Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
17 september 2003 AV/WTZ/2003/73282 (070) 333 4599
nr. 2030400020 en
22 september 2003
nr. 2030400230
Onderwerp Datum Contactpersoon
Vragen van de leden Stuurman en Timmer en 16 oktober 2003 mr. B. Tukus Kara
de vragen van het lid Van Gent
./. Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de
antwoorden op de vragen van de leden Stuurman en Timmer (PvdA) over het artikel
"Slaapdiensten moeten worden doorbetaald" (Ingezonden 16 september 2003) en de
antwoorden op de vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) over het arrest van het
Europese Hof van Justitie in de zaak Jaeger (C-151/02).
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A. J. de Geus)
---
2030400020
Antwoord op de vragen van de leden Stuurman en Timmer (beiden PvdA) aan de ministers
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het
artikel "Slaapdiensten moeten worden doorbetaald" (Ingezonden 16 september 2003).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel over slaapdiensten die doorbetaald moeten worden? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het arrest zal impliceren dat extra loonbetalingen zullen moeten
worden gedaan aan vooral werknemers in de zorgsector?
Vraag 3
Acht u het aannemelijk dat deze uitspraak leidt tot het openbreken van de betreffende
CAO's?
Antwoord op vraag 2 en vraag 3
De doelstelling van zowel de Europese Arbeidstijdenrichtlijn (richtlijn 93/104/ EG) als die
van de Nederlandse Arbeidstijdenwet is de bescherming van de veiligheid en de gezondheid
van de werknemer in relatie tot hun arbeids- en rusttijden. De richtlijn noch de
Arbeidstijdenwet bevatten regels inzake vergoedingen. De kwestie van vergoedingen voor
aanwezigheidsdiensten is een zaak die werknemers en werkgevers hebben geregeld in CAO's
of in individuele arbeidsovereenkomsten. Anders dan in de pers naar voren is gebracht heeft
het Hof zich niet uitgesproken over doorbetaling van loon tijdens aanwezigheidsdiensten,
maar uitsluitend over de definitie van arbeidstijd in de zin van EU-richtlijn 93/104 en het in
acht nemen van de maximale arbeidstijden en minimale rusttijden. Het Hof heeft vastgesteld
welke uitleg er gegeven dient te worden aan de definitie van arbeidstijd in de richtlijn. Of dit
van invloed is op de afspraken over de vergoeding voor aanwezigheidsdiensten is een zaak
tussen de partijen die deze afspraken hebben gemaakt.
Vraag 4
Hoe denkt u de gevolgen op te vangen die dit kan hebben voor de budgettering?
Vraag 5
Hoe denkt u de kwaliteit van de zorg te kunnen waarborgen indien door deze uitspraak
loonkosten stijgen?
Antwoord op vraag 4 en vraag 5
---
Zoals uit het antwoord op vraag 2 en vraag 3 blijkt is de kwestie van vergoedingen voor
aanwezigheidsdiensten een zaak die werknemers en werkgevers hebben geregeld in CAO's of
in individuele arbeidsovereenkomsten. Werkgevers krijgen jaarlijks via de ova (de
overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling) een vergoeding voor de stijging van de
loonkosten. Werkgevers moeten nieuwe afspraken over arbeidsvoorwaarden binnen het voor
hun beschikbare budget zien te dekken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is in zijn antwoord op de vragen van de
leden Van der Laan en Lambrechts (nr. 2020317110) al uitvoerig ingegaan op de personele
gevolgen van de uitspraak van het Hof. Conclusie is dat bij continuering van
aanwezigheidsdiensten meer personeel nodig is, met de nodige kostengevolgen van dien. In
het antwoord op vraag 8 geef ik aan welke stappen ik ga nemen. Hiermee wordt werkgevers
de mogelijkheid geboden de nadelige gevolgen zo veel mogelijk te beperken.
Vraag 6
Welke stappen wenst u te nemen, indien door uitvoering van de uitspraak sprake zou zijn van
overtreding van het Arbeidstijdenbesluit?
Antwoord
Op dit moment is geen sprake van overtreding van het Arbeidstijdenbesluit. De nationale
wetgeving blijft gelden totdat deze is aangepast. De uitspraak van het EG-Hof is allereerst
bindend voor de nationale rechter die de vragen heeft gesteld. De uitspraak heeft verder
precedentwerking: een nationale rechter die later in een geschil met dezelfde vragen over de
uitleg van het gemeenschapsrecht wordt geconfronteerd, is gebonden aan de uitleg die het
Hof in deze zaak heeft gegeven. Een werknemer die in een soortgelijke situatie verkeert als
de Duitse arts in de zaak die aan het Hof is voorgelegd, kan eenzelfde vraag voorleggen aan
een Nederlandse rechter.
Strijdigheid van de Nederlandse regelgeving met het gemeenschapsrecht levert derhalve een
onduidelijke situatie op over de verplichtingen van werkgevers. Om die reden zal de
Nederlandse regelgeving voor aanwezigheidsdiensten zo snel mogelijk in overeenstemming
met het gemeenschapsrecht worden gebracht.
Vraag 7
Kan deze uitspraak ook gevolgen hebben voor andere sectoren dan de in het artikel
genoemde? Zo ja, welke sectoren?
Antwoord
De zorg- en welzijnssectoren die gebruik maken van aanwezigheidsdiensten, zijn
gehandicaptenzorg, verpleeg- en verzorgingshuizen, ziekenhuizen, jeugdhulpverlening,
welzijn en maatschappelijke dienstverlening, geestelijke gezondheidszorg, ambulancevervoer
en schippersinternaten. Daarnaast komen aanwezigheidsdiensten ook voor bij de brandweer,
defensie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Vraag 8
---
Welke stappen wenst u aangaande deze sectoren te nemen, indien de uitspraak wordt
gevolgd?
Antwoord
Stappen aangaande de genoemde sectoren zijn niet aan de orde zoals volgt uit het antwoord
op vraag 6. De Nederlandse regelgeving zal in overeenstemming gebracht worden met het
gemeenschapsrecht. De mogelijkheden van de richtlijn zullen worden benut zodat het
toepassen van aanwezigheidsdiensten zo veel mogelijk kan worden voortgezet, zonder
daarbij het bestaande beschermingsniveau voor werknemers te verlagen. Doelstelling daarbij
is te bewerkstelligen dat er zo min mogelijk personele en/of financiële consequenties zijn. Na
aanpassing van de regelgeving zullen werkgevers zich aan de nieuwe regels moeten houden.
2030400230
---
Vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over een arrest van het Europese Hof van Justitie. (Ingezonden 19
september 2003)
Vraag 1
Herinnert u zich mijn vragen van 29 november 2002 en uw antwoord daarop van 19
december 2002?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Duitse regering uitvoering te geven aan het
arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak Jaeger (C-151/02) waarin het Hof stelt
dat een nationale regeling waarin beschikbaarheidsdienst als rusttijd wordt aangemerkt in
strijd is met de gemeenschapsrichtlijn (richtlijn 93/104/EG)?
Antwoord
Ja, het algemene uitgangspunt is dat lidstaten wettelijke bepalingen die strijdig zijn met
internationaal-rechtelijke bepalingen zo spoedig mogelijk in overeenstemming met deze
internationale bepalingen brengen. Dit vloeit ook voort uit art. 5 EG, de gemeenschapstrouw.
Vraag 3
Bent u voornemens, gezien het feit dat de Nederlandse regering zich gevoegd had in de zaak
en de argumentatie dat wachtdiensten "rusttijden" zijn niet door het Hof is gevolgd, in
navolging van de Duitse regering op zo kort mogelijke termijn uitvoering te geven aan de
uitspraak van het Hof? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Ja, ik ben voornemens om de Nederlandse regelgeving in overeenstemming te brengen met
de richtlijn en het arrest van het Hof. De mogelijkheden van de richtlijn zullen worden benut
zodat het toepassen van aanwezigheidsdiensten zo veel mogelijk kan worden voortgezet,
zonder daarbij het bestaande beschermingsniveau voor werknemers te verlagen. Doelstelling
daarbij is te bewerkstelligen dat er zo min mogelijk personele en/of financiële consequenties
zijn.
Vraag 4
Bent u bereid om over te nemen maatregelen overleg te plegen met de
vakbondsvertegenwoordigers van de relevante sectoren, te weten gezondheidszorg,
jeugdhulpverlening, defensie, politie en brandweer, om te komen tot oplossingen die voldoen
aan de Europese richtlijn? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Ja, zowel met de werkgeversvertegenwoordigers als met de werknemersvertegenwoordigers
van de relevante sectoren zal over de mogelijke oplossingen om te voldoen aan de Europese
richtlijn gesproken worden.