatwerk
een beter rendement zou opleveren.
Daarom is het cruciaal dat gemeenten in staat worden gesteld meer
maatwerk te leveren. De twee vorige voorwaarden zijn daarvoor van
groot belang.
Meer harde verplichtingen en meer verantwoordelijkheid bij de
inburgeraar
Binnen het educatiesysteem hebben het Rijk, gemeenten,
onderwijsinstellingen en inburgeraars zowel rechten als plichten. Een
betere onderlinge samenhang verhoogt het rendement. In het huidige
systeem is de uitval nog steeds erg hoog en zijn de prikkels voor de
inburgeraar om zich maximaal in te zetten niet optimaal. Meer eigen
verantwoordelijkheid bij de inburgeraar zal zijn inzet en motivatie
verhogen.
Een examen waarvan het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor
onbepaalde tijd (VOT) mee samenhangt kan de motivatie van een
inburgeraar verhogen. Wel dient voorkomen te worden dat de inburgeraar
zich te veel op het examen gaat richten en hiermee zijn
doelperspectief (werk, opvoeding of sociale activering) uit het oog
verliest. Tevens dient rekening gehouden te worden met het
leervermogen van het individu. Het is algemeen bekend dat voor
bepaalde groepen, met name analfabeten, de stijging van een
significant leerniveau moeilijk zo niet onmogelijk is.
Het kabinet stelt voor nieuwkomers die zich op vrijwillige basis
blijvend in ons land willen vestigen een toets te laten doen in het
land van herkomst. Pas als zij aantoonbaar beschikken over een
basisniveau van taalvaardigheid in het Nederlands en elementaire
kennis te hebben van de Nederlandse samenleving worden zij toegelaten
tot Nederland. Hoewel wij vragen hebben bij de praktische haalbaarheid
van dit voorstel zien wij geen principiële bezwaren.
Een grotere groep oudkomers wordt in de kabinetsvoorstellen verplicht
aan inburgeringscursussen deel te nemen. Gemeenten dienen hiertoe wel
de benodigde financiële middelen te ontvangen. In het kabinetsvoorstel
van 16 september wordt niet gesproken over de groep oudkomers die niet
verplicht is in te burgeren Wij zijn van mening dat ook voor hen
middelen beschikbaar dienen te blijven. De kans dat zij
inburgeringcursussen gaan volgen als zij deze zelf dienen te
financieren achten wij klein. Het gevolg zou kunnen zijn dat met name
de belangrijke groep vrouwelijke opvoeders zonder uitkering geen
inburgeringscursussen meer zullen gaan volgen. Dit zou een zeer
onwenselijke situatie zijn die tevens ingaat tegen het
regeringsbeleid, gelet op de instelling van de commissie participatie
allochtone vrouwen.
Als de inburgeraar de kosten zelf betaalt en de gemeentelijke regierol
kleiner wordt zal de kans dat de inburgeraar zich op het examen gaat
focussen en minder op het doelperspectief groot zijn. Hiermee zal de
vervlechting van verschillende trajecten, zoals bij duale trajecten
het geval is, veel minder vaak en moeilijker te realiseren zijn. Wij
wijzen erop dat dit ingaat tegen de algemeen geaccepteerde gedachte
dat juist duale trajecten een belangrijke rol spelen in het
inburgeringproces.
Afschaffing van de gedwongen winkelnering en versoepeling
aanbestedingsregels
De gedwongen winkelnering bij het ROC dient te worden afgeschaft.
Hierdoor wordt de keuzemogelijkheid vergroot waardoor nog beter
maatwerk geleverd kan worden. Het Rijk dient toe te zien op de
kwaliteit van de onderwijsinstellingen. Daarnaast dienen de
aanbestedingsregels in het kader van de WWB te worden versoepeld tav
inburgerbudget van gemeenten.
Geen bezuinigingen
De bezuiniging op de middelen voor inburgering is geheel in strijd met
de eis tot snelle en verdergaande integratie. Steeds meer oudkomers
melden zich zelfstandig aan voor cursussen. Het zal een onmogelijke
opgave worden om te voldoen aan de groeiende vraag van oudkomers als
tegelijkertijd bezuinigingen plaatsvinden. De beoogde bezuinigingen op
het WIN budget voor 2004 en de volgende jaren zullen als gevolg hebben
dat gemeenten minder middelen per traject beschikbaar zullen hebben.
Hierdoor kunnen zij minder lesuren kunnen inkopen en zal de kwaliteit
van de cursussen naar verwachting dalen. Deze bezuinigingen leiden
derhalve tot een verslechtering van het integratieproces.
Vereniging Nederlandse Gemeenten