Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Verkoop onroerende zaken

21-10-2003

Overeenkomstig mijn toezegging tijdens het notaoverleg van 20 oktober jl. informeer ik u nader over de afspraken met betrekking tot de verkoop van overtollige onroerende zaken van Defensie.

Als onroerend goed van Defensie overtollig is, wordt het overgedragen aan de Dienst Domeinen. Domeinen treedt namens het rijk op als verkoper. De standaardprocedure (de zogenaamde leurprocedure) bij verkoop is dat Domeinen eerst kijkt of andere delen van het rijk het onroerend goed willen overnemen. Als er op rijksniveau geen interesse is, wordt het achtereenvolgens aangeboden aan de desbetreffende provincie en gemeente. Vervolgens komen marktpartijen in beeld. Domeinen houdt bij afstoting zowel de financiële belangen van Defensie in het oog, als de beleidsdoelstellingen van andere departementen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de huisvestingsbehoefte van andere departementen of om de realisering van de ecologische hoofdstructuur.

De middelenafspraak tussen de ministeries van Financiën en van Defensie is onlangs aangepast. De opbrengsten van verkopen van alle overtollige defensiegoederen komen in beginsel ten gunste van Defensie, met uitzondering van een franchise van 13,6 miljoen, die ten gunste komt van het generale beeld. Defensie maakt jaarlijks een raming van de verkoopopbrengsten. Indien minder wordt verkocht dan geraamd, dient Defensie hiervoor elders in haar begroting compensatie te vinden. Nu is met Financiën afgesproken dat kan worden afgeweken van de algemene beleidslijn dat indien er meer wordt verkocht dan de geraamde verkoopopbrengst, deze meeropbrengsten ten gunste van het generale beeld komen. Meevallende verkoopopbrengsten op het ene dossier mogen in het vervolg worden aangewend om tegenvallende verkoopopbrengsten op een ander dossier te compenseren.

Bij het ramen van de verkoopopbrengsten wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met onzekerheden met betrekking tot het moment waarop de overtollige goederen kunnen worden verkocht, met onzekerheden over de daarbij te realiseren verkoopprijs en met onzekerheden over het moment waarop de ontvangsten worden gerealiseerd. Specifiek ten aanzien van onroerende zaken geldt dan nog veelal de onzekerheid over de toekomstige bestemming van het onroerend goed. Genoemde onzekerheden maken het buitengewoon moeilijk om een nauwkeurige raming van verkoopopbrengsten te maken.

Defensie bepaalt niet de bestemming van de vrijkomende terreinen. De bestemming is nu in alle gevallen militair. Als Defensie het terrein verlaat moet er dus per definitie door de gemeente een andere bestemming worden bepaald. Voor het realiseren van een goede vervolgbestemming is de actieve betrokkenheid van alle lagen van de overheid nodig. Dit aspect is uitgebreid aan de orde geweest in de gesprekken die de staatssecretaris heeft gevoerd met provinciale en gemeentelijke bestuurders.

Bij de raming van de verkoopopbrengst die Defensie heeft gemaakt, is uitgegaan van de meest gerede vervolgbestemming. Er is derhalve rekening mee gehouden, dat een belangrijk deel van de vrijkomende terreinen een groene herbestemming krijgt. Tegelijkertijd wordt rekening gehouden met plannen die de desbetreffende provincies en gemeenten in het verleden hebben gemaakt met betrekking tot het vrijkomende gebied. Veel vrijkomende terreinen hebben grote bebouwde gedeelten waar geen of beperkt sprake is van natuurwaarden en die zich kunnen lenen voor woon- en werkfuncties. Dat geldt in ieder geval voor de vrijkomende militaire luchtvaartterreinen en voor de grote kazernecomplexen. Saneringskosten zijn zoveel mogelijk verdisconteerd in de ramingen. In de uiteindelijke verkoopovereenkomst wordt in vrijwel alle gevallen een clausule opgenomen die bepaalt dat bij bestemmingswijziging binnen een bepaalde tijd die leidt tot een hogere waarde van de grond, Defensie deelt in de waardestijging. Deze clausule is vergelijkbaar met een anti-speculatiebeding.

DE MINISTER VAN DEFENSIE