Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, op de ledenvergadering van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR

Dames en heren, and a special word of welcome to mister Karamitsos. I understand that you and other foreign guests have received an English translation of my speech, so I can safely continue in Dutch.

In Europa is de zeescheepvaart een bloeiende bedrijfstak. Jaarlijks wordt meer dan 1 miljard ton goederen gelost en geladen in havens van landen van de Europese Unie. Meer dan 90% van de goederen in de externe handel en ongeveer 43% van die in de interne handel wordt over zee vervoerd. Europese reders hebben één derde deel van de wereldvloot in handen. 40% van de Europese handel wordt vervoerd met schepen van Unielanden.

De Europese Commissie is natuurlijk heel belangrijk voor de positie van deze florerende bedrijfstak. Alle lidstaten, en ook Noorwegen en IJsland, zijn grotendeels afhankelijk van de visie en de regelgeving van de Commissie.

Laat ik u een voorbeeld geven. Tot voor kort lieten Europese reders hun schepen vaak varen onder de vlag van niet-Europese landen. Dat was aantrekkelijk omdat die landen een gunstiger klimaat kenden op het gebied van belastingen, sociale wetgeving en milieu- en veiligheidsnormen. Om dat proces te keren, heeft de Europese Commissie aan de lidstaten maatregelen voorgesteld om die schepen onder EU-vlag te laten terugkeren. Dat is gelukt. Ook neemt het aantal reders in sommige EU-landen sindsdien weer toe. Dat komt vooral door maatregelen op het financiële vlak, zoals een lagere winstbelasting en fiscale verlaging van de loonkosten van zeevarenden, die maken dat reders weer scherper kunnen concurreren en meer rendement uit hun investeringen halen.

Europa neemt dus maatregelen dus die de scheepvaartsector ten goede komen. En daarvan zullen er nog meer volgen. Zo zijn kort geleden nieuwe richtlijnen aangekondigd voor financiële steun aan scheepvaartbedrijven. Lidstaten mogen deze bedrijven steun verlenen door middel van belastingvoordeel en het stimuleren van opleidingen, mits de bedrijven milieu-, veiligheids- en sociale eisen in acht nemen. Ook wordt een startsubsidie toegestaan voor vervoer op korte afstand tussen EU-havens. Ik moet de nieuwe richtlijnen nog bestuderen, maar heb al gezien dat de hoofdlijnen van het steunkader intact zijn gebleven.

Een ander wapenfeit van de Commissie is de oprichting van de European Maritime Safety Agency, de EMSA, een nieuw agentschap dat de Commissie adviseert bij het terugdringen van scheepvaartongelukken, het verlies van mensenlevens op zee en het voorkomen van vervuiling door zeeschepen. De EMSA zal binnenkort ook een belangrijke taak krijgen bij het erkennen van vaarbevoegdheden van officieren die niet afkomstig zijn uit EU-landen, en bij de 5-jaarlijks evaluatie van die landen. Ook dat komt de hele Europese scheepvaartsector ten goede.

Nederland heeft de Europese speelruimte altijd goed benut. Zeven jaar geleden voerde ons land met toestemming van de Commissie een aantal fiscale steunmaatregelen door. Die leidden ertoe dat de vloot groeide, net als het aantal rederijen, het aantal arbeidsplaatsen en de bijdrage van de scheepvaart aan de schatkist. De Nederlandse overheid deed wat een goede overheid moet doen: een gunstig vestigings- en ondernemingsklimaat scheppen en gewenste ontwikkelingen aanjagen. U, reders, hebt de gecreëerde kansen vervolgens uitstekend benut.

Nu zijn de door Nederland ingevoerde maatregelen al snel de maatstaf geworden voor het nieuwe beleid van andere lidstaten. Zo wordt de Nederlandse tonnagebelasting letterlijk overal gekopieerd en uitgebreid. Het gevolg is dat de voorsprongpositie van Nederland teloor is gegaan en dat Nederland niet langer in de Europese kopgroep zit.

Wat kunnen we daar aan doen, binnen de grenzen die Europa ons stelt? Ik noem u een paar maatregelen. De genoemde fiscale bepalingen hebben voor u verstrekkende en soms ook onbedoelde effecten gehad. Allereerst evalueren we dit beleid binnenkort met de Tweede Kamer en zullen we aanpassingsvoorstellen doen. Verder bespreek ik momenteel met de staatssecretaris van Financiën de mogelijkheid om de manier van belasting heffen van buitenlandse zeevarenden weer op de oude manier te laten plaatsvinden. Dat sluit niet alleen beter aan bij de huidige arbeidsmarkt, maar scheelt veel administratieve lasten en voorkomt dat de loonkosten stijgen.

Een andere belangrijke maatregel is doelregelgeving, een manier om de administratieve lastendruk te verminderen. Bij doelregelgeving formuleert de overheid doelen op het gebied van milieu, veiligheid en arbeidsomstandigheden. De bedrijven, in dit geval u, de reders, moeten die doelen zien te bereiken. Hoe u dat doet, is uw zaak.

U kunt doelregelgeving vergelijken met de regels van het voetbalspel. Die bepalen bijvoorbeeld wanneer sprake is van een overtreding en wanneer het spel moet worden stilgelegd. Maar er staat nergens hoe je een doelpunt moet maken, alleen wanneer een doelpunt geldig is.

Momenteel kennen we op allerlei terreinen een wildgroei aan regels, ook in de scheepvaartsector. En telkens als er een ramp of incident plaatsvindt, komen er weer regels bij. Soms zijn die regels inconsistent of zelfs innerlijk tegenstrijdig. Maar het échte probleem ligt bij tekortschietende handhaving en naleving. Daarom moet méér gebruik worden gemaakt van open normen en moet de overheid de bedrijven meer aanspreken op hun verantwoordelijkheid.

Voor bedrijven biedt doelregelgeving zonder meer kansen om de kosten te verlagen. Een extra voordeel is dat de overheid niet steeds achter de feiten aanloopt als het gaat om nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals nu vaak het geval is. U beseft dat gelukkig heel goed, want anders zou uw vereniging niet zo actief meedoen aan het proefproject op het gebied van doelregelgeving dat momenteel plaatsvindt.

Het Nederlandse streven naar doelregelgeving moet wel passen binnen de regelgeving van de Europese Unie. Daarom is het van groot belang dat wij onze nationale aanpak binnen de Europese Commissie en de overige lidstaten erkend en geaccepteerd krijgen. Dat is een zaak van lange adem, waar ik me van harte voor inzet.

Negatieve gevolgen van fiscale maatregelen terugdraaien en doelregelgeving zijn dus manieren om de scheepvaart landelijk verder te stimuleren. Intussen hebben bijna álle lidstaten steunmaatregelen getroffen om hun scheepvaartsector te kunnen laten concurreren met de rest van de wereld. Het is allemaal nog pril, maar de resultaten zijn hoopgevend. De terugval van de Europese scheepvaart is gestopt en geleidelijk zien we een groei van zowel de vloot als de werkgelegenheid.

Toch hoeven we daarom op Europees niveau nog niet op onze lauweren te gaan rusten. Daarmee doel ik op de toename van het aantal buitenlandse zeevarenden in dienst van Nederlandse reders en reders uit andere unielanden. Tussen 1997 en 2003 zijn er in Nederland 200 schepen en 5000 zeevarenden bijgekomen. Daarvan zijn er 800 van Nederlandse en 4200 van buitenlandse komaf, zowel uit EU-landen als daarbuiten.

De oorzaak van die toename van buitenlandse zeevarenden is het tekort aan Nederlandse zeevarenden. Onder jongeren in ons land bestaat te weinig interesse voor nautische beroepen. Ik maak me daar zorgen over, en met mij de Europese Commissie, zoals blijkt uit het Witboek Vervoer uit september 2001. We moeten naar mijn mening onze krachten bundelen om een oplossing voor dit probleem te vinden. Het nautisch beroep moet weer aantrekkelijk worden. Zonder Nederlandse zeevarenden komen onze maritieme kennis en kunde in het gedrang, en daarmee ook onze uitstekende maritieme infrastructuur.

Wat kunnen we doen? Hier komt Europa weer in het vizier. Voor zover ik weet bestaan er voor de hele EU geen officiële cijfers over de in- en uitstroom van nautisch studenten, over de vraag naar en het aanbod van jonge officieren, en over het huidige en toekomstige tekort dan wel overschot. Daarom is het nuttig dat de Europese Commissie de situatie van de arbeidsmarkt voor zeevarenden en het nautisch onderwijs in kaart brengt. Al onder het Griekse voorzitterschap van de Unie is daar aandacht aan besteed. Nederland wil graag aan zon inventarisatie meewerken.

Nou komen er volgend jaar met de toetreding van de tien nieuwe Europese lidstaten ook een paar landen bij die goed opgeleide officieren meebrengen en waar veel jongeren wonen die wel graag naar zee willen. Ik denk daarbij aan Estland. Letland. Litouwen en Polen. Mooi, zou je zeggen, probleem opgelost. Maar behalve dat we daarmee niet onze eigen jongeren voor de scheepvaart weten te interesseren, levert het nog een extra probleem op.

Veel zeevarenden uit deze landen werken nu al op Nederlandse schepen onder voorwaarden die afwijken van de Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Hun loonkosten zijn lager. Met de toetreding van hun thuisland tot de Europese Unie worden ze onderdaan van een lidstaat en zijn de Nederlandse arbeidsvoorwaarden op hen van toepassing. Daardoor zullen de loonkosten flink stijgen, en kunnen de reders dus moeilijker concurreren. Omdat ook andere lidstaten dit probleem kennen, pleit ik ervoor om op korte termijn in Europees verband naar een oplossing te zoeken.

Dames en heren,

Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat de koers van de Nederlandse zeescheepvaart nét iets scherper ligt van die van de andere landen, zodat wij eerder over de finish komen. Maar ik kan dat niet alleen. Er is veel aandacht en energie voor nodig om de koers van de Nederlandse zeescheepvaart en het succes van de afgelopen jaren vast te houden en verder uit te breiden. Dat is een verantwoordelijkheid van iedereen die betrokken is bij een gezonde Nederlandse zeescheepvaartsector. De nieuwe KVNR-visie die mij straks wordt overhandigd zie ik in dit verband als een nuttige bijdrage aan de verdere vernieuwing van het Nederlandse zeescheepvaartbeleid.

Eén initiatief van mijn kant wil ik u vast noemen. Short sea shipping is zeescheepvaart in Europees perspectief bij uitstek. Tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de Europese Unie, in de tweede helft van het volgend jaar, wil ik dit onderwerp opnieuw hoog op de Europese agenda zetten. Wat mij betreft krijgen vermindering van administratieve handelingen en procedures én de inpassing van short sea in de logistieke keten prioriteit.

Tot slot bedank ik de KVNR voor zijn voortdurende en positieve bijdrage aan nationale en internationale fora. Voor nieuw beleid heeft een ministerie draagvlak en inbreng van de sector nodig, en mede dankzij de KVNR is dat precies wat we krijgen.

Dank u wel.