Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Voorlichting en Communicatie Afdeling Publieksvoorlichting

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 16 oktober 2003

Behandeld


- Peter Fasol


Kenmerk


- DVL2003/1121

Telefoon


- 070-3484164


Blad


- 1/10

Fax


- 070-3485010


Bijlage(n)


- - - peter.fasol@minbuza.nl


Betreft


- Uw verzoek inzake Publieksvoorlichting over Europa-


- Zeer geachte Voorzitter,

Graag - bied ik u hierbij- de reactie aan op uw verzoek van - 3 juli 2003 met kenmerk - 55-EU-2003 inzake - Publieksvoorlichting over Europa. U heeft verzocht om een notitie waarin, naar aanleiding van de belangrijke onderwerpen die in 2004 op de Europese agenda staan, aangegeven wordt welke activiteiten ondernomen (zullen) worden om het maatschappelijk debat over Europa bij het brede Nederlandse publiek aan te wakkeren. Tevens heeft u gevraagd om inzicht in de budgetten en de meetbare doelstellingen die worden gesteld. In deze brief ga ik op de eerste plaats in op de voorlichtingsactiviteiten die het ministerie van Buitenlandse Zaken sinds enkele jaren uitvoert en ook nu plaatsvinden. Vervolgens zal ik de communicatie rondom Europese samenwerking in 2004 schetsen, onder andere in verband met de verkiezingen voor het Europees Parlement en het EU-voorzitterschap. Ten slotte ga ik in op de budgetten en het meerjarenperspectief. Temidden van de onzekerheden ten aanzien van het referendum over de Europese grondwet is in deze brief met de communicatiestrategie niet vooruit gelopen op een eventueel referendum. Wel is zeker dat voorlichting over het referendum goed kan aansluiten bij de strategie voor 2004. De strategie zal immers gericht zijn op het betrekken van het brede publiek in Nederland bij de EU. Het legt een goede basis voor aansluitende strategieën, zoals voor een mogelijk raadplegend referendum.

A.HUIDIGE ACTIVITEITEN EUROPAVOORLICHTING (2000-2003) In 2000 is begonnen met een actiever voorlichtingsbeleid om het Nederlands publiek te informeren over Europese samenwerking in het algemeen en de uitbreiding van de EU in het bijzonder. Medio 2001 werd de inhoudelijke focus van de activiteiten verbreed met het debat over de toekomst van Europa (Europese Conventie). Inmiddels beslaan de activiteiten alle actuele onderwerpen van Europese samenwerking. De reguliere voorlichting over Europese samenwerking die onder de verantwoordelijkheid van BZ plaatsvindt, omvat onder andere een internetsite (- www.minbuza.nl/europa) waar op toegankelijke wijze informatie beschikbaar wordt gesteld over alle actuele dossiers van de Europese samenwerking, het magazine Europa Expres dat voor een divers publiek poogt de verdieping van de kennis en opinievorming over Europa te stimuleren, regelmatig advertorials in de Metro, reguliere persvoorlichting en onderwijsactiviteiten zoals een onderwijs-telefoon en themaweken in het VMBO. Daarnaast vinden debatten plaats in de vorm van bijvoorbeeld town hall meetings en worden jongeren betrokken door onder andere een European Dance Event (eind oktober) en via aandacht op jongerenzenders op radio en TV (MTV, radio 3FM). Het maatschappelijk middenveld wordt gestimuleerd debat te genereren door middel van het Europafonds, een subsidiefonds met als doel de bewustwording over Europa te vergroten.

Er wordt intensief samengewerkt met de vertegenwoordigingen van de Europese Commissie en het Europees Parlement in Den Haag. Gezamenlijk wordt gezocht naar een optimale en meest kosteneffectieve besteding van de beschikbare middelen. Met de Europese Commissie is sinds twee jaar een convenant in werking. Op basis van hierin vastgelegde afspraken verstrekt de Commissie aanvullende financiële middelen aan BZ voor Europavoorlichting.

Regelmatig wordt zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek gedaan om inzicht te verwerven in het kennisniveau van, en de betrokkenheid bij de Europese samenwerking van de Nederlandse burger. Door het regelmatige karakter van dit onderzoek kunnen trends gesignaleerd worden. De meest recente resultaten laten zien dat de doelstellingen voor 2002 (gericht op communicatie over de uitbreiding) grotendeels zijn gehaald:


- 87 % van de Nederlandse bevolking is bekend met de uitbreiding van de EU.
- Waar het gaat om vertrouwen in het uitbreidingsproces is de situatie gekanteld: in een denkbeeldig referendum over de uitbreiding van de Europese Unie zou een meerderheid van 52 % van de Nederlandse bevolking vóór de uitbreiding stemmen 'met ingang van 2004'. In voorgaande metingen was er alleen een meerderheid voor toetreding op langere termijn.Voor 2003 zijn de communicatiedoelen geconcretiseerd in de volgende doelstellingen- :


1.Het vergroten van de objectieve betrokkenheid van de burgers bij Europa. Objectieve betrokkenheid, gemeten als bevestigend antwoord op 'heeft iets gehoord over ...': toename bekendheid van Nederlandse EU-voorzitterschap van 31% naar 40%; toename bekendheid Conventie van 27 % naar 40%; toename bekendheid EP-verkiezingen van 34% naar 40%.


2.Het vergroten van de subjectieve betrokkenheid van de burgers bij Europa. Subjectieve betrokkenheid, gemeten als 'voelt u zich zeer betrokken, betrokken, een beetje betrokken, niet betrokken of helemaal niet betrokken bij zaken die spelen in de Europese Unie?': Voor de gehele bevolking: toename 'betrokken' van 33% naar 45% eind 2003; afname 'niet betrokken' van 19% naar 12% eind 2003. Voor kiesgerechtigde jongeren: toename van aantal 'betrokken' jongeren (jonger dan 35) van 24% naar 30%; afname van aantal 'niet betrokken' jongeren (jonger dan 35) van 31% naar 25%.

Het is op het moment van schrijven nog niet bekend in hoeverre de doelstellingen voor het jaar 2003 zijn gehaald. De voortgang van het beleid wordt via een herhaalde meting gemeten. Deze meting wordt in principe eind 2003 of begin 2004 verricht en pas dan zal een analyse van de effecten van de voorlichting in 2003 beschikbaar zijn.

B. VOORLICHTING EN COMMUNICATIE IN 2004


1. Inleiding-

Behalve het Nederlands voorzitterschap in de tweede helft van 2004 staat een aantal andere belangrijke Europese kwesties op de agenda: de verkiezingen voor het Europees Parlement (10 juni), de toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU in mei, het aantreden van een nieuwe Europese Commissie in het najaar en een mogelijk referendum in Nederland over de resultaten van de Conventie en de IGC. Deze gebeurtenissen vormen bij elkaar een goede aanleiding om het brede publiek in Nederland meer te betrekken bij de EU. Het belang van de EU voor de Nederlandse samenleving staat immers in schril contrast met de geringe betrokkenheid van de bevolking bij de ontwikkeling van de EU. Zo blijkt ook uit de Belevingsmonitor van de rijksoverheid.

Rijksbreed is een communicatiestrategie opgesteld voor de communicatie over Europa aan de burger. Coördinatie ligt bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het streven is erop gericht de gekozen communicatiestrategie ook van waarde te laten zijn voor de periode na afloop van het Nederlands voorzitterschap.


2. Communicatiestrategie

Zoals aangegeven wordt sedert najaar 2000 onderzoek gedaan waarmee de Nederlandse publieke opinie ten aanzien van de EU kan worden gevolgd. Hieruit blijkt dat 82% van de Nederlandse bevolking vindt dat onze toekomst in Europa ligt, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de eigen identiteit en dat Nederland alert moet zijn op wat er uit Brussel komt- . De betrokkenheid bij de EU is weliswaar laag, maar toch tekenen zich aanknopingspunten af waarlangs deze kan worden vergroot:


·het inzicht dat ongeveer 70 procent van de Nederlandse wetgeving het gevolg is van of beïnvloed wordt door Europese regelgeving maakt mensen nieuwsgierig;


·mensen willen weten aan welke zaken de Nederlandse contributie aan de EU wordt besteed;


·de EU is te groot en te amorf. Het moet klein en behapbaar worden gemaakt;


·mensen willen niet alleen folders en affiches, maar ook politiek getinte activiteiten.-

De communicatie over de EU heeft tot nu toe vooral gestalte gekregen in de context van de EU als instituut. Zij was gericht op duiding van (de resultaten van) het besluitvormingsproces met daarin de rol van de Europese Commissie, het Europees Parlement en Nederland als één van de lidstaten. Negatieve gevoelens, in de trant van 'Brussel' is een hecht verbond van deskundigen, ambtenaren en belangengroepen al dan niet gehinderd door 'onderonsjes' van grote lidstaten, kregen in deze context een kans. De burger zal meer uitleg moeten krijgen over de relevantie van de EU voor het dagelijks leven. Europa dringt nauwelijks door tot de belevingswereld van de mensen.

Doel van de communicatiestrategie is de burger te positioneren als deelnemer aan de EU: iedere Nederlander is óók Europeaan. In dit perspectief worden 'Brussel' en de aldaar behandelde onderwerpen geplaatst in het dagelijks leven van de mensen. De burger zal op een actieve manier worden benaderd. Thema's en onderwerpen worden geïdentificeerd die heel dicht bij de dagelijkse beleving van een breed Nederlands publiek staan. Dit opent de mogelijkheid dat de EU hierdoor verandert van een emotie- en gezichtsloos apparaat in een entiteit waarbij men zich betrokken kan voelen. Voorts zal het publiek worden geprikkeld om zelf op zoek te gaan naar meer informatie. Bijvoorbeeld over de vraag wat Europese samenwerking kan betekenen voor burgers in een bepaalde hoedanigheid, zoals die van reiziger, student, patiënt of sportliefhebber.

Omdat het publiek zal gaan inzien dat Europees beleid ingrijpt in het dagelijks leven, zal dit beleid meer worden gezien als binnenlands beleid, dat immers handelt over onderwerpen als werkgelegenheid, milieu en asiel en migratie. Door inzichtelijk te maken welke dilemma's op deze en andere terreinen in Europees kader spelen -het gaat hier uitdrukkelijk niet om 'europapropaganda'- zal naar verwachting een sterke impuls worden gegeven aan de nationale discussie over Europese samenwerking.

Doelen

Algehele doelstelling is het vergroten van de betrokkenheid van de burger bij Europese samenwerking in het kader van de EU. Voor 2004 ligt het voor de hand dezelfde doelstelling te hanteren als voor 2003 maar met aangepaste cijfers, afhankelijk van de resultaten in 2003. Opgemerkt dient te worden dat de doelstelling gericht op het bevorderen van betrokkenheid voor een groot deel afhankelijk is van het zich voordoen van debat. Overheidsvoorlichting is hierbij slechts een van de instrumenten. Het primaat bij het voeren van debat ligt bij de politiek en maatschappelijke actoren. Het is van groot belang dat ook deze actoren actief stelling nemen. Het is dus lastig om de effecten van overheidsvoorlichting op dit punt te isoleren.

In 2004 zijn er verkiezingen voor bet Europees Parlement. Het ministerie van BZK voert hiervoor een opkomstcampagne. BZ is verantwoordelijk voor de aan deze opkomstcampagne voor de verkiezingen voorafgaande sensibiliseringscampagne. Deze eerste fase heeft dus zelf geen opkomstdoelstelling. De opkomstcampagne voor de verkiezingen is in hoofdzaak een aangelegenheid van het ministerie van BZK. Voor wat betreft de opkomstcampagne voor de verkiezingen wordt de gedragsdoelstelling daarom hier niet gekwantificeerd. Bij het kwantificeren van de opkomst bij de verkiezingen speelt daarnaast uiteraard de vraag mee of het referendum over de Europese grondwet zal plaatsvinden.

Doelgroepen

De volgende doelgroepen laten zich onderscheiden- :


1Breed Nederlands publiek: het Nederlandse publiek laat zich indelen in drie categorieën: een behoudende groep (48%)- ; de op zichzelf gerichte ongeïnteresseerde groep (19%); de zogenaamde 'open groep' (33%), die vanwege een open houding, politieke en maatschappelijke betrokkenheid en internationale oriëntatie ontvankelijk is. De nadruk zal liggen op de behoudende groep. Deze keuze is ingegeven door een meerderheidstrategie. Het is met 48% de grootste groep waarvan verwacht mag worden dat zij te bereiken is met informatie over de EU. Bovendien wordt met deze keuze de aanpalende 'open groep' min of meer vanzelf meegenomen.


2Jongeren: de groep van de jongeren (10-24 jaar) is weliswaar niet homogeen, maar staat relatief meer open voor informatie en kent minder vooroordelen. Zij beïnvloeden ouders en directe omgeving en vormen bovendien bij de EP-verkiezingen een belangrijke kiezersgroep.


3Beleidsambtenaren: getracht zal worden de interesse van de ambtenaren van alle bestuurslagen bij de samenwerking in EU-verband te vergroten. Een relatief klein aantal ambtenaren heeft tot nu toe directe bemoeienis met 'Brussel', terwijl de overigen onterecht veronderstellen dat Europa aan hen voorbij gaat. De strategie beoogt via interne communicatie een eind te maken aan deze tweedeling in het ambtelijk apparaat. Ook van ambtenaren die geen directe EU-dossiers behandelen mag betrokkenheid worden verlangd. In het ideale geval treden betrokken ambtenaren tevens op als 'ambassadeurs' van de EU.


4Professioneel betrokkenen bij EU: het gaat hier om journalisten, opinieleiders, wetenschappers en maatschappelijk middenveld. Vanzelfsprekend zijn de media en het maatschappelijk middenveld doelgroep van de communicatiestrategie. De primaire aandacht van de media zal uitgaan naar de actualiteit, ofwel de agenda van het EU-voorzitterschap.


3. Instrumenten en organisatie

Rijksbrede publiekscampagne-

Om deze communicatiestrategie in de praktijk te brengen zal een rijksbrede campagne gericht op het vergroten van de betrokkenheid van de Nederlander bij Europa worden gevoerd. Deze centrale campagne zal onder andere Postbus 51 spotjes bevatten, maar ook onderwijsprojecten, manifestaties, media-aandacht in publieksbladen en de inzet van gastsprekers. Deze rijksbrede campagne is een sensibiliseringscampagne die een basis biedt voor de campagne die het ministerie van BZK gaat voeren ter bevordering van de opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. Ook zal de relatie worden gelegd met de EU-uitbreiding en het Nederlandse voorzitterschap. De campagne is nadrukkelijk geen PR-campagne, bedoeld om enkel de zegeningen van Europa te tonen.

Naast de centrale rijksbrede campagne, onder coördinatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken, wordt ieder afzonderlijk ministerie aangemoedigd om specifieke onderwerpen, die op het eigen beleidsterrein betrekking hebben, in publiekscommunicatie te vertalen. Ieder ministerie zal daar binnen de kaders van de Rijksbrede campagne een eigen creatieve invulling aan geven. Dat wil zeggen, ook in hun eigen campagne zullen de afzonderlijke departementen het gemeenschappelijke uitgangspunt en de bijbehorende stijl 'EU in het dagelijks leven van de mensen', evenals het centrale voorzitterschapslogo hanteren. De ministeries zullen onderling afstemmen op welke momenten de activiteiten worden uitgevoerd. Momenteel is een Europese aanbesteding gaande, die zal resulteren in de keuze van een creatief bureau dat op basis van deze aanpak voorlichtingsactiviteiten zal ontwikkelen.

Activiteiten op lokaal niveau

De bijeenkomsten van het voorzitterschap, zoals de informele Raden, vinden in diverse gemeenten in Nederland plaats. Deze bijeenkomsten bieden even zovele kansen om de bewoners van de gemeenten te informeren over de EU. Europa komt immers voor enkele dagen binnen de bebouwde kom. Hiertoe ontwikkelt het ministerie van Buitenlandse Zaken samen met een aantal partners een basispakket voor publieksmanifestaties op lokaal niveau. De afdelingen voorlichting van de gemeenten kunnen dit concept gebruiken en nader uitwerken, bijvoorbeeld voor de scholieren.

Europafonds

Het Europafonds is een subsidiefonds om initiatieven van instellingen en organisaties te ondersteunen die een relevante bijdrage leveren aan het debat over Europa. Aldus wordt het onderwerp bij het bredere publiek onder de aandacht gebracht door ook anderen dan de overheid. Subsidieverstrekking vindt aan een brede waaier van activiteiten plaats. In 2004 wordt het Europafonds ten behoeve van het EU-voorzitterschap opgehoogd.

Publieksvragen De activiteiten in 2004 zullen leiden tot allerlei vragen van het publiek. Voor de beantwoording van deze vragen zal in overleg met Postbus 51 een frontdesk worden ingericht.

Interne communicatie

Aangezien ambtenaren een van de doelgroepen in de communicatiestrategie zijn, zullen deze apart benaderd worden. De verschillende momenten in 2004 zijn aanleiding om onder ambtenaren de betrokkenheid bij en de kennis van de EU te verhogen. Niet alleen om in professioneel opzicht beter voor de dag te komen, in het ideale geval treden betrokken ambtenaren tevens op als 'ambassadeurs' van de EU. Rijksambtenaren zullen systematisch via bestaande instrumenten (personeelsbladen, intranet) worden geïnformeerd. Daarnaast zullen instrumenten worden ingezet om de aandacht op de EU en het voorzitterschap te vestigen: townhall-meetings over relevante beleidsonderwerpen, kleine specialistische discussies, informatieve sessies rondom toetredende lidstaten, een inhoudelijk format voor een nieuwjaarsreceptie in het teken van Europa, een informatiepakket bij de start van de massamediale publiekscampagne, etc.

Sprekerspool

Europa zal in 2004 zeer in de belangstelling staan. Allerlei (maatschappelijke of educatieve) instellingen door het gehele land zullen zelf het initiatief nemen om op enigerlei wijze aandacht aan Europa te besteden. De ervaring leert dat er behoefte zal zijn aan sprekers. Een 'spoorboekje' op onderwerp met namen en instituten zal op de website www.eu2004.nl worden gezet, zodat geïnteresseerden daar ter zake kundige sprekers kunnen vinden.

Persvoorlichting en woordvoering

Ook persvoorlichting is een manier om het publiek te bereiken. Uiteraard wordt de reguliere persvoorlichting gecontinueerd en geïntensiveerd naarmate het voorzitterschap dichterbij komt. Daarnaast zal gepoogd worden de niet-actuele media actief te benaderen ten behoeve van het verkrijgen van vrije publiciteit.

Website www.eu2004.nl-

Voor het EU-voorzitterschap wordt een speciale website gebouwd. Hierop komt alle informatie over het voorzitterschap beschikbaar. De website zal op een nader te bepalen moment in het voorjaar van 2004 actief worden. Aangezien het niet de bedoeling is het Ierse voorzitterschap te hinderen, zullen alleen die onderdelen van de website www.eu2004.nl actief worden die daar op dat moment om vragen, waaronder een component voor het brede publiek en een verwijzing naar mogelijke campagne sites. Bij de start van het voorzitterschap zal de website uiteraard volledig actief zijn.

Logo

De Centrale Projectorganisatie voor het EU-voorzitterschap (CPEU) zal voor het voorzitterschap een aansprekend logo ontwikkelen. Dit logo zal in het voorjaar van 2004 aan het publiek worden gepresenteerd en leidend zijn voor de communicatieve uitingen van alle ministeries.

C. BUDGETTAIRE ASPECTEN

2003:

Reguliere publieksvoorlichting ¤ 1.650.000

Europafonds ¤ 233.000

Ophoging Europafonds 2003 ¤ 267.000


*Communicatiestrategie ¤ 100.000


*Website ¤ 400.000


*Media-analyse ¤ 50.000


*Logo ¤ 100.000


*Ophoging Europafonds i.v.m. voorzitterschap¤ 900.000

TOTAAL ¤ 3.700.000

2004


*Algemene publieksvoorlichting ¤ 1.000.000


*Website - www.eu2004.nl ¤ 2.100.000


*Media-analyse ¤ 200.000


*Persreis naar Nederland ¤ 150.000


*Presentatie voorzitterschap Brussel ¤ 100.000


*Ophoging Europafonds i.v.m. voorzitterschap ¤ 600.000


*Diversen ¤ 200.000


**Reguliere publieksvoorlichting¤ 1.500.000


**Europafonds¤ 233.000

TOTAAL ¤ 6.083.000

2005


**Reguliere publieksvoorlichting ¤ 1.500.000


**Europafonds ¤ 233.000

TOTAAL ¤ 1.733.000


* Deze posten hebben betrekking op EU-voorzitterschapsbudget.


** De afgelopen jaren was jaarlijks een budget van ¤ 1.500.000 beschikbaar voor publieksvoorlichting over Europa en ¤ 233.000 voor het Europafonds. Voor 2004 en latere jaren zijn deze bedragen nog niet toegekend. De genoemde bedragen zijn dus een raming.

Zoals uit de begrotingen blijkt is voor 2003 en 2004 extra geld beschikbaar in het kader van het EU-voorzitterschap. Hoeveel geld beschikbaar komt voor reguliere publieksvoorlichting in 2004 en daarna staat nog niet vast.


- D. PERIODE NA HET VOORZITTERSCHAP

Het voorzitterschap biedt een uitgelezen mogelijkheid ervaring op te doen met interdepartementale Europa communicatie. Het jaar 2004 zal worden afgesloten met een grondige evaluatie. Er zal op toegezien worden dat de periode van het voorzitterschap wordt verlaten met een structuur voor de toekomst. De kennis en ervaring die wordt opgedaan zal worden geconsolideerd ten behoeve van toekomstige communicatie over Europese samenwerking. Bovendien heeft de Voorlichtingsraad er voor gekozen het EU-voorzitterschap aan te grijpen als toetssteen voor het testen van het concept van samenhangende overheidscommunicatie met betrokkenheid van alle ministeries. Ook vanuit deze invalshoek zal de interdepartementale samenwerking in 2004 kritisch gevolgd worden.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï


- Deze doelstellingen zijn gebaseerd op een inschatting van realistische percentages binnen de beschikbare (financiële) randvoorwaarden en afgaande op de ervaring in eerdere jaren.


- Onderzoek 'Betrokkenheid bij de Europese Unie: identiteit, subsidiariteit en openheid' Anker Solutions, april 2003.


- Onderzoek Motivaction en Jaarverslag Raad van State over Nederland en Europa


- De doelgroepen in deze strategie zijn deels op een andere manier afgebakend dan in eerdere jaren.


- De behoudende groep, zoals geformuleerd door Motivaction, bestaat uit mensen die dingen het liefst willen houden zoals ze zijn. Ze zijn wel geïnteresseerd in politiek, maar houden niet van veranderingen. Binnen deze groep vallen de volgende sociale milieus:


- Traditionele burgerij (politiek en maatschappelijk betrokken; nationaal; lokaal georiënteerd)


- Moderne burgerij (zoekt balans tussen traditionele normen en verandering; verlangen naar politieke autoriteit en regels)


- Nieuwe conservatieven (politiek en historisch geïnteresseerd; verzet zich tegen sociale en culturele vernieuwing).


---