Den Haag, 16 oktober 2003
Bijdrage van de fractie van de Partij van de Arbeid voor het verslag van het wetsvoorstel Levensloopregeling
---
Woordvoerder: Jet Bussemaker
De leden van de fractie van de PvdA hebben begrepen dat als gevolg van het najaarsoverleg met de sociale partners op 14 oktober, de regering het wetsvoorstel voor een levensloopregeling uit wil stellen en dat voor 1 april 2004 met sociale partners overeenstemming bereikt moet worden over een alternatief, mede in samenhang tot de voorstellen over prepensioen. Deze leden juichen het toe dat het voorstel over levensloop wordt aangepast, omdat zoals hieronder zal blijken het huidige voorstel op veel kritiek stuit. Zij vinden het ook een goede zaak dat over de invulling ervan overleg met sociale partners plaatsvindt. Zij beseffen dat het voorliggende plan als gevolg daarvan wijzigingen kan ondergaan.
Tegelijkertijd achten zij het gewenst dat de regering vragen over het voorliggende ontwerp beantwoordt, al is het maar vanwege het recht op informatie van de Kamer. Deze leden constateren dat het voorliggende onderwerp het gewenste resultaat van de regering is, en horen graag hoe zij op een aantal vragen reageert. Deze leden denken bovendien dat de antwoorden op de door hen gestelde vragen een rol kunnen spelen bij de verdere ontwikkeling van alternatieve plannen op het terrein van levensloop. Deze leden vragen zich af wat de consequenties voor bestaand beleid zijn indien de levensloopregeling inderdaad wordt opgeschort. Zij gaan er vanuit dat de bestaande regelingen voor spaarloon, verlofsparen, Finlo en afdrachtkorting ouderschapsverlof in 2004 blijven bestaan en zien dat graag bevestigd.
Deze leden willen ook graag weten wat de regering doet als de resultaten van het najaarsoverleg door een van de onderhandelingspartners alsnog wordt afgewezen. Welke consequenties heeft dat voor de levensloopregeling?
De leden van de fractie van de PvdA hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het voorstel tot invoering van een levensloopregeling. In principe zijn deze leden een groot voorstander van een regeling die het mogelijk maakt werk, scholing, zorgtaken ontspanning beter over de levensloop te verdelen. Een levensloopregeling kan onder andere bijdragen het spitsuur in het leven op te vangen, de overgang van werk naar pensioen flexibeler te maken en herintreden te vergemakkelijken. Maar de marginale vorm die het kabinet aan deze regeling heeft gegeven, maakt het zeer onwaarschijnlijk dat de voorgestelde regeling in de praktijk deze doelen kan helpen bereiken. Deze leden constateren dat de voorgestelde regeling een totaal uitgeklede variant is van eerdere gedachten. Zij constateren dat het naïef is te denken dat een beperkte regeling als deze in staat zal zijn op substantiële wijze bij te dragen aan een betere balans tussen arbeid en zorg. De leden van de PvdA hebben een voorkeur voor een echte, robuuste regeling, waarbij onder andere ook het prepensioen betrokken zou worden. Deze leden constateren dat het huidige voorstel feitelijk niet meer is dan een kleine variant op de al bestaande verlofspaarregeling. Zij vragen zich af, ook om bureaucratie te vermijden, of het niet verstandiger is wanneer de huidige levenslooprekening niet substantieel wordt uitgebreid, de bestaande regelingen kunnen laten bestaan.
Deze leden zijn overigens blij dat na het debacle met de verlofknip, de regering heeft getracht tot een meer doordachte regeling te komen. Dat neemt niet weg, dat ook de voorgestelde regeling nog vele vragen oproept.
De leden van de PvdA constateren dat er ontwikkeling van levensloopdenken al een langere traditie kent. Door het tweede kabinet Kok is een nota levensloop uitgebracht. Diverse politieke partijen, waaronder de PvdA, hebben eigen nota's gepubliceerd, en er werd gewerkt aan een SER-advies. De leden van de PvdA willen graag weten wat de stand van zaken ten aanzien van dit advies is. Voor zover zij weten was dit advies nagenoeg afgerond. Wat is de reden dat het niet tot een officiële publicatie is gekomen? Graag krijgen zij meer inzicht in de overeenstemming die in SER verband was bereikt, en de meningsverschillen die nog leefden. Ook willen zij graag weten waarom het kabinet haar nieuwe voorstel, niet eerst aan de SER voor advies heeft voorgelegd, juist vanwege de al bestaande bemoeienis van de SER met dit onderwerp. Kan de regering bevestigen dat op 3 juli tijdens overleg tussen kabinet en sociale partners is afgesproken dat de SER haar taken zou opschorten, in afwachting van een ander voorstel van de regering over de uitwerking van de levensloopregeling? Waarom heeft de regering zich daar dan niet aan gehouden, door nu al met een wetsvoorstel te komen? Vindt zij dat zelf ook niet getuigen van onbehoorlijk bestuur?
Ook willen deze leden graag een reactie van de regering op het onlangs door de FNV gepresenteerde alternatief voor een levensloop/prepensioen regeling.
De leden van de PvdA constateren met tevredenheid dat de levensloopregeling zich beperkt tot de financiële stroomlijning, en niet aan de bestaande rechten op verlof, zoals vastgelegd in de Wet Arbeid en Zorg, wordt getornd. Zij constateren ook dat de regering het voorstel van het tweede kabinet Kok over langer durend zorgverlof met een iets andere vormgeving alsnog overneemt. Wel vragen zij zich af of de regering, door geen wettelijk recht op opname van het verlof vast te leggen, de spanning tussen werknemer en werkgever niet stimuleert. Immers, wat gebeurt er als iemand lang gespaard heeft voor verlof, dit uiteindelijk wil opnemen, maar geen toestemming krijgt van de werkgever. Hoe denkt de regering dat dit in de praktijk zal gaan, en welke bijdrage ziet zij voor zichzelf de nodige duidelijkheid te verschaffen?
Ten aanzien van de bedoelingen van de voorliggende levensloopregeling hebben de leden van de PvdA veel vragen. Kan de regering nog eens aangeven voor welke verlofvormen deze regeling nu bedoeld is, en wie men daarbij voor ogen heeft. Deze leden denken namelijk dat de marginale regeling die er nu ligt, lang niet alle wensen (bevorderen van langer doorwerken, combineren van arbeid en zorg, bieden van meer keuzevrijheid, stimuleren van scholing ) kan waarmaken. Zij vragen zich in het bijzonder af waarom de regering zo weinig oog heeft voor starters op de arbeidsmarkt. De Raad van State merkt terecht op dat de regering de invoering van de ouderschapsverlofkorting motiveert door er op te wijzen dat werknemers in de eerste jaren waarin de levensloopregeling bestaat, nog niet veel mogelijkheden hebben gehad, maar dat dit ook geldt voor starters op de arbeidsmarkt. De leden van de PvdA vinden het antwoord van het kabinet dat geen specifieke rekening wordt gehouden met starters op de arbeidsmarkt, niet bevredigend. Dit is immers slechts een constatering, geen argument. Deze leden verzoeken de regering nog eens goed te motiveren waarom men de regering geen rekening wil houden met starters op de arbeidsmarkt. Zij vragen de regering in dit verband ook in te gaan op het ontbreken van de mogelijkheid om krediet op te nemen. Zij vragen de regering of het invoeren van een krediet mogelijkheid technisch mogelijk is, en welke mogelijke budgettaire effecten hiermee gemoeid zouden zijn.
De leden hebben ook vragen over de budgettaire effecten. Volgens het budgettair effect van de belasting en premiemaatregelen (pag. 131 MN) kost de levensloopregeling in 2004 E 203 miljoen, maar is er ook sprake van een ramingbijstelling van E 101 miljoen, zodat het lijkt alsof er een levensloopregeling van ca. E 100 miljoen tot stand komt.
Begrijpen deze leden het goed dat de levensloopregeling gefinancierd wordt uit de budgettaire middelen van de huidige verlofspaarregeling, en daarboven op een bedrag van 100 miljoen euro, terwijl tegelijkertijd de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof en de financieringsregeling loopbaanonderbreking wordt afgeschaft, zodat per saldo slechts 75 miljoen euro extra wordt geïnvesteerd?
Kan de regering beargumenteren op grond waarvan de budgettaire effecten invoeren levensloopregeling zijn uitgesplitst naar spaarregeling (40 miljoen) en ouderschapsverlofkorting (70 miljoen). Begrijpen zij hieruit dat, gezien het tijdelijke karakter van de ouderschapsverlofkorting, ook de reservering van 70 miljoen na 2007 zal vervallen?
Deze leden hebben vragen over de inkomenseffecten van de regeling. Zij constateren dat doordat mensen 12% van hun bruto-inkomen kunnen sparen, het totale spaarbedrag maximaal anderhalf het bruto jaarsalaris mag zijn en in de uitbetaalfase van het gespaarde bedrag alleen belasting wordt geheven en geen werknemerspremies, je gemakkelijker kan sparen en het profijt groter is als je veel verdient. Hoe meer je verdient, hoe groter het profijt. Deze leden vragen zich zeer af of mensen met een laag inkomen voldoende middelen zullen hebben om te sparen. Deze leden willen daarom graag meer informatie over het sparen naar verschillende inkomensgroepen. Kan de regering aangeven hoelang iemand moet sparen die resp. 100 WML, 150 WML, modaal, twee maal modaal en 4 modaal verdient om een verlofperiode van 3 maanden op te nemen met een betaling tijdens verlof van resp. 70 % WML, 100 WML, dan wel 70 % en 100 % van het bruto loon voorafgaand aan het verlof?
De leden van de PvdA vinden de berekening in de MvT (p. 4) buitengewoon optimistisch, zo niet naïef. Wie kan immers 6 jaar lang 12 % van zijn bruto-inkomen missen en dan een jaar genoegen nemen met 70 % van zijn bruto jaarinkomen? Fiscalisten wijzen in dit verband al op het 'rijkeluisspeeltje'. Zij wijzen er op dat ook de spaarloonregeling m.n. door midden en hogere inkomensgroepen wordt gebruikt. (zie b.v. Fiscaal weekblad 2000/6338, p. 739 e.v.),. Waarom, zo vragen zij de regering, zou dat bij de levensloopregeling anders zijn? In dit verband is de vraag of de regeling zijn doel zal treffen; het valt te vrezen dat de regeling meer gebruikt zal worden door welgestelde vijftigplussers die fiscaal gesubsidieerd een wereldreis gaan maken, dan door ouders die in het spitsuur van het leven enige verplichting willen, of door werknemers die met deeltijdpensioen willen.
In verband met de toegankelijkheid van de regeling, wijzen deze leden ook nog maar eens op de gebrekkige resultaten van de wet Finlo (loopbaanonderbreking), waar o.a. de beperkte financiële compensatie tijdens verlof debet aan was.
Ten aanzien van de effecten van de wet, mede in het licht van de beschikbare budgettaire middelen, vragen deze leden naar de inzichten die bestaan t.a.v. de relatie tussen gebruik van verlof en beschikbare financiële middelen. Ook de RvS heeft gewezen op het belang van deze gegevens. Kan de regering nog eens ingaan op de gegevens die hierover beschikbaar zijn, o.a. op basis van onderzoek van het SCP, Nyfer, universiteiten e.d.?
Kan de regering aangeven wat zij verwacht aan gebruik van de regeling? Hoeveel mensen zullen in 2004, 2006 in 2008 van de regeling gebruik maken? Wat gaat men doen in het, naar het idee van de PvdA overigens niet realistische geval dat er heel veel gebruik wordt gemaakt van de regeling, mede gezien het feit dat het hier om een open einde regeling gaat?
Deze leden willen graag meer inzicht in de argumenten om de afdrachtkorting ouderschapsverlof af te schaffen, en daarvoor in de plaats een tijdelijke nieuwe regeling ouderschapsverlof in te voeren. Het komt de leden voor dat met een dergelijk beleid veel verwarring wordt gecreëerd, overbodige bureaucratie ontstaat en burgers niet meer weten waar ze nu voor moeten sparen.
Deze leden willen meer argumentatie voor het tijdelijke karakter van de nieuwe regeling. Waarom loopt deze per 1januari 2008 af? Ligt het niet voor de hand als je de combinatie van arbeid en zorg door mannen en vrouwen wilt stimuleren, een beperkte loondoorbetaling bij opname van verlof te behouden. Zoals we uit onderzoek weten is dat met name voor mannen van groot belang. Waarom heeft de regering de huidige regeling eigenlijk niet eerst geëvalueerd, alvorens met nieuwe voorstellen te komen.
De leden van de PvdA willen ook graag weten hoe lang iemand nu precies moet sparen voor een vergoeding bij het opnemen van ouderschapsverlof. Zij willen dat graag zien voor de voorgestelde regeling, en na 2007 als de tegemoetkoming verdwijnt. Kan de regering met oog daarop een overzicht geven van diverse varianten, waaronder van iemand met minimuminkomen, 150 WML, modaal en twee maal modaal als iemand het wettelijke recht op ouderschapsverlof opneemt, en tijdens die periode een inkomen wil hebben ter hoogte van 70 % WML, 100 WML, dan wel het 70 % dan wel 100 % van het bruto inkomen voorafgaand aan het verlof.
Deze leden begrijpen (pag. 163 MN) dat om in aanmerking te komen voor de nieuwe ouderschapsverlofkorting je verplicht aan een levensloopregeling moet meedoen. Klopt dat? Is het niet vreemd dat mensen die alleen ouderschapsverlof willen opnemen en gebruik willen maken van ouderschapsverlofkorting, eerst gebruik moeten maken van een levensloopregeling?
De leden van de PvdA achten het een gemiste kans dat de levensloopregeling niet veel directer in verband is gebracht met de bestaande prepensioenregelingen. Door afstemming en integratie had namelijk een echt nieuw perspectief op een goede levensloopregeling kunnen ontstaan. De leden begrijpen ook niet waarom de levensloopregeling niet gebruikt mag worden 2 jaar voorafgaand aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Zij vragen de regering of dit besluit berust op politieke dan wel op technische argumenten. Begrijpen zij het goed dat iemand van 63 verlof kan opnemen via de levensloopregeling, maar vervolgens op zijn 64e weer verplicht is te gaan werken, ook als hij voldoende gespaard zou hebben om in principe met verlof te gaan. De leden van de PvdA vinden dat de regering niet getuigt van een vernieuwende en doordachte visie om langer doorwerken van oudere werknemers te stimuleren.
De leden van de PvdA begrijpen niet waarom de levensloopregeling alleen geldt voor werknemers, en niet ook voor ondernemers. Immers, de behoefte aan zo'n regeling zijn voor ondernemers niet minder. Wat vindt de regering van de gedachte zo'n regeling voor hen te maken via een reserve als de FOR? De levensloopreserve zou dan alleen gebruikt mogen worden voor opnemen van verlof.
De leden van de PvdA begrijpen dat maximaal voor anderhalf jaar verlof gespaard mag worden, mede gezien de relatie met sociale zekerheid, zodat in die periode sociale zekerheidsrechten worden gerespecteerd. Maar waarom maakt de regering, met name ook om deeltijdpensioen mogelijk te maken, het niet mogelijk om langer dan anderhalf jaar te sparen, door flankerende wetgeving aan te passen? En wat is eigenlijk het toetsingsmoment voor de anderhalf jaar; het begin of het einde van het kalenderjaar?
De leden van de PvdA willen graag meer informatie over de administratieve lasten die de levensloopregeling met zich meebrengt. Graag willen zij weten hoe het bedrag van 4 miljoen aan administratieve lasten samenhangt met de bestaande verlofspaarregeling, daar de regering spreekt van meerkosten. Wat zijn de administratieve lasten van de verlofspaarregeling? Ook willen deze leden graag horen welke administratieve lasten verbonden zijn aan de keuze die werknemers elk jaar moeten maken tussen spaarloon en levensloop.
Ten aanzien van de combinatie van spaarloon en levensloop willen zij graag weten hoe de anti-cumulatieregeling uitwerkt. Deze is uitgewerkt naar de werknemer, en niet naar dienstbetrekking, hetgeen betekent dat het voor iemand met twee dienstbetrekkingen niet mogelijk is bij ene werkgever te sparen voor spaarloon, en bij de andere voor levensloop. Dat neemt niet weg dat men wel bij beide werkgevers kan participeren in een levensloopregeling. Kan de regering bevestigen dat dat zo is?
De leden van de PvdA willen graag weten welk contact er met verzekeraars en banken is geweest over de uitvoering van de regeling. Zij krijgen veel klachten over de uitvoerbaarheid van de regeling, en betwijfelen zeer of de betreffende organisaties wel voldoende toegerust zijn om de regeling per 1 januari met succes uit te voeren. Wat is thans de stand van zaken t.a.v. de voorbereiding van de uitvoering? De leden van de PvdA willen graag weten welke afspraken thans gemaakt zijn met financiële instellingen. Zij verzoeken de regering hierbij ook in te gaan op het artikel van Van Schijndel (lid RvB van de Rabobank) in het Financiële Dagblad van 8 september jl., die aangeeft dat er weinig oog is voor de praktische uitvoering. Ligt het eigenlijk niet erg voor de hand de regeling pas in te voeren als banken en verzekeraars ook de rekening c.q. verzekering aan kunnen bieden, zeker nu het feitelijk om een marginale regeling gaat?
De relatie met (pre)pensioen pleit er ook voor de levensloopregeling in een keer, maar dan goed in te voeren, in plaats van per a januari a.s., terwijl bekend is dat banen en verzekeraars dan nog niet klaar zijn met de voorbereiding.
De leden van de PvdA willen graag weten wat de consequenties zijn als iemand tijdens de verlofperiode ziek wordt. Klopt het dat onmiddellijk na afloop van het verlof de werknemer dan recht heeft op ZW-uitkering of loondoorbetaling door de werkgever? Klopt het dat het toepassen van de omkeerregel op de premies werknemersverzekeringen een verlagend effect hebben op de hoogte van een eventueel toekomstige uitkering van een werknemersverzekering, doordat het premieloon sociale verzekeringen lager wordt? Om bedragen van welke orde van grootte gaat het hier? Hoe gaat de regering werknemers voorlichten over deze effecten, zodat zij zich hier voldoende rekenschap van kunnen geven?
Deze leden willen graag weten wanneer de ministeriële regeling kan worden verwacht waarin een groot aantal praktische zaken moet worden uitgewerkt. De leden geven aan er zeer aan te hechten deze regeling te hebben, voor de verdere behandeling van dit wetsvoorstel.
Tevens willen zij graag weten hoe de regering voorlichting aan werknemers gaat geven over de werking van de wet. Nu de regeling zal worden aangeboden door verzekeraars en banken, is de vraag hoe de regering toezicht houdt op de prijzen die banken en verzekeraars zullen maken voor het berekenen van offertes. In dat opzicht heeft de overheid ook een eigen verantwoordelijkheid door burgers goed voor te lichten, zo vinden deze leden. Welke (budgettaire) middelen zijn daarvoor uitgetrokken?
Tot slot vragen deze leden een reactie van de staatssecretaris op de brieven van de Nederlandse Vereniging van Banken d.d. 9 oktober 2003, de NOB d.d. 9 oktober 2003 en het Verbond van Verzekeraars d.d. 10 oktober 2003, voorzover deze vragen nog niet zijn beantwoord.
---- --
Den Haag, 16 oktober 2003
Bijdrage van de fractie van de Partij van de Arbeid voor het verslag van het wetsvoorstel Belastingplan 2004
Woordvoerder: Jet Bussemaker
1. Algemeen
De leden van de fractie van de PvdA hebben met zorg kennis genomen van het belastingplan 2004. Weliswaar bevat het belastingplan een aantal punten die hun instemming hebben, zoals de maatregelen ter stimulering van de kenniseconomie, maar dat neemt niet weg dat deze leden op veel punten hun zorg uiten over de consequenties van het voorgestelde beleid. Dat geldt in het bijzonder de abrupte afschaffing van regelingen voor VUT- en prepensioen, en de vormgeving van het arbeidsmarkt- en inkomensbeleid. Ten aanzien van VUT- en prepensioen constateren deze leden met tevredenheid dat als gevolg van het overleg over het najaarsakkoord dit onderdeel uit het belastingplan 2004 zal worden gehaald. Zij spreken de hoop uit dat het huidige voorstel zal worden vervangen door een beter voorstel. Deze leden constateren bovendien dat de regering cadeautjes uitdeelt aan degenen die het toch al goed hebben, en maatregelen neemt die de lage inkomens onevenredig zwaar treffen. Er is met andere woorden helaas geen sprake van dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. De leden van de PvdA wijzen in dit verband op de generieke verhoging van de arbeidskorting, in plaats van het alternatief dat door de PvdA is voorgesteld, invoering van een werkbonus die met name de overgang van uitkering naar werk stimuleert. Bij de nu voorgestelde verhoging lekt veel overheidsgeld weg naar mensen die dat minder nodig hebben. Deze leden wijzen ook op de maatregelen ten behoeve van de eigen woning, die ten goede komen aan de hogere inkomens. Ten slotte wijzen ze in dit verband ook op de flagrante tegenstelling die wordt gecreëerd in het mobiliteitspakket, door aan de ene kant de positie van mensen met een lease-auto te verbeteren, en aan de andere kant de positie van ambulante werknemers zoals onder andere wijkverpleegkundigen te verslechteren. Deze leden vinden dat dit, zeker in tijden van economische teruggang, geen pas geeft.
De leden van de PvdA constateren met spijt dat de regering enkele regelingen die eerder waren afgeschaft niet heeft willen terugdraaien, ondanks economische veranderingen en nieuwe informatie over de gevolgen van de afschaffing van deze regels. Deze leden wijzen in het bijzonder op de SPAK en op de feestdagenregeling. Zij willen graag inzicht in de stand van zaken ten aanzien van de gefaseerde afschaffing van de SPAK, en de consequenties die de afschaffing van deze faciliteit met zich meebrengt. Dat geldt in het bijzonder voor de gevolgen van de afschaffing van de jongeren-SPAK die al in 2003 plaatsvond. Deze leden dringen er op aan, juist in een situatie van economische teruggang, dergelijke instrumenten te behouden. Zij wijzen hierbij op het voorstel tot invoering van een tijdelijke SPAK-regeling voor langdurig werklozen, zoals opgenomen in de tegenbegroting van de PvdA.
Ten aanzien van de feestdagenregeling zijn deze leden nog niet tevreden met de antwoorden van de regering over het KPMG-onderzoek, waarin wordt geconstateerd dat het afschaffen van de regeling 1000 banen kost, de omzetdaling 49 miljoen euro bedraagt, en de afschaffing van de onbelaste verstrekking van kerstpakketten resulteert in een negatief effect van 61 miljoen euro. De antwoorden van de regering hierop overtuigen vooralsnog deze leden niet. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat ook de verslechterde economische omstandigheden van invloed kunnen zijn op het verstrekken van kerstpakketten. Maar die redenering kan ook gemakkelijk omgedraaid worden; juist bij economische tegenslag zal men een kerstpakket willen behouden. Deze leden willen graag weten dat, nu de regering ontkent dat 1000 banen zullen verdwijnen, hoeveel dit er dan volgens de regering wel zijn. Ook willen zij nader inzicht in het bedrag van 30 mln euro van de administratieve lasten. Hoe komt de regering tot dit bedrag?
De leden van de fractie van de PvdA constateren dat de regering diverse maatregelen afschaft c.q. aanpast die invloed hebben op de koopkracht. Zij willen van de regering graag een integraal overzicht van de consequenties van de verschillende maatregelen. Zij zien dat graag uitgesplitst naar een overzicht waarin wordt aangegeven welk gemiddeld bedrag per inkomensgroep gemoeid is met de maatregelen onder hoofdstuk 2 (arbeid en inkomen), hoofdstuk 3 (mobiliteit) en hoofdstuk 4 (eigen woning). Ook zien deze leden graag een integraal overzicht tegemoet van de combinatie van maatregelen uit het belastingplan en uit de verschillende begrotingen. Zij wijzen hierbij in het bijzonder op de kwetsbare positie van chronisch zieken en gehandicapten.
De leden van de PvdA pleiten voor een heroriëntatie van middelen, onder andere door omzetting van de generieke arbeidskorting in een gerichte werkbonus, door behoud in aangepaste en gemoderniseerde vorm van fiscale loonkostenregelingen (SPAK) en door samenhang aan te brengen van de maatregelen voor VUT en prepensioen in een geïntegreerde levensloopregeling.
Hoewel deze leden beseffen dat het buiten het bestek van dit wetsvoorstel valt, willen zij graag op deze plaats enige verduidelijking vragen ten aanzien van de 30%-regeling. Wat is de reactie van de staatssecretaris op de uitlatingen van de vorige staatssecretaris van Financiën, de heer S. van Eyck, gedaan in de uitzending van het programma Business Class op 5 oktober 2003, dat de 30% regeling in veel gevallen een overkill heeft? Is de staatssecretaris het hiermee eens? Zo ja in welke gevallen zou de regeling afgeschaft of versoberd kunnen worden? Is het feit dat in principe de heer Moberg van deze regeling gebruik zou kunnen maken niet een voorbeeld van een ter ver doorgeschoten bevoordeling van buitenlandse werknemers?
De leden van de PvdA-fractie zijn uiterst teleurgesteld over het ontbreken van verdere vergroeningsvoorstellen in het belastingplan. Vergroening van het belastingstelsel staat expliciet genoemd in het Hoofdlijnenakkoord, maar hier is in het belastingplan niets van terug te vinden. Kansrijke maatregelen zoals een landing en take-off heffing, verdere verhoging van de REB inclusief grootverbruikers, BPM-toeslag op dieselauto's en de verhoging van accijns op diesel en LPG worden niet uitgevoerd. Deze maatregelen kunnen zonder netto lastenverzwaring worden ingevoerd en resulteren dus zonder lastenverzwaring in een vergroening van het belastingstelsel. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom dit Kabinet afziet van deze kansrijke maatregelen.
2. Arbeidsmarkt- en inkomensbeleid
2.1. Algemeen
De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af of het waar is dat de harmonisatie van het loonbegrip ( WALVIS) leidt tot een premie-inning achteraf en daarmee tot een liquiditeitstekort van E 1,4 miljard, zo vragen deze leden zich af? Of wordt dat tekort veroorzaakt doordat de premie-inning nu via de belastingdienst gaat lopen en daarmee automatisch achteraf geïnd wordt? Heeft de regering al voorzien in een passende financiering voor dit liquiditeitstekort? Zo ja, hoe en op welke wijze?
Welke instelling zal de polisadministratie beheren voor de inkomensafhankelijke toeslag voor zorg? Welke andere inkomensafhankelijke regelingen zullen door de belastingdienst worden uitgevoerd? Deze leden zien graag een opsomming met tijdsplanning.
De leden van de fractie van de PvdA maken zich ernstige zorgen over het ontbreken van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en 65-plussers. Deze is aangekondigd, maar ontbreekt nog steeds. Kan deze snel worden toegezonden?
Zo is in de begroting SZW (Bijlage inkomensbeleid p 322) aangekondigd dat er een compensatieregeling komt voor chronisch zieken/gehandicapten en 65-plussers die bij de aftrek van buitengewone uitgaven onvoldoende belasting betalen om hun aftrekrechten te gelde te maken, in de vorm van een tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven. Wordt deze regeling onderdeel van het belastingplan zo vragen de leden van PvdA-fractie. Zo ja, hoe ziet die regeling eruit? Wat zijn de kosten van de regeling? Om hoeveel belastingplichtigen gaat het? Wat is het gemiddelde bedrag per persoon of huishouden dat beschikbaar komt?
Gaat de belastingdienst deze regeling uitvoeren?
Is de regering het mee deze leden eens dat nu eindelijk de omslag wordt gemaakt naar een - zij het beperkte - negatieve inkomstenbelasting? Is de regering voornemens dit instrument vaker in te zetten?
Brief van de staatsecretaris van Financiën dd. 16 september 203 (AFP 2003-00627)
Deze leden hebben ook enkele vragen Naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris over de buitengewone uitgavenregeling. Deze leden constateren dat premies ziektekostenverzekering, macro gezien, meer dan de helft van de buitengewone uitgaven vormen die worden opgevoerd als aftrekpost. Is ooit overwogen en nagerekend of het haalbaar is een regeling voor aftrek van ziektelasten te hanteren waarbij de ziektekostenpremies niet meetellen en waarbij dan een navenant lagere drempel wordt gehanteerd?
In allerlei standaardsituaties blijkt dat het met standaardziektekosten snel mogelijk is de drempel te halen voor aftrek buitengewone lasten. Met name gehuwden met een eigen huis kunnen met geringe ziektekosten de drempel halen en zo na twee jaar in aanmerking komen voor de chronisch zieken aftrek. Huurders en alleenstaanden hebben meer moeite om de drempel te halen. Is het juist dat daardoor een scheeftrekking ontstaat in die zin dat belastingplichtigen in aanmerking komen voor aftrek ziektekosten die eigenlijk tot de standaarduitgaven behoren terwijl grote groepen chronisch zieken en gehandicapten hoge lasten hebben en niet in aanmerking komen voor aftrek. Schiet de regeling buiten gewone uitgaven zo niet zijn doel voorbij? Is het technisch mogelijk de regeling aftrek buitengewone uitgaven zo in te richten dat uitsluitend de hoogte van de ziektekosten van invloed is en niet het hebben van een eigen huis met aftrekmogelijkheid voor hypotheekrente of het al dan niet gehuwd zijn?
De premies voor ziektekostenverzekeringen kunnen op dit moment uiteenlopen, afhankelijk van ziekterisico en leeftijd, en gezinssamenstelling. Voor verzekerden met een particuliere polis is ook de hoogte van het eigen risico bepalend voor de polisprijs. Tegelijkertijd geldt dat diegenen met een chronische ziekte of handicap die zich particulier verzekeren, doorgaans alleen voor de wettelijke standaardpakketpolis worden geaccepteerd. Zullen dergelijke verschillen in de te betalen polisprijs verminderen indien het nieuwe verzekeringsstelsel zoals door de regering beoogd wordt ingevoerd?
Zal de beoogde acceptatieplicht door verzekeringsmaatschappijen ertoe leiden dat ziekterisico geen rol meer speelt in de te vragen polisprijs? Zo ja, is het dan meer voor de hand liggend om de premies ziektekostenverzekering niet langer op te nemen als aftrekpost buitengewone uitgaven, onder gelijktijdige verlaging van de drempel? Is het juist dat langs die weg beter zicht wordt verkregen op ziektekosten die werkelijk uitgaan boven het gemiddelde en die rechtstreeks samenhangen met een hogere ziektelast dan gebruikelijk?
Is in tabel 3 bij de opgevoerde bedragen voor ziektekostenpremies bij particulier verzekerden uitgegaan van standaardpakketpolisprijs?
Acht de regering het voorstelbaar dat chronisch zieken en gehandicapten, in het bijzonder diegenen die jonger zijn dan 65 jaar, regelmatig meer dan gemiddeld hogere ziektelasten hebben maar de drempel niet halen of niet elk jaar waardoor ze hooguit incidenteel gebruik kunnen maken van de aftrekmogelijkheid en in ieder geval geen beroep kunnen doen op de vermenigvuldigheidsfactor. Hoe groot is deze groep? Is het juist dat in deze categorie zich vooral alleenstaanden bevinden en huurders. Heeft de regering overwogen om voor 65-minners een chronisch ziekenforfait vast te stellen dat een tegemoetkoming garandeert voor de extra kosten van ziek zijn en gehandicapt zijn en die wel worden aangeduid als "ongrijpbare kosten"? Uit recent onderzoek is gebleken dat de groep chronisch zieken en gehandicapten met hogere kosten van levensonderhoud die rechtstreeks samenhangen met ziekte en handicap voor het overgrote deel is te identificeren door uit te gaan van een combinatie afgegeven indicaties voor bijvoorbeeld TOG-regeling, thuiszorg en WVG-hulpmiddelen.
Is het fiscaal technisch mogelijk een forfait te introduceren voor de groep chronisch zieken en gehandicapten uitgaande van zo'n combinatie van indicaties?
Wordt het ouderdomsforfait gerekend tot de Buitengewone uitgavenregeling? Is het juist dat het overgrote deel van de 65-plussers in aanmerking komt voor de ouderdomsforfait, in ieder geval vrijwel alle ouderen met een aanvullend pensioen tot 34.000 euro? Is de conclusie dan juist dat de ouderdomsforfait vooral een algemene inkomensmaatregel is voor ouderen met lage en middeninkomens en niet een maatregel die specifiek een tegemoetkoming geeft voor kosten die samenhangen met ziekte of handicap?
Zal de regering in de aangekondigde Tegemoetkomingsregeling Buitengewone Uitgaven (waarmee aftrek kan worden verzilverd) rekening houden met gezinssamenstelling zodanig dat niet vooral gehuwden maar ook alleenstaanden met hoge ziektekosten en een laag inkomen er gebruik van kunnen maken?
Geconstateerd wordt dat de kostenstijging in de zorg de komende jaren zullen doorwerken naar de buitengewone uitgavenregeling. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een gedetailleerde schatting van het extra beroep (macro) op de buitengewone uitgavenregeling, uitgaande van de huidige regels als gevolg van achtereenvolgens het schrappen van fysiotherapeutische hulp uit het fondspakket, het schrappen van tandartshulp, het beperken van de vergoeding van IVF-behandeling en de anticonceptiepil, het beperken van psychotherapie en de invoering van eigen bijdrage geneesmiddelen, c.q. het schrappen van de vergoeding van zelfzorgmiddelen. Daarbij komt nog dat medicijnen die niet vergoed worden door het ziekenfonds niet kunnen worden afgetrokken via de buitengewone uitgaven. Deze medicijnen vallen dan onder de huisapotheek van E 23 per persoon per jaar. Heeft de regering zich dit gerealiseerd? Welke compensatie krijgen chronisch zieken hiervoor?
De leden van de PvdA-fractie vragen tevens enkele rekenvoorbeelden te geven van het theoretische extra beroep op de regeling voor een aantal standaardhuishoudens met verschillende inkomens (minimum, modaal, anderhalf keer modaal), uitgesplitst naar samenlevingsvorm (gehuwd, ongehuwd, al dan niet met kinderen) en tevens naar leeftijd (onder en boven 65 jaar).
Kan tevens worden aangegeven wat het enkele effect van de introductie van eigen risico is in 2005 op het beroep op de buitengewone uitgavenregeling opnieuw macro en voor microsituaties zoals boven genoemd, zowel bij een eigen risico van 200 euro per verzekerde per jaar als voor een eigen risico van 250 euro.
2.2. Verhoging arbeidskorting
De leden van de PvdA hebben bij het belastingplan van 2003 al laten weten geen voorstander te zijn van een generieke verhoging van de arbeidskorting. Zij zien meer in het invoeren van een werkbonus, die is opgenomen in de tegenbegroting van de PvdA. Een dergelijke bonus levert meer banen op dan een generieke verhoging van de arbeidskorting.
De leden van de PvdA maken zich over de gevolgen van de verhoging van de arbeidskorting voor enkele groepen meer in het bijzonder zorgen.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of voor mensen met een bijstandsuitkering die naast de uitkering in deeltijd werken de arbeidskorting met de uitkering verrekend wordt? Wat is de arbeidskorting van een alleenstaande ouder met kinderen die tegen het minimumloon 18 uur per week werkt?
Heeft de minister overwogen om voor alleenstaande ouders en arbeidsgehandicapten met een uitkering die in deeltijd werken en waarvoor voltijdswerk in beginsel niet is weggelegd de arbeidskorting te verhogen? Zo niet waarom niet?
Hoeveel alleenstaande ouders met kinderen onder 16 jaar hebben een deeltijdbaan met een inkomen onder het 90% minimumloon en hoeveel arbeidsgehandicapten? Wat zouden de kosten zijn indien aan hen een 10% verhoogd arbeidskorting wordt gegeven en met welk bedrag zou de maximumarbeidskorting moeten worden verlaagd om dat te kunnen financieren?
De leden van de fractie van de PvdA constateren tot hun grote teleurstelling dat de arbeidskorting tot 50 % WML niet verhoogd wordt. Deze leden hebben altijd de voorkeur gegeven aan een arbeidskorting die afhankelijk is van het aantal gewerkte uren. Vanwege de moeilijke uitvoerbaarheid hiervan kunnen zij leven met het procentuele verschil tussen onder en boven 50 % WML. Zij hebben er echter grote moeite mee dat het verschil tussen mensen die minder dan 50 % WML verdienen en mensen die meer verdienen door de voorstellen van de regering alleen maar groter worden. Deze leden zijn van mening dat mensen die tot 50 % WML verdienen in ieder geval ook moeten profiteren van de hogere arbeidskorting. Deze leden willen daarom graag weten welke invloed de voorgestelde arbeidskorting (in euro's en percentages) de komende vier jaar heeft op de inkomens van werkenden op 50 % WML, 70 % WML en 100 % WML.
2.3. Intensivering combinatiekorting
De leden van de PvdA-fractie zien op zich de waarde van de combinatiekorting, maar vragen zich wel af of de regering nu voor de meest voor de hand liggende intensivering heeft gekozen. Op zich is het goed de minst verdiende partner, meestal de vrouw, extra te stimuleren betaalde arbeid te verrichten. Maar waarom dan niet de gehele combinatiekorting aan de minst verdienende partner uitkeren? Of de combinatiekorting alleen reserveren voor mensen die inderdaad op individueel niveau arbeid en zorg combineren? Zij denken dat hiervan en stimulans uit kan gaan voor beide partners om arbeid en zorg te combineren. Deze leden vragen welke gegevens bekend zijn over de gedragseffecten van dergelijke varianten. Ook willen deze leden graag inzicht in de administratieve lasten die verbonden zijn met de gekozen variant van de intensivering.
Deze leden vragen of de aanvullende combinatiekorting ook geldt voor een alleenstaande ouder met een (bijstands-)uitkering en een kleine deeltijdbaan. Gaat ook daar de regeling pas werken bij een arbeidsinkomen van E 4206? Nu in de WWB de vrijlating verboden is en alle inkomsten verrekend worden hoe kan dan worden vastgesteld of de bijverdienste voldoende is om een combinatiekorting en een aanvullende combinatiekorting te krijgen? Deze leden vragen een uitvoerige toelichting.
2.4. Verhoging ouderenkorting
De leden van de PvdA vragen zich af of de verhoging van de ouderenkorting met E 63 voldoende is om de koopkrachtdaling vanwege de huursubsidiemaatregelen, de kosten van zorg (eigen bijdragen, de verhoging van de ziektekostenpremie en de nominale premie), de huurverhoging sec en de stijging van de gemeentelijke lasten te bekostigen? Wat zijn de koopkrachteffecten in geld van deze maatregelen op de 400.000 huishoudens waarvan sprake is? Hoeveel van deze personen/echtparen voeren een zelfstandige huishouding? Zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Voorts vragen deze leden of voor de 20% AOW-ers met een laag inkomen de categoriale bijzondere bijstand, die in stand blijft, voldoende is om de koopkrachtknelpunten te compenseren? Is de gemeente na het korten van het bijstandbudget met 45% in 2004 genoeg middelen gelaten om voor deze ouderen categoriale bijstand te verstrekken? Om hoeveel ouderen gaat dit dan? Met welk budget en welke vergoeding is rekening gehouden?
Daarnaast hebben deze leden nog de volgende vragen. Bij hoeveel ouderen zijn de verschillende heffingskortingen op dit moment niet effectief, omdat zij te weinig belastingcapaciteit hebben om de heffingskortingen geldend te maken? Overigens zijn de leden van de PvdA-fractie ook benieuwd voor hoeveel mensen in andere groepen zoals Wajongers en andere mensen met lage inkomens dit ook geldt? Welk bedrag aan niet uitbetaalde heffingskortingen is hiermee gemoeid? Welke gevolgen heeft de verhoging van de ouderenkorting op het aantal ouderen dat van deze verhoging geen voordeel heeft en om welke bedrag gaat het dan? Vindt de regering het wenselijk dat heffingskortingen komen te vervallen door een te lage belastingcapaciteit? Zo nee, welke maatregelen neemt de regering hiertegen?
2.5. Verhoging kinderkorting
De leden van de PvdA-fractie vragen of het tijdelijk afzien van het glijdend maken van de kinderkorting zoals in het Hoofdlijnen akkoord was voorzien een financiële oorzaak heeft of dat andere overwegingen hebben gegolden? Zo ja welke?
2.6. Kinderopvang
De leden van de PvdA-fractie voelen een zekere wrevel bij de voorgestelde aanpassing in de afdrachtvermindering voor de kinderopvang. Zij constateren dat de hele maatregel, die het in 2004 voor werkgevers aantrekkelijker moet maken om (een deel van de) kinderopvang te bekostigen, helemaal niet nodig zou zijn geweest als het kabinet niet zo had getreuzeld met de Wet Basisvoorziening Kinderopvang. Kan de regering toelichten wat deze tijdelijke maatregel oplevert indien ze meteen weer zou worden afgeschaft zodra de WBK wordt ingediend? Klopt de conclusie dat de maatregel dan inderdaad wordt ingetrokken, aangezien ze niet past in de systematiek van de WBK? De leden van de PvdA-fractie wijzen op de grote prijsstijgingen die zich de afgelopen tijd voordoen in de kinderopvang. Deze maken het nodig aanvullende maatregelen te treffen voor de vergoeding van de kinderopvang. Welke maatregelen heeft de regering in dezen overwogen die zich niet richten op de werkgever, maar op het kind? In welk stadium bevindt dat overwegen zich inmiddels?
2.7. Belastingtarief eerste en tweede schijf
Nu het belastingtarief in de eerste schijf nog maar 1% bedraagt, zijn nauwelijks meer inkomensmaatregelen aan onderkant van het inkomensgebouw mogelijk via veranderingen van dit tarief. Gaan wij daarom nu verder op de weg van een negatieve inkomstenbelasting, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
2.8. Afschaffing faciliëring VUT- en prepensioenregelingen
De leden van de PvdA hebben begrepen dat als gevolg van het najaarsoverleg dat op 14 oktober plaatsvond, de voorgenomen afschaffing faciliëring VUT- en prepensioen voorlopig in de ijskast wordt gezet. Deze leden juichen dat toe. Zij hadden al eerder voorgesteld dit onderdeel uit het belastingplan 2004 te halen, omwille van een betere inhoudelijke, financiële en technische voorbereiding, temeer daar een en ander pas in 2005 ingaat. Met het feit dat op het najaarsoverleg besloten lijkt te zijn tot uitstel, zijn de voorliggende plannen echter nog niet definitief van de baan.
Deze leden horen graag wat het traject is dat met sociale partners en, naar zij aannemen, ook met de Kamer ingezet zal worden om tot alternatieve en naar zij hopen ook betere plannen te komen. Toch zien deze leden hun vragen over de voorliggende plannen graag beantwoord. Deze geven immers de principiële positie aan waar het kabinet voor gekozen heeft. Deze leden verwachten bovendien dat beantwoording van hun vragen tot meer duidelijkheid kan leiden over mogelijke gevolgen van deze en eventuele alternatieve plannen. Zij willen bovendien graag weten wat er gebeurt als de resultaten van het najaarsoverleg door een van de partijen worden afgewezen, zodat het niet tot een definitief akkoord. Wat gaat de regering dan doen?
De leden van de PvdA-fractie hebben grote twijfels bij het voorliggende voorstel en steunen de ernstige kritiek van de Raad van State. De leden van de PvdA-fractie zijn natuurlijk ook van mening dat de arbeidsparticipatie moet toenemen. Echter, er zijn andere maatregelen mogelijk die een minstens even groot effect op de arbeidsparticipatie hebben maar minder ingrijpend zijn en minder hard zijn voor jonge en oudere werknemers. Deze leden willen de VUT versneld ombouwen naar prepensioen en de prepensioenregeling inbouwen in de levensloopregeling. Vakbonden en werkgevers hebben al lang begrepen dat de arbeidsparticipatie van 55-plussers moet toenemen. Dit jaar zijn op grote schaal pensioenregelingen aangepast om ze ook in de toekomst betaalbaar te houden. In de metaal, zorg en bij de overheid hebben werknemers en gepensioneerden miljarden aan rechten ingeleverd. Zij zullen dus meer jaren moeten werken om hetzelfde pensioenresultaat te boeken. Massaal zijn in de afgelopen jaren VUT-regelingen omgezet in prepensioenregelingen. Als beloning voor dit verantwoorde gedrag van werkgevers en werknemers schaft het kabinet de VUT, prepensioen en flexpensioen af. Is hier geen sprake van een keiharde ingreep in de wet met een extreem korte overgangstermijn die tot veel uitvoeringsproblemen zal leiden, zo vragen deze leden. Wie had het ook al weer over de betrouwbare overheid?
Effecten op arbeidsparticipatie
De Nederlandse regering heeft de Lissabon-doelstelling onderschreven om de arbeidsparticipatie van ouderen tussen de 55 en 65 te verhogen naar 50%. In Nederland is de arbeidsparticipatie sinds 1990 gestegen van 22% naar 35% in 2002. De leden van de PvdA-fractie zouden willen weten hoe door toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen, vermindering van het aantal WAO-ers en ombouw van VUT naar prepensioen deze trend van stijgende arbeidsparticipatie van ouderen zich de komende 20 jaar zou ontwikkelen zonder de voorgestelde maatregelen? Wat is het effect op de arbeidsparticipatie van 55-plussers van de door de sociale partners voorgenomen versoberde pensioenregelingen? Wat is volgens het kabinet de extra toename van de arbeidsparticipatie van de door haar voorgestelde maatregelen? Is er onderzoek gedaan naar de uitwerking van de voorgestelde regelingen op de arbeidsparticipatie waarvan de uitkomst deze overhaaste ingreep in VUT, prepensioen en flexpensioen rechtvaardigt?
Deskundigen verwachten dat door afschaffing van het prepensioen de kans bestaat dat ouderwetse VUT-regelingen, ondanks de fiscale maatregelen, weer ingevoerd worden. De VUT blijft in zekere mate aantrekkelijk omdat de premie aftrekbaar blijft, terwijl dat bij prepensioen niet het geval is. Jonge werknemers blijven dan betalen voor vervroegd uittreden van oudere werknemers en langer doorwerken loont niet. Graag een reactie van de regering hierop. Kan de regering in dit kader laten zien wat het effect op de arbeidsparticipatie is geweest van het ombouwen van VUT naar prepensioen in de afgelopen jaren. Hoeveel werknemers hebben nog een VUT-regeling en hoeveel werknemers hebben al een gecombineerde VUT-prepensioenregeling? Wat is het effect op de arbeidsparticipatie als de ombouw van VUT naar prepensioen versneld zou worden en het prepensioen fiscaal gefaciliteerd blijft?
Wat is het effect op de arbeidsparticipatie van 55-plussers van de maatregelen die dit kabinet neemt om, vanwege de evenwichtige leeftijdsamenstelling van het personeelsbestand bij de overheid, ouderen werknemers voor 1-1-2005 met een aantrekkelijke regeling vervroegd uit te laten treden? Hoe geloofwaardig is deze opstelling tegen het licht van de voorstellen om VUT en prepensioen af te schaffen en pensioenregelingen met uittredeleeftijd van onder de 65e onmogelijk te maken door de pensioenrechtleeftijd te verhogen van 60 naar 65 jaar?
Werknemers in de bouw en zorg en andere zware beroepen die tussen hun 16e en 20e begonnen zijn met werken moeten nu 45 tot 49 jaren werken voordat zij met pensioen kunnen gaan. De PvdA-fractie acht het risico erg groot dat een groot aantal van deze werknemers niet meer voor zichzelf zullen kunnen sparen, omdat zij eerder dan hun 65e zullen uittreden via de WW, WAO en bijstand. Deze werknemers kunnen dan niet meer hun eigen verantwoordelijkheid nemen en worden gedwongen op kosten van de samenleving uit te treden. Hoe past dit in de opvattingen van dit kabinet over eigen verantwoordelijkheid?
Deze verwachting wordt ondersteund door een onderzoek dat het Verbond van Verzekeraars heeft laten uitvoeren. De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie van de regering op deze redenering en het onderzoek van het Verbond van Verzekeraars.
Tevens willen de leden van de PvdA-fractie weten hoe de regering denkt dat de werknemers in zware beroepen 45 tot 49 jaar kunnen werken. Heeft de regering ook overwogen om werknemers die meer dan 40 of 42 jaar werken de gelegenheid te geven wel fiscaal gefaciliteerd vervroegd uit te laten treden? Tevens willen de leden van de PvdA-fractie tegen deze achtergrond weten waarom flexpensioen wordt bestraft met een fiscale boete (actuariële herberekening)? Wat betekent het voor een werknemer met resp. 3/4, 1 en 2 keer modaal als hij of zij op 63-jarige of 60-jarige leeftijd wil stoppen?
Deze leden willen graag ook een reactie van de regering op de mogelijkheid grenzen te stellen aan het bedrag waarover je fiscaal aftrekbaar pensioen mag opbouwen. Nu mag je over ieder inkomen 70% van je laatstverdiende loon opbouwen als pensioen. Dat betekent dat dus ook mensen met een topinkomen in aanmerking komen om, fiscaal ondersteund, te sparen over miljoenen euro's. Zou het niet voor de hand liggen, zo vragen deze leden zich af, die opbouw te beperken tot een bepaald bedrag?
Opbrengsten voor de schatkist
De voorgestelde maatregelen brengen volgens de regering ruim 1.6 miljard op. De leden van de PvdA-fractie vragen dit bedrag te onderbouwen? Tevens vragen deze leden om de berekeningen van het CPB waarop deze 1.6 miljard gebaseerd is?
Tevens willen de leden van de PvdA-fractie weten hoeveel lager de belastingopbrengsten in 2020 zullen zijn door het wegvallen van belastingopbrengsten op prepensioen- en flexpensioenuitkeringen?
In hoeverre heeft de regering bij de berekening van deze opbrengsten rekening gehouden met verdringing naar WAO, WW en bijstand als deze werknemers met zware beroepen niet meer zelf kunnen sparen om vervroegd uit te treden. Zo nee dan wil de PvdA dat dit alsnog in de berekeningen wordt meegenomen.
Heeft de regering bij deze berekening rekening gehouden met de mogelijkheid dat in het arbeidsvoorwaardenoverleg reeds ingezette versoberingen ten aanzien van de aanvullende pensioenen weer ongedaan worden gemaakt en/of collectief de maximale ruimte in de levensloopregeling benut zal worden? Zo nee, kan dit alsnog in de berekeningen worden meegenomen. Als er massaal gebruik gemaakt wordt van de levensloopregeling, wordt de regeling dan buiten werking gesteld als de gereserveerde E 200 miljoen wordt overschreden? Loopt de regering daarbij niet het risico nog meer als onbetrouwbare overheid gezien te worden waardoor het vertrouwen verder afneemt?
Spant het kabinet het paard niet achter de wagen als de geplande versoberingen van de pensioenregelingen bij PGGM, metaal, APB en vele andere fondsen weer ongedaan gemaakt worden ter compensatie van de voorstellen van het kabinet? Zijn per saldo de effecten op de arbeidsparticipatie en de betaalbaarheid van onze oude dag dan niet kleiner dan door extra stimulansen om VUT-regelingen versneld om te bouwen naar prepensioen, het doorvoeren van de pensioenversoberingen en een sociaal klimaat in stand te houden waar werknemers en werkgevers afspraken maken over maatregelen die arbeidsparticipatie vergroten in plaats van dat er afspraken worden gemaakt over reparatie van voorstellen van het kabinet.
Naar deze leden hebben begrepen is er ten behoeve van het najaarsoverleg met sociale partners door het ministerie van SZW een notitie opgesteld met 7 alternatieven ten aanzien van wijzigingen in de VUT-, prepensioen- en reguliere pensioenregelingen. Daarbij zijn de budgettaire consequenties van ieder van deze alternatieven gegeven. De leden van de PvdA-fractie zouden graag inzicht krijgen in deze alternatieven en de bijbehorende budgettaire consequenties.
Inmiddels is gebleken dat de vakbonden het overleg hebben opgeschort met betrekking tot de wijzigingen van de pensioenregeling bij het ABP en de financiering die nodig zijn voor het herstel van de financiële positie van het ABP. Kunt u aangeven hoe hoog een kostendekkende pensioenpremie (in % van het loon) is indien de pensioenregeling niet wordt aangepast? Welke extra loonkosten brengt dit met zich mee? Welk deel hiervan komt ten laste van de rijksbegroting. Hoe hoog zou de kostendekkende pensioenpremie in % bedragen indien de pensioenregeling voor overheidspersoneel aangepast wordt conform het onderhandelingsresultaat van deze zomer? Hoeveel euro bespaart dat aan loonkosten voor rijk en andere overheden?
Inkomenseffecten
De leden van de PvdA-fractie willen graag inzicht in de inkomenseffecten van de voorstellen. Wat zijn de kosten voor een werknemer van 30, 40, 45, 50 en 55 jaar en een inkomen van resp 3/4, 1 en 2 keer modaal en die allemaal al 5 jaar opgebouwd hebben aan prepensioen, bij invoering van onderhavige wetswijziging?
De leden van de PvdA-fractie maken zich ook zorgen over de positie van jongere werknemers. Zij worden wel geacht mee te blijven betalen aan de VUT voor werknemers die reeds uitgetreden zijn, maar mogen zelf niet meer fiscaal gefaciliteerd sparen voor flexpensioen voor de 65e leeftijd. De PvdA hecht veel waarde aan intergenerationele solidariteit ten behoeve van het opvangen van de kosten van de vergrijzing. Die wordt op deze wijze ondergraven met alle risico's van dien.
Pensioenconvenant
De regering had met sociale partners een pensioenconvenant afgesloten. Dit convenant had tot doel de pensioenen te moderniseren en te versoberen. Als tegenprestatie is het huidige fiscale stelsel ingevoerd. Heeft dit convenant de afgesproken doelen gehaald en is het tegen deze achtergrond geoorloofd de nu voorgestelde aanpassing van het fiscale stelsel door te voeren?
Uitvoerbaarheid
De leden van de fractie van de PvdA maken zich grote zorgen over de uitvoerbaarheid van de voorliggende voorstellen. Voor 1 januari 2005 moeten werkgevers en werknemers de arbeidsvoorwaarden en pensioenregelingen aanpassen om de gevolgen van de nieuwe fiscale behandeling van VUT, prepensioen en flexpensioen te vertalen naar nieuwe afspraken. Deze nieuwe afspraken moeten dan door de pensioenuitvoerders voor 1-1-2005 verwerkt zijn. De PvdA-fractie heeft ernstige twijfels bij de haalbaarheid hiervan. De overgangsregeling voor de invoering van het Witteveenkader bedroeg 5 jaar.
Hoeveel regelingen zijn inmiddels aangepast? Hoeveel regelingen zijn nog niet aangepast? De leden van de fractie van de PvdA willen inzicht krijgen in het tijdschema dat volgens de regering realistisch gehanteerd kan worden door werkgevers, werknemers en uitvoerders om de in dit wetsvoorstel voorgestelde aanpassingen voor 1-1-2005 doorgevoerd te krijgen. Pensioen is iets van lange adem. Hoe oordeelt de regering tegen deze achtergrond over het zo snel wederom aanpassen van het fiscale pensioenstelsel? En hoe oordeelt de regering over de bij de uitvoerders breed levende gedachte dat de overheid zich een onbetrouwbare partner toont.
De wijziging in de fiscale kaders brengt een knip in de bestaande regelingen teweeg. Het gedeelte vóór 65 jaar wordt niet meer fiscaal gefaciliteerd, het andere wel. Vooral bij flexibele pensioenregelingen levert dit administratieve problemen op. Daarnaast kennen veel prepensioenregelingen een overgangsregeling voor diegene die te weinig jaren kunnen sparen. Deze regelingen hebben vaak de vorm van VUT. Het zal grote administratieve problemen opleveren als de fiscale regels voor de VUT en prepensioen niet gelijk oplopen. De leden van de PvdA-fractie willen van de regering een reactie op deze problemen. Ook willen de leden van de PvdA-fractie weten hoeveel mensen er, bij voortzetting van bestaande afspraken, per 1-1-2005 met de VUT of prepensioen gaan. En hoeveel mensen gaan naar verwachting bij het ontbreken van fiscale facilitering volgens de regering met de VUT of prepensioen? De PvdA-fractie wil graag de verdeling VUT-prepensioen hierbij weten.
De regering wil de administratieve lasten terugdringen. Heeft de regering onderzocht wat de kosten zijn die verbonden zijn aan het aanpassen van alle pensioenregelingen? De leden van de PvdA-fractie willen inzicht in deze kosten.
Juridische aspecten
Het kabinet creëert een fiscaal juridische grondslag voor de heffing ineens over de VUT-aanspraken. Het ineens belasten betekent in feite dat het nieuwe fiscale regime met terugwerkende kracht wordt ingevoerd. Het kabinet constateert in haar reactie op het advies van de Raad van State dat "deze uitwerking theoretisch niet de meest juiste is" (nader rapport blz 6). Ook de Raad van State wijst dit af. Wat is de reden dat het kabinet toch doorzet op deze weg?
Een werknemer die met de VUT gaat, moet in één keer afrekenen in Box 1. Daarna gaat de aanspraak over naar box 3. Wat als de werknemer onverhoopt voor het einde van de VUT-uitkering overlijdt? Dan heeft de werknemer bij het afrekenen in Box 1 teveel betaald. Worden zijn nabestaande dan alsnog gecompenseerd? Met welke sterftetafels gaat belastingdienst werken bij het in één keer afrekenen in Box 1? Welk rentepercentage wordt gehanteerd?
Kan de regering helder omschrijven wanneer een regeling een VUT-regeling is en wanneer een prepensioenregeling. In de praktijk bestaat hier veel onduidelijkheid over. De leden van de PvdA willen een reactie tegen de achtergrond van de circulaire van de PVK van 160895 en de uitspraak PJ 2002, 124, 30 oktober 2002 arrondissementsrechtbank Den Haag.
In dit kader wil de PvdA-fractie ook weten of de FPU bij het APB een VUT-regeling of een prepensioenregeling is. Dit is van belang gezien het verschillend fiscaal kader vanaf 31-12-2004.
Evenmin is de omkeerregel nog langer van toepassing op het overbruggingspensioen. In artikel 18 LB vervalt in het tweede lid onderdeel a en voorts wordt ook artikel 18e LB geschrapt. Door het vervallen van de omkeerregel vindt heffing onmiddellijk plaats bij het ontstaan van de aanspraak. Net als bij het prepensioen wordt de waarde van de aanspraak verminderd met de niet-aftrekbare eigen bijdrage die voor het overbruggingspensioen is betaald. Aanspraken op overbruggingspensioen maken onderdeel uit van de rendementsgrondslag in box 3. Als overgangsrecht voor het overbruggingspensioen wordt artikel 38f LB opgenomen. De huidige bepalingen blijven van kracht tot 31 december 2004. Na dat tijdstip is verdere opbouw van een overbruggingspensioen niet meer mogelijk. Anders dan bij de overgangsregeling voor prepensioen is met betrekking tot het overbruggingspensioen niet de bepaling opgenomen dat wat aan overbruggingspensioen is opgebouwd voor 1 januari 2005 genoten kan worden conform de regels van het huidige regime. Weliswaar staat onder 2.8.4. in de memorie van toelichting gemeld dat (pre)pensioenrechten die reeds waren opgebouwd op het moment dat de fiscale faciliëring wordt afgeschaft nog ingezet kunnen worden voor het doel waarvoor ze zijn opgebouwd. De vraag is waarom dit niet net als bij het overgangsrecht voor het prepensioen expliciet voor het overbruggingspensioen is bepaald.
In het nieuwe lid 4 toegevoegd van artikel 18a LB wordt geregeld dat opbouw van meer dan 70% onmogelijk is. Langzaam maar zeker is volgens de leden van de PvdA-fractie eindelijk (conform de afspraken in het pensioenconvenant in het kader van opruimen witte vlekken) een trend waarneembaar tot verlaging van de toetredingleeftijd in pensioenregelingen. De periode waarin deelgenomen kan worden aan de regeling strekt zich daarmee over een langere periode uit dan 40 jaar. Werknemers die al vroeg betaalde arbeid zijn gaan verrichten worden geconfronteerd met het feit dat hun opbouw, althans om voor fiscale faciliëring in aanmerking te komen, moet stoppen. Zij krijgen vanaf bijvoorbeeld 58-jarige leeftijd geen opbouw meer. Is dit geen leeftijdsdiscriminatie?
Ook is het binnen een bedrijf niet zo wenselijk dat de ene oudere werknemer (die laat gestart is) wel zijn pensioen kan blijven opbouwen en de andere oude werknemer (die al heel vroeg aan de slag gegaan is) geen verdere opbouw gegund wordt, terwijl hij nu juist op de top van zijn inkomen zit. Met name in een middelloonstelsel lijkt dit grote verschillen te veroorzaken.
Overigens zal het, zeker in een middelloonregeling, administratief een hele klus zijn om bij te houden welke werknemer 70% van het laatstgenoten loon al bereikt heeft.
De leden van de PvdA-fractie vragen hier een reactie op.
De overbruggingslijfrente maakt het mogelijk om een uitkering te genieten voor de 65-jarige leeftijd. Daarom wordt de fiscale faciliëring van die lijfrente afgeschaft. In artikel 3.125 Wet IB 2001 wordt in het eerste lid daartoe onderdeel c geschrapt. Aan de fiscale faciliëring van lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort wordt niet getornd, doch het is niet meer mogelijk het opgebouwde lijfrentekapitaal aan te wenden voor aankoop van een overbruggingslijfrente. Het blijft wel mogelijk een oudedagslijfrente aan te schaffen met een ingangsdatum die gelegen is voor de 65ste verjaardag. De leden van de PvdA-fractie vinden dit niet consistent. Evenmin is het erg consistent bij pensioenen de toezegging (in 2.8.4. van de memorie van toelichting) te doen dat al hetgeen opgebouwd is vóór de afschaffing van de fiscale faciliëring ingezet mag worden voor het doel waarvoor het bedoeld was, terwijl dit in de derde pijler rigoureus onmogelijk wordt gemaakt. Vindt de regering dit juist in het kader van de mogelijkheid van deeltijdpensioen in de nieuwe levensloopregeling niet erg inconsequent?
Afschaffing stamrechtvrijstelling
In de MvT wordt aangegeven dat door de afschaffing van de stamrechtvrijstelling meer situaties worden getroffen dan alleen situaties van vervroegde uittreding. Kan de regering verduidelijken hoe vaak de stamrechtvrijstelling gebruikt wordt vor het vermijden van pensioengaten? Op welke andere situaties wordt hier gedoeld, zo vragen de leden van de PvdA? Wordt met deze plannen niet ook onnodig een streep gehaald door de bestaande praktijk met betrekking tot afvloeiingsregelingen van werknemers? Zeker nu het kabinet heeft aangekondigd dat het van plan is om ontslaguitkeringen te verrekenen met een WW-uitkering? Zullen loongerelateerde suppletie-uitkeringen bij een collectief ontslag straks nog wel te financieren zijn? Heeft het schrappen van de stamrechtvrijstelling ook niet ongewenste gevolgen voor de individuele exitregelingen? Met name daar waar mensen het geld dat zij ontvangen bij een afvloeiingsregeling, willen gebruiken voor het starten van een onderneming? Het is toch niet de bedoeling het starten van een eigen onderneming in dergelijke gevallen te ontmoedigen, temeer daar juist het kleinbedrijf toch als de banenmotor in onze economie wordt gezien.
Commentaren
De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie van de staatssecretaris op de brieven van de Vereniging van
Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting voor ondernemingspensioenfondsen d.d. 10 oktober 2003 en het Verbond van Verzekeraars d.d. 10 oktober 2003, voorzover deze vragen nog niet zijn beantwoord.
3. Beleidsintensivering kenniseconomie
De leden van de PvdA zijn bijzonder verheugd dat dit kabinet de bezuinigingen van het vorige kabinet van E 50 mln heeft teruggedraaid en daarbovenop nog een extra bedrag van E 50 mln heeft uitgetrokken voor WBSO. Zij constateren overigens dat ook met deze maatregelen de beloofde intensiveringen voor de kenniseconomie niet gehaald worden.
4. Maatregelen mobiliteit
De leden van de PvdA-fractie hebben met gemengde gevoelens naar de voorstellen over de autokostenvergoeding gekeken. Het is zonder meer toe te juichen dat is gekomen tot een aanzienlijke vereenvoudiging en dat een vermindering van de administratieve lasten tot stand komt door het schrappen van het onderscheid tussen woon-werkverkeer en zakelijke kilometers. De voorstellen die nu gedaan worden zijn echter niet bevredigend. Het is de PvdA-leden niet duidelijk waarom bij de bijtellingsregeling de veelrijders met een leaseauto er zo sterk op vooruit moeten gaan en de rijders met minder kilometers er soms zeer sterk op achteruit gaan. Is dat de ijzeren consequentie van het schrappen van iedere kilometerregistratie? En hoe valt dit te rijmen met het rechtvaardigheidsgevoel en het beleid ten aanzien van milieu en beheersing van onnodige mobiliteit? Immers de nieuwe regeling zet geen enkele rem meer op het onbeperkt rijden; in tegendeel het véél rijden wordt zelfs bevorderd, want het kost de rijder geen euro extra als hij/zij méér gaat rijden; de bijtelling blijft altijd gelijk aan 20%. Deze leden achten deze situatie niet alleen maatschappelijk ongewenst. Verwacht de regering dat de bedrijven grenzen zullen gaan stellen, mede uit kostenoverweging, door afspraken met de werknemers te maken? Los daarvan bestaan er vanzelfsprekend voor het onderhoud en beheer van het wagenpark kilometerregistraties. Deze leden kunnen zich dan ook voorstellen dat er een fiscale regeling blijft bestaan die is gebaseerd op een staffeling van het aantal gereden kilometers, zodat veelrijders een hoger bijtellingspercentage hebben, dan weinig-rijders. De administratieve winst blijft dan aanwezig omdat het onderscheid woon-werkverkeer en zakelijk verkeer kan vervallen. Deze leden vragen het kabinet of hieraan is gedacht en of voor- en nadelen en berekeningen kunnen worden gegeven?
Ten aanzien van de nieuwe regeling voor onbelaste kilometervergoedingen geldt eveneens dat er vreemde effecten uit voortkomen. Het is, zo blijkt uit de antwoorden van het kabinet naar aanleiding van vragen bij de algemene financiële beschouwingen, voordelig voor mensen met weinig zakelijk verkeer en een grote woonwerk-afstand, terwijl mensen die dichterbij het werk wonen en veel zakelijk moeten rijden of vanwege het ambulante karakter van hun werk alleen maar zakelijke kilometers rijden, er juist sterk op achteruit gaan. Hoe kan het kabinet dit rijmen met gevoelens van rechtvaardigheid en het milieu- en mobiliteitsbeleid? Ook vragen deze leden het kabinet naar de gevolgen voor ambulante werknemers, zoals alphahulpen, thuiszorg, wijkverpleegkundigen en anderen, die niet meer de onbelaste 28 euro cent vergoeding krijgen. Met name zijn deze leden benieuwd om hoeveel mensen en in welke sectoren het gaat? En welke kosten zullen hun werkgevers en opdrachtgevers moeten maken als zij nieuwe afspraken moeten maken om te zorgen dat de nettovergoeding voor de werknemer gelijk blijft en niet 4 tot 6 cent netto afneemt? Zij wijzen in dit verband onder andere op een brief van de Unie van Waterschappen die constateert dat de voorstellen van de regering naar verwachting een kostenopdrijvend effect zullen hebben en tot meer administratieve rompslomp zullen leiden. Heeft het kabinet al met vertegenwoordigers van (sector) werkgevers over de ontstane problematiek gesproken en is het bereid de Kamer hierover te rapporteren? Is het kabinet bereid de werkgevers en andere opdrachtgevers die afhankelijk zijn van de collectieve sector, zoals in zorg en onderwijs, extra budgettaire ruimte te geven om deze kosten te compenseren? Kan het kabinet daarenboven nog eens precies motiveren waarop de redenering dat 17 cent voldoende zou zijn voor het dekken van de variabele kosten? Is hier overleg over gevoerd met organisaties als de ANWB? De leden van de PvdA-fractie lezen de tabellen van deze organisaties zo, dat voor een normale middenklasse auto aanzienlijk hogere bedragen nodig zijn.
5. Maatregelen eigen woning
De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel de hypotheekrenteaftrek niet meer toe te staan over de 'overwaarde' die kan zijn ontstaan door de waardestijging van een eigen woning. Het kabinet beperkt daarmee terecht de mogelijkheid om bij verhuizing naar een nieuwe woning deze woning met een volledig aftrekbare hypotheekschuld te financieren, en daarmee de overwaarde vrij te spelen voor consumptieve aanwending of beleggingen. Kan het kabinet toelichten in welke mate de huidige overwaarde werd benut voor andere doelen - zoals beleggingen - dan de financiering van een nieuwe woning? Is de indruk van deze leden juist dat banken actief beleid hebben gevoerd om cliënten op deze mogelijkheid te wijzen en heeft het daar een oordeel over? Deelt het kabinet de mening van de PvdA-leden dat daarmee banken bewust hebben bijgedragen aan financieringsconstructies die niet passen bij de oorspronkelijke bedoeling van de hypotheekrenteaftrek om een eigen woning te financieren, zoals nog eens expliciet is bevestigd tijdens de behandeling van de belastingherziening in 2001?
Het kabinet kiest bij de aanpak van het oneigenlijk gebruik van de hypotheekrenteaftrek voor een variant die aansluit bij de bijleenregeling voor zittende eigenaren. Deze mogen alleen bijlenen met aftrekbare rente indien daarmee de woning wordt verbeterd of uitgebreid, bijvoorbeeld met een serre. De leden van de PvdA-fractie onderkennen de logica van deze gelijke behandeling. Toch vragen deze leden of ook verdergaande varianten zijn onderzocht en overwogen. Immers in de kabinetsvoorstellen blijft het aantrekkelijk, en wordt het zelfs nog aantrekkelijker, om bij de eerste aankoop van een eigenwoning (of bij aankoop nog in 2003) de woning met een maximale hypotheek te financieren, omdat men de bestaande hypotheekschuld mag meenemen naar de nieuwe woning. Staat dit voorstel, zo vragen deze leden niet haaks op de implementatie van het initiatief wetsvoorstel Hillen waarin de regering het argument hanteert dat er een prikkel tot aflossen moet zijn? Is overwogen om de eigenaar-bewoner te stimuleren de hypotheekschuld geleidelijk af te lossen, lineair of met annuïteiten, zodat de fiscale begunstiging niet langer duurt en niet groter is dan nodig is om het eigen huis te verwerven. De nieuwe regeling blijft naast de bevordering van het woningbezit zelve ook financiële vermogensvorming bevorderen. Daar is niks op tegen, maar waarom, zo vragen deze leden zich af, wordt dat fiscaal begunstigd? Is bijvoorbeeld als mogelijkheid overwogen om het verschil tussen de aankoopprijs van de oude woning - eventueel vermeerderd met de aanwijsbare verbeteringen aan de woning - en de verkoopprijs van deze woning, dus de werkelijk gerealiseerde marktwinst, te beschouwen als bijdrage aan de financiering van de nieuwe woning. Deze winst zou dus niet meer mogen worden aangewend voor fiscaal begunstigde financiering van de nieuwe woning. Het kabinet werpt als bezwaar op, dat daardoor liquiditeitsproblemen kunnen ontstaan. Maar, zo willen deze leden graag weten, geldt dit niet alleen indien men verhuist naar een duurdere woning? Immers bij overstap naar een huis in dezelfde prijsklasse ontstaan die problemen niet.
Deze leden stellen voorts vragen over de sterke stijging van de belastingderving door hypotheekrenteaftrek. Is deze vooral veroorzaakt door de sterke stijging van de huizenprijzen en door het feit dat hogere inkomensgroepen relatief de hoogste aftrek hebben (door de tariefstelling, en omdat zij de duurste woningen betrekken en de grootste leencapaciteit hebben)? Kan het kabinet cijfermatig aangeven in hoeverre de enorme stijging van de belastingderving met betrekking tot de eigen woning - van E 3.44 mld in 1995 tot E 7.59 mld in 2004 - het gevolg is van de prijsstijging en in hoeverre deze wordt veroorzaakt door de hoge leningen van de hogere inkomensgroepen?
Het kabinet pakt met de bijleenregeling een symptoom aan van de huidige hypotheekrente-aftreksystematiek. Deze is niet alleen relatief voordeliger voor hogere inkomens, maar heeft ook een sterk prijsopdrijvend effect. De aftrek is reeds zeer groot, maar door de rentedaling van de laatste jaren nog deels beperkt, maar de leden van de PvdA-fractie zijn geschrokken van het antwoord op hun vraag welke belastingderving het gevolg zal zijn van een rentestijging van 1%. Het kabinet antwoordde bij deze vraag naar aanleiding van de Miljoenennota dat een 1%-rentestijging de overheid al in 2007 met een extra derving van E 1.3 mld te maken krijgt, met een oploop daarna. Bij een zeker niet denkbeeldige rentestijging van enkele procenten neemt deze derving vanzelfsprekend nog grotere vormen aan. Is het kabinet zich hierop aan het voorbereiden? Worden nieuwe bezuinigingen in zorg, onderwijs en dergelijke reeds voorbereid, of wordt het probleem bij de wortel aangepakt en wordt de hypotheekrenteaftrek zelf duurzamer gemaakt? Wat is de reactie van de staatssecretaris op de kritiek van het Platform Woningmarkt in het Financiële Dagblad van 23 september jl. Kan de staatssecretaris aangeven welke invloed de voorgestelde maatregel heeft op de doorstroming op de woningmarkt? Wat is de reactie van de staatssecretaris op de plannen van het Platform Woningmarkt met betrekking tot het matigen van de wildgroei van hypotheken?
6. Maatregelen pensioenfondsen en woningcorporaties
6.1. Belasten commerciële activiteiten pensioenfondsen
De leden van de PvdA hebben bedenkingen bij de manier waarop de regering het voorstel om commerciële activiteiten van pensioenfondsen Vpb-plichtig te maken. De leden van de PvdA vinden het vanzelfsprekend dat pensioenfondsen vennootschapsbelasting moeten betalen over hun commerciële activiteiten. Voor zover de leden van de PvdA weten vinden de commerciële activiteiten van pensioenfondsen reeds plaats in aparte dochterondernemingen die reeds Vpb-plichtig zijn. De kerntaken van pensioenfondsen blijven vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Tegen die achtergrond zijn de leden van de PvdA benieuwd waar de regering de verwachte extra belastingopbrengst van E 104 miljoen op baseert. In een Nota van Wijziging zal pas duidelijk worden welke taken de regering Vpb-plichtig wil maken. De regering komt pas met deze Nota van Wijziging als het advies van de Commissie conglomeraatvorming Pensioenfondsen gereed is of komt met eigen voorstellen als deze commissie niet snel genoeg gereed is. In overeenstemming met het advies van de Raad van State willen de leden van de PvdA-fractie hier niet op wachten. Voor een zorgvuldige behandeling van het wetsvoorstel willen de leden van de PvdA van de regering weten welke activiteiten de regering overweegt Vpb-plichtig te maken.
De leden van de PvdA-fractie willen opmerken grote waarde te hechten aan de beleggingsvrijheid van pensioenfondsen. De pensioenfondsen hebben immers de taak om voor de huidige en toekomstige gepensioneerden het maximale resultaat te behalen. Het gaat om de koopkracht van gepensioneerden. Het is tegen die achtergrond ongewenst dat bepaalde beleggingsactiviteiten Vpb-plichtig worden. Beleggen is de kernactiviteit van pensioenfondsen en moet dus vrijgesteld blijven van vennootschapsbelasting. Bovendien is het in strijd met de Europese fiscale mededeling omtrent pensioenen. Deelt de regering deze zienswijze?
Klopt het - zo vragen de leden van de PvdA-fractie - dat pensioenfondsen bij het vervallen van de vrijstelling voor het betalen van vennootschapsbelasting over (een deel van) hun beleggingsactiviteiten, ook niet meer in aanmerking zullen komen voor de vrijstelling voor het betalen van dividendbelasting over hun Amerikaanse beleggingen op grond van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de Verenigde Staten en Nederland? Hoeveel kost dit de gezamenlijke pensioenfondsen? Wat zouden de consequenties hiervan zijn voor de pensioenpremies bij PGGM en ABP, daar deze kosten te laste van de fondsreserves gaan?
6.2. Belasten commerciële activiteiten woningcorporaties
Ook bij dit voorstel heeft de PvdA-fractie bedenkingen bij de manier waarop de regering de belastingheffng bij woningcorporaties vormgeeft. De regering kiest de route van aanpassing van de vennootschapsbelasting. Dit gaat gepaard met Brusselse notificatie. De bestaande vrijstelling van de sociale huuractiviteiten van de corporaties kan hierdoor in gevaar komen als bij de toets door de EU het gezien wordt als nieuwe steunmaatregel. Uit eerdere arresten (bv Altmark-arrest) blijkt dat belastingvrijstelling van de kernactiviteiten van corporaties niet automatisch voldoet aan de in het Altmark-arrest gestelde voorwaarden aan overheidssubsidies om buiten het EU-steunregime te vallen. De leden van PvdA-fractie willen dit risico niet nemen en vragen de regering waarom er niet gekozen is voor de veilige weg door aanpassing van het BBSH. Door in het BBSH helder aan te geven wat kernactiviteiten zijn en wat niet worden corporaties verplicht de commerciële activiteiten in aparte ondernemingen onder te brengen die dan Vpb-plichtig zijn.
7. Overige maatregelen
7.2. Afschaffing scholingsaftrek en afdrachtvermindering scholing
De leden van de PvdA-fractie zijn hoogst ongelukkig met de voorstellen om de scholingsaftrek en de afdrachtvermindering scholing af te schaffen. Zij menen dat een belangrijk deel van het leren op en vanuit de werkvloer plaatsvindt en vinden dat juist in een tijd waarin de werkloosheid weer oploopt uiterste zorgvuldigheid moet worden betracht bij maatregelen die de kansen van mensen op de arbeidsmarkt kunnen verminderen. Zij constateren dat de regering erg luchtig reageert op deze problematiek. Welke onderzoeksgegevens ondersteunen de bewering dat veel bedrijven de financiële stimulans voor noodzakelijke scholing achteraf ervaren als "mooi meegenomen", maar dat deze geen rol speelt in de afweging? Welke aanwijzingen heeft de regering dat gegevens uit een tijd van hoogconjunctuur van dezelfde waarde zijn in deze tijd van economische neergang? Spreekt het bij scholing die bedrijven zelf nodig achten, niet voor zich dat de stimulans niet altijd een doorslaggevende speelt? Wat betekent de afschaffing van de scholingsaftrek en de afdrachtsvermindering scholing voor scholing die voor het bedrijf interessant is, maar van wezenlijk belang voor de arbeidsmarktkansen van de werknemer? Welke bedragen zijn de afgelopen jaren geïnvesteerd via deze regelingen in non-profit instellingen? Deze leden herinneren eraan dat drie jaar geleden er nog een breed draagvlak was om de regelingen uit te breiden, met name om werken in de zorg en onderwijs voor degenen met een arbeidsonderbreking, zoals herintreders, aantrekkelijker te maken. Kan de regering in VBTB-termen schetsen op welk peil de scholing door bedrijven en non-profitinstellingen de komende jaren moet blijven, wil de schade van de afschaffing van de scholingsaftrek en de afdrachtvermindering binnen redelijke proporties zijn gebleven?
7.3. Heffings- en invorderingsrente
Veel gepensioneerden worden geconfronteerd met het feit dat zij op basis van hun aangifte belasting bij moeten betalen. Dit wordt veroorzaakt doordat zij van de SVB hun AOW ontvangen en aanvullend pensioen ontvangen van het pensioenfonds, waardoor er te weinig belasting wordt ingehouden. Deze groep zal dus getroffen worden door de verhoging van de heffings- en invorderingsrente. Kan de staatsecretaris aangeven wat dit vor de koopkracht van deze ouderen betekent? Welke andere groepen zullen een nadeel van deze verhoging ondervinden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
7.4. Verlaagde BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten
De leden van de PvdA waarderen het dat de regering en naar streeft de huidige mogelijkheden het verlaagde BTW-tarief te behouden te continueren. Zij constateren dat er ook in de samenleving een breed draagvlak is voor deze regeling. Deze leden willen graag nog eens uiteengezet hebben wanneer nu precies een besluit te verwachten valt over het richtlijnvoorstel, en hoe beleid wordt aangepast na bekend wording van het besluit. De leden willen ook graag weten of de regering meer duidelijkheid kan verschaffen wanneer de situatie nog lang onduidelijk blijft; hoe wil de regering dan de toepassing van het verlaagde tarief beëindigen?
Deze leden willen graag een overzicht van het budgettaire beslag per arbeidsintensieve dienst. Ook willen deze leden graag weten welke ideeën bij de regering bestaan over de besteding van het eventueel vrij te vallen bedrag van de arbeidsintensieve diensten die wellicht wederom onder het algemene tarief geplaatst zullen worden? Wil de regering de vrijvallende middelen dan op andere wijze inzetten om werkgelegenheid in deze sectoren te stimuleren?
7.5. Verhoging tabaksaccijns
De leden van de PvdA constateren dat de prijs van een pakje sigaretten van 25 stuks met 46 cent omhoog gaat. Graag willen zij weten wat de gemiddelde prijs van een dergelijk pakje in de EG bedraagt, en hoe de Nederlandse prijs zich daartoe verhoudt. Ook willen zij graag een overzicht van prijzen van sigaretten en shag per land.
7.6. Vervallen bijzonder tarieven duurzame elektriciteit en duurzaam gas
De leden van de PvdA fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de voornemens om de bijzondere tarieven voor duurzame elektriciteit en duurzaam gas volledig te laten vervallen. De PvdA kan zich vinden in het streven om de weglek van belastinggeld naar het buitenland verder te beperken, maar maakt zich grote zorgen over de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor duurzame energie in Nederland. Het overhevelen van het bijzondere tarief maar de MEP vrijstelling garandeert, anders dan door de regering wordt gesuggereerd, géén gelijk stimuleringsniveau. Een studie van het ECN (ECN-C-03-50) wijst uit dat het rendement op geïnvesteerd vermogen bij bijvoorbeeld windmolens door deze maatregel zakt van 18% naar 11%. Daarmee zakt het rendement tot onder de 15% die onder andere door Brussel, maar ook het Ministerie zelf als uit uitgangspunt wordt genomen.
Extra zorgelijk is het dat deze maatregel gepaard gaat met een forse bezuinigingsoperatie. Hierdoor vermindert niet alleen de stimulering per geproduceerde eenheid energie, maar ook het totaalbudget voor de MEP-regeling. Overschrijding hiervan dreigt al in 2005 plaats te vinden. Hierdoor komt de duurzame energiedoelstelling in gevaar.
De maatregel is ook niet voorgesteld door de motie van de leden Crone, Hofstra en Giskes zoals de memorie van toelichting stelt. Deze motie vroeg slechts om een notitie waarin de gevolgen van afschaffing van het bijzondere tarief wordt onderzocht. Juist uit de te verwachten gevolgen had de regering volgens de PvdA fractie moeten concluderen dat de volledige afschaffing niet wenselijk is. In plaats daarvan zou gekozen moeten worden voor het handhaven van een vrijstellingsniveau van 1 Ect/kWh.
Deze leden stellen in dit verband graag ook nog een vraag over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de Accijns (implementatie richtlijn Energiebelasting, 29207). Klopt het, zo vragen deze leden zich af dat de vrijstelling van accijns op brandstoffen voor energieopwekking zich beperkt tot minerale oliën? Behoort deze vrijstelling zich conform de richtlijn niet uit te strekken tot alle energieproducten, dus ook tot de plantaardige oliën? Zo neen, waarom wordt wel voor minerale en niet voor plantaardige oliën vrijstelling verleend?
7.7. Verplichtstelling elektronische aangifte voor ondernemers
De leden van de PvdA staan positief tegenover de verplichting (maar met een ontsnappingsmogelijkheid voor wie de verplichting 'onredelijk bezwarend' is) van het elektronisch aangifte doen door ondernemers. Zeker gezien het feit dat door de Belastingdienst een standaardstructuur wordt vastgesteld voor het aanleveren van winstgegevens welke gratis ter beschikking worden gesteld. Zij juichen het toe dat met het doen van elektronisch aangifte een verlichting van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven wordt bereikt en een aanzienlijke besparing voor de belastingdienst optreedt. Deze leden willen graag weten of de regering zicht heeft op de redenen waarom ondernemers die nog papieren aangifte doen dit doen? Op welke wijze wil de regering deze groep ondersteunen bij de overgang naar elektronische aangifte? Ziet de regering een groep ondernemers voor wie elektronische aangifte ook op termijn 'onredelijk bezwarend' zal zijn? Kan men deze groep omschrijven?
Tenslotte
De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie van de staatssecretaris op de brieven van het NOB d.d. 9 oktober 2003 en het VNO-NCW d.d. 10 oktober 2003, voorzover deze vragen nog niet zijn beantwoord.
---- --
Partij van de Arbeid