Ministerie van Defensie
---
Brieven aan de Kamer
---
Verslag van de informele bijeenkomst van de EU-defensieministers in Rome
17-10-2003
Op 3 en 4 oktober jl. kwamen de EU-ministers van Defensie in Rome
informeel bijeen. Op 3 oktober werd gesproken over de EU-Navo
betrekkingen inzake de versterking van de Europese militaire
capaciteiten en van het Europese militaire reactievermogen. In dat
verband kwam tevens het voorstel van België, Duitsland, Frankrijk en
Luxemburg voor een Europees hoofdkwartier in Tervuren (België) ter
sprake. Tweede agendapunt was het agentschap voor defensiecapaciteiten
ontwikkeling, onderzoek, aanschaf en materieel. Op 4 oktober stonden
EU-geleide operaties en de rol van de EU op de Balkan centraal,
alsmede de mediterrane dimensie van het EVDB.
De EU-Navo betrekkingen
Hoge Vertegenwoordiger Solana en Secretaris Generaal Robertson van de
Navo prezen de uitstekende samenwerking tussen de EU en de Navo.
Volgens beiden was er de afgelopen vier jaar veel bereikt, zowel
institutioneel (permanente EU-Navo regelingen) als in de praktijk
(samenwerking bij EU-operatie Concordia in Macedonië). EU en Navo
dienden hun samenwerking in dezelfde geest voort te zetten. Het
Italiaanse voorzitterschap trok deze lijn door naar de versterking van
de Europese militaire capaciteiten (via het European Capability Action
Plan en het Prague Capability Commitment) en naar de verbetering van
het militaire reactievermogen van de Europese strijdkrachten (via de
"NATO Response Force" en de "EU Rapid Response Elements"). EU en Navo
dienden deze initiatieven nauw op elkaar af te stemmen. Zij betroffen
immers grotendeels dezelfde militaire capaciteiten. Het
voorzitterschap kreeg veel bijval, onder meer van België, Luxemburg,
Finland, Nederland en Zweden.
Ik heb, daarin bijgevallen door Duitsland, gepleit voor vergaande
samenwerking tussen ECAP- en PCC-projectgroepen. De EU Navo
Capaciteiten Groep diende hierin een sleutelrol te spelen, zo vond ook
het Italiaanse voorzitterschap. In verband met de versterking van de
Europese militaire capaciteiten heb ik het voorzitterschap opgeroepen
om, in overleg met de verantwoordelijke functionarissen in Brussel,
het "Capability Development Mechanism" (CDM) zo spoedig mogelijk
volledig te implementeren. Met het CDM kan toezicht worden gehouden op
de capaciteitversterking en kan de samenhang tussen de EU- en
Navo-planning worden verzekerd. Wat de versterking van het Europese
militaire reactievermogen betreft heb ik de noodzaak van nauwe
samenwerking tussen EU en Navo nog eens beklemtoond. Ook Griekenland,
Hongarije, Polen en het Verenigd Koninkrijk bepleitten nauwe
afstemming.
Tervuren
In het kader van de EU-Navo-relaties kwam ook het voorstel voor de
oprichting van een Europees hoofdkwartier in Tervuren (België) aan de
orde. Er bleek geen enkele steun meer te bestaan voor het voorstel,
dat deel uitmaakt van het Verhofstadt-initiatief van 29 april jl. Een
Italiaans voorstel voor de oprichting van een "virtuele operationele
planning task force" kreeg evenmin steun. Het Britse voorstel om de
Navo Eu-vriendelijker te maken via een EU "planning cell" bij het
Navo-hoofdkwartier in Mons (Supreme Headquarters Allied Forces in
Europe, SHAPE) kon op meer bijval rekenen. Ik heb de Nederlandse
afwijzing van "Tervuren" toegelicht, in het bijzonder mijn bezwaren
tegen onnodige duplicatie. De EU kan immers een beroep doen op het
Navo-hoofdkwartier in Mons (SHAPE) en op nationale hoofdkwartieren in
Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië en het Verenigd Koninkrijk.
Het Britse voorstel voor een EU "planning cell" bij SHAPE heb ik
verwelkomd; een dergelijke cel zou bijdragen aan de invulling van de
permanente EU-Navo-regelingen, in het bijzonder ten aanzien van de
verzekerde toegang van de EU tot de operationele Navo-planning. Bij
het Italiaanse voorstel, dat voorziet in een "pool" voor de plaatsing
van zo´n veertig liaison officieren bij vijf hoofdkwartieren, heb ik
vraagtekens geplaatst. Er bestaan twijfels over de effectiviteit en de
efficiëntie van een dergelijke constructie. Tenslotte heb ik
gerefereerd aan de lopende gesprekken tussen Duitsland, Frankrijk en
het Verenigd Koninkrijk over een mogelijke oplossing voor de kwestie
"Tervuren". Ik heb in dat verband opgemerkt, dat een beperkte
versterking van de strategische planningcapaciteit bij de EU Militaire
Staf (EUMS) aanvaardbaar zou zijn. In dat geval wordt onnodige
duplicatie van hoofdkwartieren voorkomen en kan de EUMS de beschikbare
hoofdkwartieren sneller van informatie voorzien. De Italiaanse
conclusie, dat "Tervuren" in beginsel van tafel was, werd alleen door
de Franse minister van Defensie, mevrouw Alliot-Marie, weersproken.
Agentschap
Het tweede agendapunt was de stand van zaken rondom het Agentschap
voor defensiecapaciteiten ontwikkeling, onderzoek, aanschaf en
materieel. Italië wil hierover tijdens zijn voorzitterschap
overeenstemming bereiken, op basis van de Conclusies van de Europese
Raad van Thessaloni die vermelden dat het Agentschap in 2004 dient te
worden opgericht. Er bestond brede steun voor het voorstel van
minister Hoon om de wel erg lange naam van het Agentschap (afkomstig
uit de Conventietekst) voor publiek gebruik te beperken tot "European
Defence Agency" (EDA), overigens met handhaving van de officiële
titel. Van diverse zijden, onder meer door Nederland, Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk, werd gewezen op de centrale rol die de ministers
van Defensie zouden moeten spelen bij de aansturing van het
Agentschap. Ik heb in dat verband de mogelijkheid geopperd om de
Steering Board van het Agentschap back-to-back met de ministeriële
vergaderingen bijeen te laten komen. Verder heb ik de verschillende
Nederlandse aandachtspunten, zoals opgenomen in mijn brief van 29
september jl., nog eens uiteengezet. Tenslotte heb ik krachtig gepleit
voor de mogelijkheid om het Agentschap te belasten met auditing en
benchmarking van de capaciteiten, die in het kader van de Headline
Goal zijn aangeboden. De gelijkluidende Franse inzet terzake heb ik
met instemming begroet. Volgens minister Hoon diende het Agentschap de
nodige aandacht voor output te verzekeren, in de vorm van bruikbare en
ontplooibare eenheden. Minister Flahaut van België stelde dat het
Agentschap ook de nodige aandacht voor de kwalitatieve aspecten van
capaciteitversterking diende te bewerkstelligen.
EU-geleide operaties en de rol van de EU op de Balkan
Op 4 oktober werd gesproken over EU-geleide operaties en de rol van de
EU op de Balkan.
Belangrijkste uitkomst was de algemene bereidheid van de EU-ministers
van Defensie om Sfor medio 2004 over te nemen van de Navo. Ik heb de
toetredende EU-lidstaten opgeroepen een aanzienlijke bijdrage te
leveren aan de toekomstige EU-vredesmacht in Bosnië. In dat verband
heb ik gewezen op de langdurige aanwezigheid van Nederlandse troepen
in Bosnië, alsmede de reeds beschikbare goede Sfor-infrastructuur voor
toekomstige EU-troepen.
Generaal Hägglund, de voorzitter van het EU Militair Comité (EUMC),
onderstreepte het succes van de EU-geleide operatie Concordia. Hij
roemde in dat verband de soepele overgang van het commando naar het
hoofdkwartier van Eurofor en de brede steun bij de bevolking. In
verband met de voorgenomen oprichting van een politiemissie in
Macedonië ter opvolging van Concordia zal het EUMC onder meer een
risico-analyse vervaardigen. De onlangs beëindigde operatie Artemis
(Congo) had volgens Hägglund de bruikbaarheid van het "framework
nation concept" aangetoond, waarbij een nationaal hoofdkwartier (in
dit geval Parijs) als kern van een multinationale operatie had
gefungeerd. Tegelijkertijd was het belang van het deugdelijke mandaat
(met een duidelijke eindtoestand en einddatum) evident geweest. Ook
Frankrijk verwees naar de lessen van Artemis, die bij de
hoofdkwartierendiscussie betrokken zouden moeten worden. Minister
Alliot-Marie wees verder op het specifieke karakter van de
overgangsfase tussen de beëindiging van de vijandelijkheden en het
intreden van stabiliteit en vrede. In die complexe fase zouden
multinationale militaire politie-eenheden (zoals carabinieri,
gendarmerie, guardia civil en marechaussee) een belangrijke rol kunnen
spelen. Langs deze weg zouden reguliere militaire eenheden kunnen
worden vrijgemaakt voor andere taken.
De dialoog met de Middellandse Zee-landen
Tenslotte kwam de Middellandse Zeedialoog aan bod. Deze dialoog kon
volgens het voorzitterschap bijdragen aan het begrip en het vertrouwen
tussen de EU en de overige mediterrane landen. Nederland en diverse
andere landen onderschreven deze opvatting. Tijdens recent overleg
zijn rampenbestrijding, kustwachttaken en civiele bescherming als
mogelijke terreinen van samenwerking geïdentificeerd. Frankrijk stelde
in dat verband onder meer voor gezamenlijke oefeningen te houden en de
mediterrane landen te betrekken bij kustwachttaken. Spanje
beklemtoonde het belang van de versterking van de veiligheidssituatie
in de mediterrane regio, ook voor EU-lidstaten elders. Ten aanzien van
eventuele aanvullende activiteiten stelde Nederland zich op het
standpunt dat de desbetreffende landen geen voorkeursbehandeling
zouden mogen krijgen boven de groep van vijf landen (Bulgarije,
IJsland, Noorwegen, Roemenië en Turkije) die via afzonderlijke
afspraken zijn betrokken bij het EVDB. Dat gold ook voor Canada,
Oekraine en Rusland, waarmee eveneens afspraken in EVDB-kader
afspraken zijn gemaakt.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
H.G.J. Kamp