Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA Den Haag
Uw brief Ons kenmerk
SV/F&W/2003/80081
Onderwerp Datum
Plenaire behandeling wetsvoorstel 21 oktober 2003
werkgeversbijdrage werkloosheidslasten
oudere werknemers (28862)
Donderdag 25 september jl. zou de plenaire behandeling van het wetsvoorstel
werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers plaatsvinden. Deze plenaire
behandeling is op verzoek van de voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid uitgesteld in verband met mogelijke alternatieven voor het wetsvoorstel.
Bij indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer heb ik aangegeven te streven naar
de inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 januari 2004. Door uitstel van de
inwerkingtredingsdatum treden er besparingsverliezen op. De totale besparingsverliezen
variëren voor de periode van 2004 tot en met 2007 van 4 mln bij één kwartaal uitstel tot
circa 17 mln bij een jaar uitstel.
De herinvoering van sollicitatieplicht voor werknemers van 57,5 jaar en ouder zal op de
dezelfde datum inwerking treden als het wetsvoorstel. Indien beide maatregelen worden
uitgesteld zullen over de periode 2004 tot en met 2007 de totale besparingsverliezen
oplopen van 11 miljoen bij een kwartaal uitstel tot 50 miljoen bij een jaar uitstel.
Bij deze brief bied ik u een nota van wijziging aan, op grond waarvan een uitzondering kan
worden gemaakt op de, op grond van de Tijdelijke Referendumwet, vereiste periode van zes
weken tussen de mededeling van bekrachtiging in de Staatscourant en het tijdstip van
inwerkingtreding. Door deze wijziging is, indien u de parlementaire behandeling hervat en
het wetsvoorstel uiterlijk 21 november doorzend naar de Eerste Kamer, de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel op 1 januari 2004 nog mogelijk.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
---
(mr. A.J. de Geus)
---
28862
Invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken
van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage
werkloosheidslasten oudere werknemers)
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
---
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid van het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 88 wordt "loon in
de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering" vervangen door: premieplichtig loon.
2. In het vijfde lid van het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 88 wordt onder
verlettering van de onderdelen a en b tot b en c, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. premieplichtig loon: het loon waarover op grond van deze wet, met toepassing van artikel
9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, het deel van de premie wordt
geheven dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds;
---
Aan artikel II wordt een volzin toegevoegd, luidende: In dat besluit wordt zo nodig
toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
Toelichting
Onderdeel A
In de tekst van het in het onderhavige wetsvoorstel voorgestelde artikel 88, wordt het
premieplichtig loon afgezet tegen het gemiddelde premieplichtige loon. De term gemiddelde
premieplichtige loon wordt in artikel 88, vijfde lid, onderdeel a, nader gedefinieerd. De term
premieplichtig loon is daarentegen in het wetsvoorstel nog niet nader gedefinieerd. Om te
verduidelijken wat verstaan moet worden onder premieplichtig loon wordt in het vijfde lid
van artikel 88 onderdeel a ingevoegd. Met deze definitie wordt aangesloten bij het
premieplichtig loon als bedoeld in het Besluit premiedifferentiatie WAO. Dit betekent dat er
wordt uitgegaan van een gemaximeerd premieloon zonder franchise. Ter nadere
verduidelijking van de tekst van het tweede lid van artikel 88 wordt de term "loon in de zin
van de CSV" vervangen door de term "premieplichtig loon".
Onderdeel B
De beoogde datum van inwerkingtreding van deze wet is 1 januari 2004. Op grond van
artikel 12, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet moet er ten minste een periode van 6
weken liggen tussen de mededeling van de bekrachtiging van een referendabele wet in de
Staatscourant en het tijdstip van inwerkingtreding van die wet. Teneinde de beoogde
---
inwerkingtredingsdatum zoveel mogelijk veilig te stellen wordt voorgesteld de mogelijkheid
op te nemen om toepassing te geven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet en
derhalve een uitzondering te maken op artikel 12 van die wet.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)