Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Eenheid Strategische Beleidsplanning

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 20 oktober 2003

Behandeld


- Maarten Lak


Kenmerk


- SPL/205/03

Telefoon


- +31(0)70 - 348 6654


Blad


- 1/7

Fax


- +31(0)70 - 348 4258


Bijlage(n)


- - maarten.lak@minbuza.nl


Betreft


- AIV werkprogramma 2004


---
Graag - bied ik u hierbij- , mede namens de minister van Defensie, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris voor Europese Zaken,- - - het werkprogramma van de Adviesraad Internationale Vraagstukken voor het jaar 2004 aan- - .

Een eensluidende brief zend ik aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Adviesraad Internationale Vraagstukken, ontwerp-werkprogramma 2004-

De AIV zal zich richten op adviesaanvragen over de volgende onderwerpen:


1. positionering van Nederland in nieuwe EU, NAVO en VN

Met de besluitvorming in 2002 en 2003 rond het ingrijpen in Irak en met de voorafschaduwing van uitbreiding van de EU en Navo in 2004 zijn voor het Nederlands buitenlands beleid nieuwe gegevenheden ontstaan. Hoe moet Nederland daarmee omgaan? Hoe kunnen de Nederlandse belangen en idealen in de nieuwe context tot hun recht komen? Welk beleid past daarbij? Hoe robuust zijn in dat verband de voornemens in de Memorie van Toelichting bij de begroting 2004?


2. Crisisbeheersingsoperaties

In hoeverre zal het zwaardere karakter van crisisbeheersingsoperaties verdere gevolgen moeten hebben voor de Nederlandse krijgsmacht?

Ligt een aanpassing van het Toetsingskader voor de uitzending van eenheden in de rede, of kunnen voldoende procedurele voorzieningen worden getroffen om recht te doen aan de noodzaak van snel expeditionair, collectief optreden terwijl de betrokkenheid van het parlement gewaarborgd blijft?

Hoe kan het geïntegreerd veiligheidsbeleid in Nederland en internationaal verder vorm worden gegeven?

In hoeverre beperkt de scheiding tussen ODA en non-ODA de mogelijkheden voor effectief internationaal en nationaal optreden op het terrein van vrede, veiligheid en ontwikkeling?

Zou de Nederlandse krijgsmacht in het kader van geïntegreerd veiligheidsbeleid in de toekomst bijvoorbeeld een grotere rol kunnen spelen bij onder meer technische assistentie bij de wederopbouw van een land, gericht op de veiligheidssector, en bij ontwapenings-, demobilisatie-, en reïntegratieprogramma's? Hoe kan het stabiliteitsfonds daarbij een rol spelen?


3. De 'nieuwe buren' van de EU aan de oostgrens (Russische Federatie, Belarus, Oekraïne, Moldavië) en de zich ontwikkelende Europese architectuur

Zijn er grenzen aan Europa en zo ja, waar liggen die? Wat betekenen die grenzen dan voor de toekomstige relatie met landen die niet EU-lidstaat worden?Hoe gaan EU en Nederland daar het beste mee om? Welke rol spelen OVSE en Raad van Europa in dit perspectief?


4. Asiel en migratie, in relatie tot ontwikkelingssamenwerking

Inzake een Europees asiel- en migratiebeleid rondt de AIV een advies af uit eigen beweging (samen met de ACVZ van Justitie). In het kader van 'asiel en migratie, in relatie tot ontwikkelingssamenwerking' kan aandacht worden besteed aan


-de mogelijke bijdragen van migranten in Nederland (en Europese landen) aan de ontwikkeling van hun landen van herkomst, en de mogelijke rol van ontwikkelingssamenwerking in dit verband


-het streven naar coherentie tussen het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en het Nederlandse (en Europese) asiel- en migratiebeleid.

Een verwachtbare Regeringsnotitie over Asiel en Migratie (die in wording is) zou bij de advisering worden betrokken.


5. Terrorisme

Bij het ontwikkelen van effectief beleid door de internationale gemeenschap voor de bestrijding van het terrorisme kan spanning optreden met bescherming van bepaalde fundamentele rechten van de mens. Bij bestrijding van het terrorisme treedt ook een 'grijs gebied' aan het licht tussen enerzijds de aanpak op basis van begrippen als zelfverdediging en de daarbij behorende mechanismen en middelen en anderzijds de aanpak op basis van politieke en justitiële middelen, nationaal en internationaal. Het arsenaal van mogelijke respons-varianten van overheden is onvolledig. Wat zijn bijvoorbeeld de consequenties van optreden van 'non-state actors' op dit terrein? Hoe kan een effectieve maar wel gereguleerde benadering eruit zien die rekening houdt met deze situatie en passende rechtsregels en handhavingsinstrumenten omvat?

In hoeverre is het meer in het algemeen politiek aanvaardbaar, en juridisch (op basis van de internationale verplichtingen) mogelijk, een inbreuk te maken op bestaande burgerlijke en politieke vrijheden? Wat zou hierbij de grens moeten zijn voor Nederland of voor de EU? Wanneer zijn (effectieve) maatregelen niet langer proportioneel? Hoe kunnen de maatregelen die wereldwijd genomen (zullen) worden om terrorisme tegen te gaan, bij voorbeeld jegens een organisatie of een groep of categorie personen, worden getoetst door een onafhankelijk orgaan? Welke internationale gronden zijn er aan te voeren voor het in Nederland en eventueel andere Europese landen oprichten van een 'Homeland Security'-structuur, (waarbij op nationaal niveau een coördinatiepunt/aanspreekpunt ontstaat en) waarbij het op internationaal niveau beter mogelijk wordt te communiceren? Welke beleidsmiddelen kunnen op verschillende beleidsterreinen worden ontwikkeld voor de internationale dimensie van preventie? Is het zinvol om een evaluatiecommissie op Europees niveau op te richten die nagaat welke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme de afgelopen jaren zinvol zijn geweest en waar verbeteringen moeten worden aangebracht?

Welke toekomst ligt er meer in het algemeen voor Europese en internationale harmonisering van nationaal beleid bij deze vraagstukken?


6. Betrokkenheid en verbondenheid van de burgers met Europa

Welke analyse kan worden gemaakt van beschrijvingen van de beleving van Europa door de burgers? Is er een Europese 'demos'?Is er sprake van een gevoel van verbondenheid en solidariteit van Europeanen met elkaar? Welke omstandigheden bevorderen of belemmeren dit? Welke relatie zou men tussen de burger en overheidsinstellingen op niveaus EU, Lidstaat en regionaal/lokaal kunnen ontwikkelen in het licht van het Verdrag? Kan een verkiezing van de Voorzitter van de Europese Commissie door het Europese Parlement daarbij van belang worden? Hoe zouden Lidstaten zich op kunnen stellen, om de relatie burger-EU te helpen ontwikkelen in de zin van het Verdrag? Welke rol kunnen -naast centrale instituties- ook het middenveld en de lagere overheden en regio's in Europa spelen als middel om de burger bij de EU te betrekken?


7. Ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden,waarin opgenomen Microkrediet

Als vervolg op het AIV advies over Pro Poor Growth (nr.29) dient te worden gekeken naar beïnvloedingsmechanismen voor de ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden, met name de relatie tussen internationaal (waaronder het Nederlandse) bedrijfsleven en lokaal bedrijfsleven en de mogelijkheden om daar door middel van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid positief op in te spelen. In dit verband kan tevens aandacht worden geschonken aan maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de Noord-Zuid-relaties.

2005 wordt het VN Jaar voor Microkrediet. Een tijdig AIV-advies -als onderdeel van de advisering over Ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden-, kan een bijdrage vormen bij de voorbereiding van het EU-standpunt, uit te dragen in de Algemene Vergadering van de VN in oktober/november 2004, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU.


8. Afrikaanse initiatieven voor Afrika

Hoe kunnen de nieuwe Afrikaanse initiatieven voor Afrika zoals de New Partnership for African Development (NEPAD) zo groot mogelijke kans van slagen krijgen? Is het middel van 'peer review' om maatstaven aan te leggen voor het optreden van regeringen geschikt? Heeft men voor tenuitvoerlegging van de initiatieven in Afrika politiek en administratief de mogelijkheden? Wat zijn de wensen van de voornaamste Afrikaanse landen en hoe kunnen de EU en Nederland hierop reageren?


9. De toekomst voor de traditionele ontwapeningsfora

De Ontwapeningsconferentie te Geneve gaat nu haar zevende jaar in zonder dat er sprake is van concrete onderhandelingen over nieuwe ontwapeningsverdragen. Tegelijkertijd lijkt er binnen de reeds bestaande wapenbeheersings- en ontwapeningsregimes sprake te zijn van erosie van de verworvenheden uit het verleden. Hoe kunnen de bestaande wapenbeheersings- en ontwapeningsregimes weer hun relevantie terugkrijgen, bijvoorbeeld door een effectieve bijdrage te leveren aan non-proliferatie? Zijn er op deelterreinen monitoringmechanismen ontwikkeld die een wijdere toepassing verdienen? Hoe kan de universaliteit van met name het NPV worden bevorderd? Op welke manier kan de effectiviteit worden bevorderd van de bestaande wapenbeheersings- en ontwapeningsregimes bij het afdwingen van de relevante verdragsbepalingen? Hoe moet de EU bewerktuigd worden, gegeven de recente besluitvorming over het EU Non-proliferatiebeleid?


---

Mogelijke onderwerpen voor adviesaanvragen, afhankelijk van ontwikkelingen:

Europese strafrechtelijke ruimte

Verwezen wordt naar de notitie van minister Donner en staatssecretaris Nicolaï inzake het nastreven van een Europees strafrecht.

De 'Europese strafrechtelijke ruimte' heeft vele aspecten, die het terrein van verschillende ministeries ­ met name het Ministerie van Justitie - raken. Overwogen wordt om een seminar hieraan te wijden. De volgende vragen zouden ter tafel kunnen komen.

Hoe kan een strategische benadering van nieuwe normen van materieel en formeel internationaal (Europees) strafrecht worden vormgegeven? Is een pro-actieve houding mogelijk die zorgt dat Nederland aanmerkelijke invloed heeft op de uiteindelijke besluitvorming? De strategische benadering moet in concreto betrekking hebben op de vraag hoe (en onder welke condities) een Europese strafrechtelijke ruimte past in een Nederlandse visie op het Europa van de toekomst (en zijn structuur en methoden) en ook op de vraag hoe (en onder welke condities) een Europese strafrechtelijke ruimte past bij een voortgaande internationalisering van criminaliteitsbestrijding. De inzet moet worden getoetst aan internationale verplichtingen van Nederland. Uitgaande van de uitkomsten van de Europese Conventie kan gekeken worden naar randvoorwaarden, minimumvereisten, richting en prioriteiten bij het uitwerken van een Europese strafrechtelijke ruimte.

Bij een mogelijk vervolgens in te dienen aanvraag om advies zou de AIV en de WRR betrokken kunnen worden.

Wetsontwerp inzake Nationale Mensenrechteninstelling

Zoals bekend wordt gewerkt aan een wetsontwerp inzake een op te richten Nationale Mensenrechteninstelling. Het ontwerp zal voor commentaar gaan circuleren in het maatschappelijke verkeer. Dit onderwerp leent zich op dat moment zowel voor gevraagde advisering als voor een advies op eigen initiatief.


---

Lopende werkzaamheden

In 2003 zal de AIV zijn werkzaamheden voortzetten om te komen tot een advies over de volgende onderwerpen:


1.Europees asiel- en migratiebeleid

Dit advies wordt opgesteld in samenwerking met de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ). Het betreft een advies uit eigen beweging.


2.Raad van Europa


3.Falende staten


4.Toegang van diensten uit ontwikkelingslanden tot de Europese markt


5.Pre-emptive action


6.Het VN-Mensenrechtensysteem

De AIV zou in het voorjaar van 2004 een Interne themadag met alle permanente commissies willen wijden aan het thema Internationale aspecten van het Nederlandse drugsbeleid: internationale scenario's bij drie mogelijke nationale beleidsvarianten van de strafrechtelijke aanpak van (bepaalde categorieën) drugs (legalisering, voortgezet beleid en strengere aanpak). Een verkenning van de diverse aspecten van dit thema zou mede ten dienste kunnen staan van advisering.


---