Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

`s -Gravenhage,

Nr. SV/F&W/03/55605

Nader rapport inzake het voorstel
van wet tot wijziging van de Werk-
loosheidswet in verband met de ver-
vanging van fictief arbeidsverleden
door feitelijk arbeidsverleden en de
beperking van het verzorgingsforfait
(Wet feitelijk arbeidsverleden WW).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 mei 2003 , nr. 03.001978, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 juli 2003, nr. W12.03.0165/IV, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merk ik het volgende op.


1. Aan de aanbeveling van de Raad, om in de toelichting in te gaan op de vraag hoe werknemers zullen worden geïnformeerd over hun rechtspositie en over de noodzaak, documenten over hun arbeids- verleden beschikbaar te houden heb ik gevolg gegeven door hierop in het algemene deel van de memorie van toelichting in te gaan.

De Raad wijst er verder op dat in de toelichting melding wordt ge- maakt van de invoering van de polisadministratie die is voorzien in het wetsvoorstel administratieve lastenverlichting en vereenvoudi- ging in sociale verzekeringswetten (WALVIS). Met dat wetsvoor- stel en het thans in voorbereiding zijnde wetsvoorstel financiering sociale verzekeringen (WFSV) komt een samenwerking op gang tussen de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemers- verzekeringen (UWV). Op verzoek van de Raad worden de gevol- gen van de plannen voor die samenwerking voor dit wetsvoorstel nader toegelicht. Aangezien de introductie van de polisadministratie als zodanig niet relevant is in het kader van het onderhavige wets- voorstel heb ik er de voorkeur aan gegeven die gevolgen niet in de



---

memorie van toelichting, maar hieronder te belichten. Aan de Koningin In verband hiermee merk ik op dat in het kader van WALVIS de loonbegrippen voor de uitkeringsverstrekking en premie- en belas- tingheffing op elkaar afgestemd worden. De van belang zijnde ge- gevens worden door de werkgever via de aangifte verstrekt. De van die aangifte afkomstige gegevens die de werknemer betreffen worden opgenomen in de polisadministratie. De polisadministratie gaat de verzekerdenadministratie, waarvan melding wordt gemaakt in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel, vervangen. In de polisadministratie zullen meer gegevens worden verwerkt, zoals ge- gevens die in verband met de gegevensuitwisseling met andere soci- ale verzekeringsorganen van belang zijn. De werknemer wordt door middel van het verzekeringsbericht periodiek geïnformeerd over de gegevens die in de polisadministratie zijn opgenomen. Dit verzeke- ringsbericht bevat meer gegevens dan het huidige statusoverzicht. De werknemer is verplicht correcties door te geven. De verwach- ting is dat met het tot stand komen van de polisadministratie en de structuur van de periodieke toezending van het verzekeringsbericht, de bewijsrechtelijke problemen die tot de introductie van de ar- beidsverledenbeschikking in dit wetsvoorstel hebben geleid, van een andere aard kunnen zijn. Dit kan betekenen dat de arbeidsver- ledenbeschikking in de in dit wetsvoorstel voorgestelde vorm zou kunnen vervallen. Dit is echter zeker niet op korte termijn het geval. De samenwerking tussen de Belastingdienst en het UWV - in de vorm van de inning van premies voor de werknemersverzekeringen door de Belastingdienst via uniforme aangifte - zal geregeld worden in de WFSV. De verwerking van de gegevens uit de aangifte in de polisadministratie en de verantwoordelijkheid voor de inrichting van die administratie zal in de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen geregeld worden door een wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI). De WFSV en de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen zullen naar verwachting in 2004 bij de Tweede Kamer worden in- gediend. In de genoemde invoeringswet zal ingegaan worden op de gevolgen van invoering van de polisadministratie voor de arbeids- verledenbeschikking. Verwacht wordt dat de polisadministratie de kwaliteit van de registratie van het feitelijke arbeidsverleden zal be- vorderen.

2. De Raad constateert dat de koppeling van het verzorgingsforfait aan het recht op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbij- slagwet, in de weg staat aan aanspraken van ouders die hun kind op het grondgebied van een andere EU/EER-lidstaat hebben opge- voed. Naar aanleiding van deze opmerking is het wetsvoorstel aan- gepast in die zin dat met kinderbijslag ingevolge de Algemene Kin- derbijslagwet zijn gelijkgesteld overige gezinsbijslagen die vallen



---

onder artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1408/71.1

3. De Raad merkt op dat de voorgestelde wijziging in het verzorgings- forfait, waarbij de jaren waarin is gezorgd voor een kind tussen vijf en twaalf jaar niet langer meetellen bij de berekening van het feite- lijke arbeidsverleden, voor een (klein) aantal ouders tot gevolg kan hebben dat bij werkloosheid niet wordt voldaan aan de arbeidsverledeneis van vier gewerkte jaren in de afgelopen vijf jaar, terwijl dat wel het geval zou zijn geweest onder het huidige regime. De Raad geeft aan dat betrokkenen er gedurende de periode van verzorging van hun kind van uit mochten gaan dat zij in verband met het huidige verzorgingsforfait feitelijk arbeidsverleden opbouwden. Daarom adviseert de Raad om in een overgangsregeling te voor- zien. Ik meen echter dat daaraan overwegende bezwaren kleven.

In het voorstel is gekozen voor eerbiedigende werking. De beper- king van het verzorgingsforfait is derhalve niet van toepassing op uitkeringen die op het moment van inwerkingtreding van het wets- voorstel reeds zijn toegekend. De overgangsregeling die de Raad voorstelt zou er daarnaast toe leiden dat gedurende een periode van vijf jaar na inwerkingtreding van het voorstel in voorkomende ge- vallen moet worden nagegaan of er op grond van de overgangsre- geling voor het verzorgingsforfait arbeidsverleden is opgebouwd. Immers, bij iedere aanvraag van een werknemer die op voorhand niet aan de arbeidsverledeneis lijkt te voldoen moet dan door het UWV worden nagegaan of er in de vijf kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarin de werkloosheid is ingetreden nog arbeidsver- leden is opgebouwd op basis van de oude regeling voor het verzor- gingsforfait. Het UWV zou derhalve voor wat betreft de toepassing van het verzorgingsforfait met twee systemen moeten werken. In de memorie van toelichting heb ik vermeld dat het huidige verzorgings- forfait voor het UWV moeilijk controleerbaar is en een tijdige vast- stelling van de juiste uitkeringshoogte in de weg staat. Dit is ook de aanleiding om een eenvoudiger verzorgingsforfait voor te stellen. Bij het vaststellen van de arbeidsverledenbeschikkingen zal ook geen rekening gehouden kunnen worden met dit overgangsrecht nu op voorhand niet vastgesteld zal kunnen worden of iemand tot de doelgroep zal gaan behoren. Hiermee zou afbreuk worden gedaan aan het rechtskarakter van de arbeidsverledenbeschikking. Tenslotte acht ik het erg onwaarschijnlijk dat mensen die thans niet werken er, gedurende de periode van verzorging van hun kind in die leeftijdcategorie, bewust rekening mee houden dat die periode onder het huidige verzorgingsforfait doorslaggevend kan zijn voor


1 verordening (EG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschap van 14 juni 1971 betref- fende de toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149)



---

de duur van een eventueel toekomstig recht op een loongerelateer- de WW-uitkering. Een dergelijk recht kan immers pas aan de orde zijn als men, na een geruime periode gewerkt te hebben, vervolgens werkloos wordt. Van schending van het vertrouwens- of rechtsze- kerheidsbeginsel is daarom geen sprake.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)



---

Wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inko-
men in verband met de vervanging van fictief ar-
beidsverleden door feitelijk arbeidsverleden en de beperking van het verzorgingsforfait

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het verzorgingsforfait meer in overeenstemming te brengen met de ontwikkelingen met betrekking tot arbeidsparticipatie en mitsdien het verzorgingsforfait te beperken en dat het daarnaast wenselijk is het recht op werkloosheidsuitkering in hogere mate afhankelijk te stellen van het feitelijk arbeidsverleden van een werknemer en mitsdien fictief arbeidsverleden te vervangen door feitelijk arbeidsver- leden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I. Wijziging Werkloosheidswet

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:


---

Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:


1. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Voor de toepassing van artikel 17, aanhef en onderdeel b, onder 1o, worden niet reeds in aanmerking genomen kalenderjaren waarin een persoon recht heeft op kinderbijslag op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet of een andere gezinsbijslag als bedoeld in ar- tikel 4, eerste lid, onderdeel h, van verordening (EG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschap
van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149) voor een tot zijn huishouden behorend kind dat bij de aanvang van dat kalender- jaar de leeftijd van vijf jaar niet heeft bereikt, gelijkgesteld met kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen. De in de vorige zin bedoelde persoon wordt aangemerkt als verzorgend persoon.

2. Het derde lid wordt vervangen door:



---

3. Het tweede lid vindt geen toepassing indien de verzorgende persoon in een kalenderjaar voor een periode langer dan een half jaar als werknemer in de zin van een wettelijke regeling inzake werkloosheid recht heeft op een uitkering ter zake van werkloosheid.

3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.

4. In het tot vierde lid vernummerde lid wordt "vierde lid" vervangen door: derde lid.

5. Het tot zevende lid vernummerde lid komt te luiden:
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan voor het bepalen van het aantal van 52 dagen, bedoeld in artikel 17, onderdeel b, onder 1°, dagen waarover, anders dan bedoeld in het vijfde lid, geen loon is ontvangen worden gelijkgesteld met dagen, waarover loon is ontvangen.


---

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:


1. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Het arbeidsverleden wordt berekend door samentelling van a. het aantal kalenderjaren, vanaf en met inbegrip van 1998 tot en met het kalenderjaar onmid- dellijk voorafgaand aan het kalenderjaar waarin zijn eerste werkloosheidsdag is gelegen, waar- over de werknemer over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen; en b. het aantal kalenderjaren vanaf en met inbegrip van het jaar waarin de werknemer zijn 18e verjaardag bereikte tot 1998.


2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 4. Een kalenderjaar wordt in aanmerking genomen bij de berekening, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, indien volgens de beschikking, bedoeld in artikel 33a van de Wet structuur uit- voeringsorganisatie werk en inkomen, de werknemer in dat jaar over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen.


3. Het tot vijfde lid vernummerde lid komt te luiden: 5. Bij de toepassing van het derde lid, onderdeel a, wordt, indien over een kalenderjaar een be- schikking als bedoeld in het vierde lid niet is afgegeven, dat kalenderjaar in aanmerking geno- men indien de werknemer aantoont daarin over 52 of meer dagen loon te hebben ontvangen. Artikel 17b is van overeenkomstige toepassing.


---

In artikel 56 wordt na "de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt" ingevoegd: voor de toepassing van deze wet.


---

Aan hoofdstuk XB wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

De artikelen 42 en 17b, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van (datum) tot wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de vervanging van fictief arbeidsverleden door feitelijk ar- beidsverleden en de beperking van het verzorgingsforfait (Stb.....), blijven van toepassing op een recht op uitkering waarbij de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor of op die dag.

Artikel II. Wijziging Wet SUWI


---



---

Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a. Arbeidsverledenbeschikking

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geeft over kalenderjaren vanaf en met inbegrip van 1998 uiterlijk 18 maanden na afloop van ieder tijdvak van vijf kalenderjaren aan degene van wie in dat tijdvak als verzekerde of als uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel
1, onderdeel n, aanhef en sub 2, aantekening is gehouden in de administratie, bedoeld in arti- kel 33, eerste lid, een beschikking waarin van ieder kalenderjaar in dat tijdvak is aangegeven of hij over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen als bedoeld in artikel 42 van de Werkloos- heidswet.

2. Op verzoek van belanghebbende geeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een beschikking over tijdvakken die niet zullen worden bestreken door de in het eerste lid be- doelde beschikking waarin van ieder kalenderjaar in dat tijdvak wordt aangegeven of hij over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen als bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet.
3. Bij de vaststelling van het aantal kalenderjaren, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 17b van de Werkloosheidswet van overeenkomstige toepassing.
4. De in het eerste lid bedoelde beschikking wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemers- verzekeringen aangehouden indien van de in dat lid bedoelde persoon geen adresgegevens voorkomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. In dat geval wordt de beschikking niet eerder gegeven dan dat de adresgegevens op grond van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bekend zijn.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het eerste en tweede lid.


---

Voor artikel 83 wordt een opschrift ingevoegd, luidende: HOOFDSTUK 10A. BEPALINGEN IN VERBAND MET DE ALGEMENE WET BESTUURS- RECHT.


---

Na artikel 83 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 83a. Beperking belanghebbendebegrip
Bij een besluit op grond van artikel 33a is belanghebbende de persoon op wiens aanspraken het besluit betrekking heeft.

Artikel 83b. Beslistermijn bezwaarschriftprocedure In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Uitvoe- ringsinstituut werknemersverzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaar- schrift tegen een beschikking als bedoeld in artikel 33a.


---

Na artikel 83b wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 10B. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 83c. Overgangsrecht artikel 33a
Tot 1 januari 2012 is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in afwijking van arti- kel 33 a, eerste lid, bevoegd:
a. de in dat lid genoemde termijn van 18 maanden buiten beschouwing te laten, en b. de in dat lid bedoelde beschikking te geven over tijdvakken korter of langer dan vijf jaar.

Artikel III. Inwerkingtreding



---

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, auto- riteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)