Ministerie van Buitenlandse Zaken

Wereldburgerschap gevraagd -
Een toelichting op uitgangspunten van het nieuwe beleid voor ontwikkelingssamenwerking

Gastcollege minister Agnes van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) voor het keuzevak Ontwikkelingsvraagstukken, Amsterdam, Vrije Universiteit, 16 oktober 2003

Vandaag op de kop af één maand geleden was het Prinsjesdag. Wie weet nog waar het debat in de Tweede Kamer over ging? Juist ja, over het al dan niet invoeren van de medicijnknaak. Ik vond dat een dieptepunt. Parlementair Nederland op zijn smalst. Want het had over zo veel meer moeten gaan.

Over de missie van dit kabinet bijvoorbeeld. In de Volkskrant van afgelopen zaterdag pakt kunst- en cultuurrecensent Michaël Zeeman dit gelukkig wél op. Het is hem duidelijk dat het niet gaat om alleen maar bezuinigen, om een huishoudboekje, maar dat daar een visie achter schuilt. Hij haalt de Troonrede aan, waarin koningin Beatrix stelde dat in Nederland een cultuuromslag nodig is.

Ontzuiling, individualisering en immigratie hebben hun weerslag op de sociale cohesie in de Nederlandse samenleving. Burgers willen niet langer voor elkaar opdraaien. De verhouding tussen rechten en plichten is zoek. Ook in de relatie met de overheid. De samenleving is niet langer bereid om een verzorgingsstaat te betalen, die inactiviteit in de hand werkt. Schijnbare zorgzaamheid wordt dan uitsluiting, aldus Zeeman. De cultuuromslag bestaat uit het opnieuw bepalen van de verhouding tussen de burger en de overheid en tussen burgers onderling. Daarbij moet ook opnieuw inhoud worden gegeven aan het begrip burgerschap. Hiervoor moeten we terug naar de grondtrekken van de Nederlandse cultuur, die door Zeeman worden gedefinieerd als onderlinge betrokkenheid en daaruit voortvloeiende zorgzaamheid, een precaire balans tussen plichten en rechten. Hij concludeert dat we door deze te onderkennen een nieuwe elan kunnen geven aan sociale cohesie.

Het is jammer ­of is het typisch?- dat Zeeman zijn analyse niet ook op de internationale samenwerking betrok.

Want de cultuuromslag die dit kabinet voor ogen heeft, gaat ook Ontwikkelingssamenwerking aan. Ook ik moet bezuinigen, vanwege de krimpende economie waar de 0,8% van het BNP voor Ontwikkelingssamenwerking aan gekoppeld is. En ook bij de keuzes die ik voorstel, gaat het niet om de 'knaken', maar om de visie die er achter zit. Daar wil ik het vandaag met u over hebben.

Begin deze maand zijn mijn beleidsvoornemens door de Ministerraad vastgesteld. Het zou zonde zijn als we daar vandaag, net als bij de discussie over de Miljoenennota vorige maand, alleen de hapklare brokken van zouden opsouperen. Want ook mijn nieuwe beleid komt niet uit de calculator van een boekhouder of uit de koker van een politieke opportunist. Ik pleit voor een cultuuromslag binnen Ontwikkelingssamenwerking vanuit de visie van het kabinet. Omdat ook binnen dit beleidsterrein de balans zoek is. En dan heb ik het allereerst over de balans tussen solidariteit en verantwoordelijkheid en ten tweede over de balans tussen de overheid en de rest van de samenleving. Sta mij toe dit eerst uit te werken en dan antwoord te geven op de vraag hoe het dan wel moet.


---
Vertrekpunt in mijn denken is de overtuiging dat mensen van nature relationeel geaard zijn. Je bent pas mens als je met anderen samenleeft. Mensen hebben elkaar nodig. De resultante, de samenleving, bestaat niet alleen uit mensen, maar ook vanwege mensen. En wordt daarom per definitie getekend door onderlinge verbondenheid en betrokkenheid. De Duitse socioloog Tönnies noemde dit Gemeinschaft, een basis voor samenleven waarin sociale relaties worden gedragen door een attitude van belangenloze toewijding aan anderen. Van onderlinge verbondenheid. Typische voorbeelden zijn de relaties tussen de leden van een gezin, familie of clan. Waarden en normen zijn hierbij een belangrijk sociaal bindmiddel.

Ontwikkelingssamenwerking drijft op deze notie van solidariteit. Nederlanders zetten zich in door vrijwilligerswerk en gulle giften voor de armsten in de wereld. Ik zal me nog verder concentreren op de diepste armoede, en dan met name op Afrika. Dat zijn we aan elkaar verplicht. Dat we ook de zogenaamde falende staten helpen. Omdat daar mensen, hoe sterk ook, als eerste kopje onder gaan.

Onze solidariteit begint sleetse trekken te vertonen. Steeds meer mensen vinden dat de Nederlandse verzorgingsstaat te ver is doorgeschoten. Ik vind dat ook ontwikkelingssamenwerking aan dit euvel leidt. Eigen verantwoordelijkheid wordt te gemakkelijk afgewenteld op de collectieve verantwoordelijkheid. Als je de hulpontvangende overheid zelf laat bepalen hoe de hulp wordt besteed zonder daaraan duidelijke voorwaarden te stellen, leidt dit vaker tot berekenend dan tot verantwoordelijk gedrag. Daarbij mag hulpverlening geen hulpverslaving worden. We moeten voorkomen dat de hulp zijn legimitatie verliest. En dat daardoor het draagvlak afneemt. Dat we in plaats van samen te leven elkaar in de kou laten staan. Zonder Gemeinschaft verliezen we elkaar in een Gesellschaft. En verliest armoedebestrijding een belangrijke drijfveer.

In een Gesellschaft zijn sociale relaties gebaseerd op eigenbelang en samenwerking op basis van gedeelde belangen. Marktrelaties, die uitgaan van wederzijds voordeel, zijn een typisch voorbeeld. Spelregels worden vastgelegd in de smalle ethiek van de markt -niet liegen, je belofte houden, anderen niet dwingen- en in formeel recht. De ruiltransactiesamenleving. De belangengemeenschap.

De Gesellschaft markeert de overgang naar de moderne samenleving. En heeft ons veel welvaart gebracht. We hebben ons er als individu door kunnen ontplooien. Ons kunnen onttrekkenen van beknellende mores, die gemeenschap boven individu stellen. Ook internationaal zie je dat. Kijk naar het nieuwe zelfbewustzijn van ontwikkelingslanden, die in de afgelopen Wereldhandelsronde in Cancún vierkant voor hun eigen belangen opkwamen en zich niet met een fooi lieten afschepen. Zij eisten hun deel, en pasten ervoor om te tekenen voor een akkoord wat nog steeds rijke boeren in het Westen meer zou helpen dan de armen in het Zuiden. Kijk ook naar de keuze van de Afghaanse bevolking tegen de verstikkende waarden en normen van de sharia.

Maar Gesellschaft kan ook ontaarden in calculerend burgerschap. Ieder voor zich en God voor ons allen. De overheid die uitverkoop houdt. Het neoliberale discours van de vrije markt boven alles. Solidariteit verliest dan aan legitimiteit. De balans is zoek. Het gaat teveel om rechten van individuen en te weinig om plichten voor het collectief.

In het New Partnership for Africa's Development (NEPAD), dat twee jaar geleden door Afrikaanse leiders werd gepresenteerd, tonen Afrikaanse staten zich bereid om hun verantwoordelijkheid te nemen. Zij stellen voor om elkaar de maat te nemen als het gaat om goed bestuur en goed beleid. Maar zij wijzen daarbij ook en terecht op de plichten van de rijke landen. Niet alleen om hulp te geven, maar ook om de hulpinspanning coherent te laten zijn met nationaal beleid.

Neem de eisen die wij stellen aan import van voedingsproducten. NRC Handelsblad verhaalde gisteren over Camelbert oftewel kamelenkaas, die in de droogte van Mauretanië wordt geproduceerd, nog cholesterolverlagend blijkt te zijn ook, maar de EU niet in komt. Eerst omdat kamelenmelk geen melk zou zijn en nu omdat niet is uitgesloten of de melk met mond- en klauwzeer is besmet.

Of neem de overschotten die vanuit de EU en de VS op markten in ontwikkelingslanden worden gedumpt. De rijke landen moeten elkaar op deze terreinen ook de maat nemen. Recent is hiervoor de zogenaamde coherentie-index ontwikkeld die aangeeft hoe rijke landen scoren op eigen gedrag. Nederland is koploper, en die positie moeten we zien te behouden.

Overigens is het heel normaal om verantwoording afleggen, door zichtbaar te maken wat je doet. Het is ook nodig voor geloofwaardigheid en betrokkenheid. Het helpt de balans te herstellen tussen de politiek en de samenleving.

Ontwikkelingshulp is te veel een speeltje van de overheid geworden. Als we niet uitkijken verliest de samenleving zijn betrokkenheid. Die 0.8% wordt gewoon van je salaris afgehouden. Daar hoef je niets voor te doen.

Wij zijn ons de afgelopen tijd maar al te bewust geworden van de grenzen van de maakbaarheid van de samenleving. Meer overheid of juist meer markt maakt niet meer gemeenschap. Overheidsoptreden leidt niet automatisch tot meer veiligheid of beter onderwijs. Juist niet. Daar is de burgersamenleving voor nodig. Ook ontwikkelingsprocessen zijn de afgelopen jaren te veel en te eenzijdig gericht geraakt op de staat.

De burger haakt helemaal af als die overheid dan ook nog voor alles-beheerder speelt, goedgeefs, maar zonder de samenleving tot eigen verantwoordelijkheid te provoceren. Dat zie je op zoveel meer beleidsterreinen.

De overheid is niet goed in staat om zijn eigen rol te relativeren. Kijk naar de bedragen die migranten terugsturen naar hun vaderland. In 2002 ging zo bijna 70 miljard dollar naar ontwikkelingslanden, terwijl er 50 miljard dollar aan ontwikkelingshulp door Westerse overheden werd gegeven. De commerciële investeringen (FDI) in arme landen bedragen met 115 miljard dollar zelfs meer dan twee maal het hulpgeld van de overheid. Hoogste tijd voor donoren om de houding van monopolist op te geven en te zoeken naar bundeling van krachten.

Want vanwege globalisering ontstaat er een sterk toenemende vervlochtenheid van het menselijk verkeer. U weet dat zelf heel goed. Uw vakantiebestemming grenst steeds vaker aan een omgeving met diepe armoede. De klimaatverandering die door ons energieverbruik ontstaat, is voor ontwikkelingslanden veel funester dan voor ons. De dijkverzakkingen in Wilnis bijvoorbeeld, door de droogte van de afgelopen zomer, waren niets vergeleken bij de droogte die nu in Afrika 14 miljoen mensen in hun voortbestaan bedreigt. En onze consumptie heeft steeds meer direct invloed op lief en leed in de arme landen, want daar komen onze spijkerbroeken en T-shirts vandaan.

We moeten juist stimuleren dat burgers en bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen voor een betere wereld. Dat is ook een rol van de overheid als bestuurder. 'Meedoen' heet het in het regeerakkoord. Naast maatschappelijk verantwoord consumeren, moeten we elkaar ook aan durven spreken op duurzaam beleggen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik zie heel veel in de rol van het Nederlandse bedrijfsleven wat dit betreft. En dan heb ik het niet over gebonden hulp, maar over onderlinge verbondenheid en wederzijds belang. Het bericht van afgelopen maandag dat twee Nederlandse koffiebranders voortaan samen Max Havelaar koffie aan de man gaan brengen is één voorbeeld uit velen. Ik heb iedere maand ondernemers op bezoek die met mij willen investeren in ontwikkeling. Tijdens de duurzaamheidstop in Johannesburg zijn dergelijke publiek-private partnerschappen opgekomen. We zullen daar de komende tijd mee verder gaan, bijvoorbeeld als het gaat om investeren in drinkwater op de Molukken.

Ook in ontwikkelingslanden zullen overheden meer aan markt en samenleving moeten willen overlaten. Al was het alleen al omdat ze hiertoe worden gedwongen door Wereldbank en IMF. Deze dringen bijvoorbeeld aan op decentralisatie; terwijl veel arme landen vanuit hun centralistische post-koloniale traditie niet weten hoe ze dit moeten doen. Een ander internationaal overeengekomen receptuur voor ontwikkeling is het betrekken van middenveld en bedrijven bij het opstellen en uitvoeren van nationale armoedestrategieën. Ook dit is vaak problematisch omdat deze instituties in veel landen uiterst zwak zijn. Je ziet dan prompt allerlei eenmans NGO's ­ de zogenaamde INGO's- opstaan, die handig inspringen in een gat in de ontwikkelingsmarkt. Waar is hun achterban, hun legitimatie? Voor dat soort tendezen moeten we ook waken.

Achterliggend probleem is dat in veel van deze samenlevingen een middenklasse ontbreekt. Bedrijven spelen vanwege hun koopkracht een belangrijke rol bij het ontstaan van zo'n middenklasse. Daarom ook probeer ik lokaal ondernemerschap en investeringen in arme landen te stimuleren.


---
Solidariteit en verantwoordelijkheid. Minder overheid en meer samenleving. Hoe krijgt dit vorm in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid? Op 3 oktober werden we het in de Ministerraad eens over twee richtinggevende notities. Ik heb ze voor u meegebracht: 'Sterke mensen, zwakke staten', over de gezamenlijke inzet op Afrika van mij en mijn collega van Buitenlandse Zaken. En 'Aan elkaar verplicht. Ontwikkelingssamenwerking op weg naar 2015', de algemene beleidsnotitie waar ik het eerder al over had. Deze titels geven aardig weer waar het de komende jaren om zal gaan. Wij ­ overheid, maar vooral ook burgers, hier en daar - zijn het aan elkaar verplicht om onze welvaart te delen en in te zetten voor toekomstige generaties. Daarbij is 2015 onze streefdatum. In dat jaar moeten de zogenaamde millenniumdoelen van de Verenigde Naties zijn gerealiseerd en de armoede wereldwijd minstens met de helft zijn teruggebracht.

Voordat ik inga op de hoofdpunten uit dit beleid, sta ik eerst nog even stil bij deze millennium ontwikkelingsdoelen. Want deze bepalen de marsroute voor de komende jaren.

De VN doelen zijn opgesteld door meer dan 150 staatshoofden en regeringsleiders die in 2000 gezamenlijk de Millennium Verklaring van de Verenigde Naties tekenden. Dat deden ze uit solidariteit en uit eigenbelang. Deze brede consensus over belangen èn waarden, gericht op output, op resultaten, in plaats van op input, maken de millennium doelen tot een leidraad voor de wereldgemeenschap.

Oud-Ambassadeur Van Dam plaatste vorige week in een ingezonden brief in het Financieel Dagblad kanttekeningen bij deze doelstellingen. Hij stelde dat complexe ontwikkelingsprocessen zich niet door Grote Doelen laten sturen. Dat ze te zeer sociaal van aard zijn en de economie vergeten. Ik ben dat maar ten dele met hem eens. 2015 biedt een agenda voor ons allemaal. Een agenda die zonder groei en betere verdeling niet kan worden gerealiseerd. Ik ben me daar terdege van bewust en probeer dan ook economische ontwikkeling meer te verweven in onze aanpak en inzet. Dit is geen taboe meer, maar een must. Anders kun je nooit aan armoedebestrijding doen.

2015 is ook een politieke agenda, waar we elkaar aan moeten houden. En dat is belangrijk om de wil en de middelen voor de inderdaad complexe maatschappelijke veranderingen die nodig zijn te kunnen opbrengen. Doelen zijn nodig om resultaten te boeken en deze zichtbaar te maken. Daarmee rechtvaardigen we onze internationale solidariteit. Misschien is Van Dam wat huiverig om de meetlat langs de werkelijkheid leggen. Zodat we ons kwetsbaar moeten opstellen. Want we hebben natuurlijk niet altijd succes.

Laten we eens kijken naar die doelen. Ze staan in de notitie die ik voor u heb meegebracht.

In 2015 moet het percentage allerarmsten zijn gehalveerd;

Moeten alle kinderen de mogelijkheid hebben om het basisonderwijs volledig te doorlopen;

Moedersterfte met driekwart en kindersterfte met tweederde zijn verlaagd;

De verspreiding van Aids zijn gestopt;

En het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater zijn gehalveerd.

Dit is geen uitputtend overzicht. Het geeft wel goed aan wat we willen bereiken. Dit vereist een gezamenlijke maar ook een samenhangende inzet.

In Zambia bijvoorbeeld moeten om die onderwijsdoelstelling te halen daar twee maal zoveel leraren worden opgeleid als dat er uiteindelijk nodig zijn voor de klas. Omdat de rest uit zal vallen vanwege aids. 15-25% van de bevolking in dit land is geïnfecteerd. De Zambiaanse minister van onderwijs wil dit probleem niet onder ogen zien. Dat is funest, want zonder leiderschap maken we geen schijn van kans in de strijd tegen aids. Niet in Zambia, niet in andere delen van Afrika en elders ook niet. En haalt Zambia noch zijn onderwijsdoelstelling, noch zijn aidsdoelstelling.

De afgelopen maand hebben al onze ambassades in Afrika een scan uitgevoerd op beter zicht te krijgen op de aidsproblematiek in de landen waarmee wij samenwerken. Daaruit blijkt de ernst van de situatie. Maar de scan bevestigt ook het belang van leiderschap. In Uganda bijvoorbeeld is dankzij president Museveni's persoonlijke inzet het aantal geïnfecteerden in verhouding tot de totale bevolking teruggebracht. Hij schrok toen hij zijn militairen liet testen. Hij had toen meteen door dat het in het landsbelang is om aids onder controle te krijgen. Hij deed dat op een onconventionele manier. Daar zelf naar scholen te stappen. Door een condoom voor te houden in de ministerraad. Door bij de wederopbouw van het land in alle bevolkingscentra voorzieningen voor aids-preventie te bouwen, zoals centra voor testen. Dat heeft geholpen. De groei is omgebogen. Met 6% is de besmettingsgraad relatief laag voor Sub-Sahara Afrika. Maar nog altijd te hoog.

Ontwikkelingssamenwerking zal de komende periode proberen dit soort leiderschap te steunen en te verbinden aan nationale en internationale inspanningen voor preventie en behandeling. Een ander voorbeeld is Heineken. Met 30 brouwerijen in Afrika was het voor deze multinational puur eigenbelang om een aidsbeleid te ontwikkelen voor werknemers en voor hun families. Maar het lukt alleen maar door persoonlijke motivatie en door verantwoordelijkheid te nemen voor de samenleving waarin je werkt.

We moeten er hierbij niet voor schuwen om in discussie te gaan met andersdenkenden op alle niveau's. Het is te gemakkelijk om altijd alleen maar met gelijkgezinden te praten. U heeft waarschijnlijk met mij verbaasd geluisterd naar wat het Vaticaan de afgelopen dagen te vertellen had over condooms. Er zouden gaatjes inzitten waardoor het aidsvirus er door heen zou kunnen. Een niet te begrijpen stellingname, misleidend en zeer schadelijk voor de inzet tegen AIDS en reproductive gezondheidszorg. Het zet bovenop alle mythes die er al zijn over aids en family planning mensen in ontwikkelingslanden nu nog meer op het verkeerde been.

Het zijn discussies die u volgens mij ook aangaan. U studeert, bereidt zich voor op uw eigen toekomst. Ik neem aan dat u ook nadenkt over de rol die u zelf wenst te spelen. Om de millennium doelen te bereiken zullen we internationaal ook meer tot gezamenlijke waarden en normen moeten komen. Bruggen bouwen met andere religies en tradities. Zeker ook in onze multiculturele samenleving moeten we de wil en de moed hebben om anderen aan te spreken op basiswaarden die ook in andere culturen zijn geworteld.

Zo een gemeenschappelijke waarde is rentmeesterschap, zorg voor natuur en milieu, voor nu en voor later. Wij kunnen daar zelf wat aan doen. U en ik. 80% van de natuurlijke hulpbronnen worden opgebruikt door 20% van de wereldbevolking. Daar maken wij onderdeel van uit. Door bewuster te leven kunnen wij de veranderingen in het klimaat tegengaan die zo nadelig uitvallen voor ontwikkelingslanden.

Dit is het zevende millennium doel. 0,1% van ons BNP zetten we in voor het milieu in ontwikkelingslanden, voor natuurbeheer en biodiversiteit. Veel arme mensen zijn afhankelijk van de natuur om hen heen. Daar veel meer dan hier. Ik besefte dit goed toen ik afgelopen maand Colombia bezocht en daar sprak met de Indiaanse boeren. Zij leven letterlijk van biodiversiteit, van bossen, kruiden, verkopen schoondrinkwater. Wij proberen hen te steunen met het opzetten van een marktlijn, om hen een beter inkomen te bieden. Als zij geen alternatieven meer hebben, worden zij gedwongen om coca te gaan verbouwen. En worden zij zo gemakkelijke prooi van onderdrukking en criminaliteit. Milieu en armoede hangen nauw samen met stabiliteit en conflict. En dat raakt ons ook direct, want de drugscriminaliteit levert ook de Nederlandse samenleving forse problemen op.


---
Nu de hoofdpunten van mijn beleid. Hoe gaan wij bijdragen aan de milleniumdoelen?

Ik stelde eerder al dat mijn vertrekpunt is dat mensen niet willen en niet kunnen leven zonder anderen. Dit vertaalt zich in relationeel burgerschap, inzet voor de ander, over grenzen van generaties en tijden heen. Solidariteit vanuit wederzijdse verantwoordelijkheid. De synthese tussen Gemeinschaft en Gesellschaft.

Dit vertaalt zich in een attitude van partnerschap die ik daarom centraal stel in mijn beleid de komende jaren.

Partnerschap betekent samenspel. Tussen burgers, tussen overheden, met bedrijven, nationaal en internationaal. Het achtste millennium doel maakt hier werk van. Het gaat over het mondiale partnerschap dat nodig is om de andere millenniumdoelen te bereiken. Om de verplichting van de rijke landen om minstens 0.7% van hun Bruto Nationaal Product in te zetten voor ontwikkelingshulp. Iets waar maar 5 landen, waaronder Nederland zich aan houden. Om te komen tot een eerlijker wereldhandelsysteem en tarieven en exportsubsidies af te bouwen. Ik kom daar straks nog op terug. Maar ook om schuldenlasten beheersbaar te houden en niet steeds leningen uit te schrijven. En om ons in te zetten voor beter bestuur, in rijke en in ontwikkelingslanden. Wij zullen ons sterk maken voor internationale afspraken over rapportages door de donorgemeenschap op deze terreinen. Vandaag spreken mijn ambtenaren daarover in Parijs. Want die 0.7% moet de komende jaren wel gehaald worden. Ook door de VS, ook de het VK, ook door Duitsland. Om het goede voorbeeld te geven, elkaar bij de les te houden, geloofwaardig te zijn in ontwikkelingssamenwerking.

De mondiale afspraken vormen een kader voor de bilaterale relatie die wij hebben met onze 36 partnerlanden. Deze relatie is geen relatie tussen overheden alleen. Het gaat om een bundeling van krachten met de samenleving. Ontwikkelingssamenwerking speelt hierbij de rol van spelverdeler en niet langer de hoofdrol. De sectorale benadering, waarbij we ons op maximaal drie centrale thema's per land concentreren, is daarbij het organiserend principe. Die vijf thema's zijn onderwijs, reproductieve gezondheid, hiv/aids, milieu en water. Die thema's hebben een relatie met elkaar. Hoe kun je aan onderwijs doen als de leraren uitvallen door aids? Waar kun je beter seksuele voorlichting geven dan voor de klas? Hoe kun je schoon drinkwater bieden als de rivieren worden vervuild? Wat integraal onderdeel uit moet maken van de aanpak op deze thema's is de ontwikkeling van instituties en goed bestuur. Of het nauw gaat om Ethiopië, Eritrea of een land als Ghana, overal moeten zaken als landrechten of belastinginning goed worden georganiseerd om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Een goed voorbeeld van partnerschap tussen samenlevingen in Suriname. Vorige week was ik daar op werkbezoek. Ik begrijp overigens dat een paar van jullie daar binnenkort heengaan voor een vervolgopdracht en studiereis. Maatschappelijke organisaties in Suriname en in Nederland zijn doorgegaan met de samenwerking toen de relatie tussen de twee overheden stroef liep. Met de verandering van regering drie jaar geleden heeft dit ons aangezet om onze relatie weer op te pakken en tegelijk om mensen en hun organisaties te stimuleren hun betrokkenheid verder te vergroten. Dit heeft geleid tot verbreding van samenwerking met andere partners behalve de NGO's zoals andere departementen, lokale overheden en gemeente initiatieven. Dit stimuleert de Surinaamse overheid om nu ook met concrete voorstellen voor armoedebestrijding te komen. Daar ga ik dan ook graag op in.

Ik ben ook blij dat Suriname zich niet langer vooral op Nederland richt maar ook veel meer op de economische en politieke realiteiten van de eigen regio.

Om meer te halen uit deze bilaterale relaties is het goed als we afstemmen, samenwerken op basis van complementariteit en ook als Nederlandse organisaties zich onderling verbinden. De schotten moeten weg. Ik vind het uitstekend dat er nu een initiatief is om tot één brancheorganisatie voor ontwikkelingssamenwerking - Partos - te komen. Niet vanwege de overheid, maar vanuit die organisaties zelf. Ook om door de krachten te bundelen een betere speler tegenover de overheid te kunnen zijn.

Wij hebben lange tijd alleen maar een financiële relatie gehad met de Nederlandse medefinancieringsorganisaties. Vreemd, want het gaat toch om de inhoud? Daarom ga ik de beoordeling van financiële verzoeken van deze organisaties uitbesteden. Zodat wij eindelijk met de particuliere organisaties kunnen praten over de inhoud, over samenwerking, over complementariteit. Over armoedebestrijding.

Ik merk dat de organisaties hier ook heil in zien. We hebben het bijvoorbeeld net met de Nederlandse organisaties die in Latijns-Amerika actief zijn gehad over een tweesporenbeleid voor democratisering van de instituties daar. Zij steunen het lokale middenveld en ik werk samen met de overheid om de rechtstaat te versterken.

Overigens betekent de attitude van partnerschap voor mij dat je ook nadrukkelijk kan kiezen om niet samen te werken. Omdat de belangen te ver uit elkaar lopen. Wat heeft armoedebestrijding te winnen bij partnerschappen met organisaties die globalisering de rug toekeren? Niemand kan zich voor globalisering afsluiten. We kunnen slechts proberen globalisering in goede banen te leiden. Bijvoorbeeld door het multilateraal systeem zo te hervormen dat we betere handelskansen voor de armste landen kunnen bereiken. Het is vandaag wereldvoedseldag. Straks begint in Utrecht een landelijke manifestatie. Na dit college ga ik daarheen, juist om dit punt daar ook duidelijk te maken.

Een slotopmerking over partnerschap. Ik ben blij om te merken dat dit ook intern binnen ons ministerie en op onze ambassades steeds meer de attitude wordt. In de afgelopen anderhalf jaar zie ik een toenemende openheid voor samenwerking met kennisinstellingen en met organisaties die vanuit het zelfde belang werken. Ik probeer dat van harte aan te moedigen. Kennisinstellingen zijn voor ons net zo belangrijk als andere organisaties in de samenleving. Om dit moment brengen we in beeld wat er voor onderlinge relaties bestaan. Volgende stap is een plan hoe deze te verbeteren en te verdiepen. Kennis te delen, mensen uit te wisselen, samen op te trekken en daar ondernemend in te zijn. Dat is een basisattitude die ook de kwaliteit van de ambtelijke inzet ten goede komt.


---
Hiermee kom ik op het tweede kernbegrip in mijn nieuwe beleid. Samenhang. Armoede is een veelkoppig monster. Dat zich niet in isolement laat bestrijden. Daar is een integrale aanpak voor nodig. Dat heb ik hiervoor proberen aan te geven met mijn betoog over de millennium doelen. Maar het gaat verder dan dat. Eerst moet er enige mate van stabiliteit zijn voor er een begin van ontwikkeling kan komen. Samen met de minister van Buitenlandse Zaken heb ik een stabiliteitsfonds opgericht dat bedoeld is om flexibeler en effectiever te kunnen zijn op het grensvlak van veiligheid en ontwikkeling. Omdat geld uit verschillende potten moet komen, stonden we in het verleden vaak machteloos als het ging om het verbeteren van veiligheid en stabiliteit voor of na conflicten. In Afghanistan bijvoorbeeld beklijft de hulp niet omdat het land onveilig is. Vanuit dit fonds kunnen we nu bijvoorbeeld werk maken van de opbouw van leger en politie daar. Dat is cruciaal voor stabiliteit en zal ook de hulpverlening veiliger maken. Maar bijvoorbeeld ook steun geven van demobilisatie van legers en rebellen in Soedan. We hebben nu een manier om meteen na een vredesakkoord ook daadwerkelijk aan de slag te kunnen met wederopbouw, wat helpt voor de bestendiging van de vrede. Let wel, het gaat hier niet om het bekostigen van Nederlandse vredesmissies. Daarvoor is apart geld begroot. Het gaat daarbij om het verbeteren van condities waardoor effectieve armoedebestrijding mogelijk wordt.

Ik zoek ook naar meer samenhang door regionaal in te zetten op problemen die grenzen overschrijden. Etnische conflicten, instabiliteit, handel. Prachtig als in de Balkan samengewerkt wordt voor economische integratie. Ze hebben zelf nog zoveel te winnen voordat integratie binnen de Europese Unie in beeld kan komen. Maar ook in de Grote Meren regio en de Hoorn van Afrika geldt dat regionale problemen om regionale oplossingen vragen. Allemaal gebieden die worstelen met stabiliteit, waar politieke problemen grensoverschrijdend zijn en waar we dus ook moeten proberen samenwerking tussen landen te stimuleren.

De derde vorm van samenhang die ik probeer te bereiken is die tussen wat wij nationaal doen en onze inzet in ontwikkelingssamenwerking. Ik had het eerder al over de coherentie-index als maat voor onze verantwoordelijkheid. Wij realiseren ons steeds meer dat besluitvorming bij ons, over migratie, over handel, over het milieu, over wapenleveranties rechtstreeks ingrijpt op de situatie van arme landen. In Cancún is een duidelijk signaal gegeven dat marginale verbeteringen niet genoeg zijn en we serieus de ontwikkelingslanden een kans moeten geven zelf meer te vermarkten, meer te groeien en daardoor ook zelf bij te dragen aan het bereiken van de millennium ontwikkelingsdoelen. Ik ben daarom ook blij dat de EU Landbouwraad de afgelopen maand nieuwe voorstellen heeft gedaan om de suikersubsidies af te bouwen. Een eerste stap. Want dat geeft ruimte aan producerende landen als Mozambique. Wat dat land de afgelopen twee jaar aan suikerhandel misliep is meer dan onze bilaterale ontwikkelingshulp in die periode. Dat is niet logisch.


---
Ik zei u al dat ook ik moet bezuinigen. Hierboven heb ik de visie die daarachter schuilt toegelicht. Het is belangrijk om te doen wat je echt nodig vindt. De overheid hoeft bovendien niet alles te doen. Daarom gaan we ook concentreren. Om meer kwaliteit en effectiviteit te leveren. We kunnen niet overal mee bezig zijn.

We kiezen voor 36 partnerlanden in plaats van de huidige 49. Landen waar wij een verschil kunnen uitmaken. Waar wij bekend zijn, waar we vaak een lange traditie van samenwerking hebben. Hier gaan we meer aandacht geven aan de politieke dialoog. Nederland kan als relatief neutraal, maar in internationale kaders ook weer toonaangevend land een bijdrage leveren. We gaan de OS politieker maken. En nog mee richten op de armste landen. Meer dan de helft van het bilaterale hulpgeld zet ik in op Afrika. Dat is ook in ons belang.

We zullen concentreren op vijf thema's: onderwijs, reproductieve gezondheid, aids-bestrijding, water en milieu. Thema's die in het belang zijn van toekomstige generaties, voor duurzame ontwikkeling. Op deze terreinen heeft Nederland toegevoegde waarde binnen partnerschappen; deze thema's lenen zich voor een integrale aanpak. Ze vormen de kern van onze bijdrage aan het verwezenlijken van de millennium ontwikkelingsdoelen.

We zullen onze resultaten beter zichtbaar maken. Wat zou het mooi zijn als we een jaarlijkse 'Rapportage 2015' zouden kunnen invoeren. Waarin overheid, maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen samen inzichtelijk maken wat onze bijdrage is geweest aan het realiseren van de millenniumagenda. Om verantwoording af te leggen. Elkaar de maat te nemen. En dus de betrokkenheid van eenieder bij ontwikkelingssamenwerking te vergroten.

Dames en heren,

Ik rond af. Na de tweede wereldoorlog kwam de Verenigde Staten met Marshallhulp voor de wederopbouw van Europa. Dit kwam voort uit solidariteit, maar ook uit het eigen belang om het communisme in te dammen en afzetmarkten te vergroten. Voor de internationale samenwerking in de 21e eeuw zijn we ook op zoek naar een model dat solidariteit met eigen belang verbindt. We zoeken een synthese tussen Gemeinschaft en Gesellschaft. Het milieu, drugscriminaliteit, ondeelbaarheid van mensenrechten, veiligheid en migratie zijn centrale maatschappelijke vraagstukken in ons land. Die allemaal alleen maar echt structureel aangepakt kunnen worden via betrokkenheid met armoede en instabiliteit in ontwikkelingslanden.

De koningin begon haar Troonrede niet voor niets met de wereld om ons heen. Wij zijn te zeer afhankelijk van de wereld en kunnen ons niet alleen om Nederland bekommeren. Een verkrampte reactie op globalisering is vaak lokalisme: afsluiting, in Nederland provincialisme genoemd, van de politiek, van Europa, van het wereldnieuws. We moeten voorkomen dat de door Zeeman en anderen bepleite herijking van burgerschap tot kleinburgerlijkheid gaat leiden. Terwijl wereldburgerschap nodig is. Verder kijken dan alleen naar ons land en deze tijd. Daarom moet ook binnen ontwikkelingssamenwerking het roer om. Is er een cultuuromslag nodig. Net als bij die andere terreinen van overheidsbeleid gaat het om meer dan bezuinigen. Het gaat erom ook Ontwikkelingssamenwerking weer terug te geven aan de burger.

Sommigen van u gaan in het kader van dit keuzevak op stage naar Suriname. Ik weet dat de ontwikkelingsorganisatie ICCO met de VU in gesprek is over stage- en werkervaringsplaatsen bij partnerorganisaties. Grijp die kansen. Dat is in het belang van uzelf en van ons allemaal. De wereld wacht op u.

Dank u wel.


---