Ministerie van Defensie


---


---

Toespraak Symposium ´Bouwen aan Veiligheid´ NIID

16-10-2003

Toespraak van de staatssecretaris van Defensie, de heer C. van der Knaap, ter gelegenheid van het symposium Bouwen aan Veiligheid van de Stichting Nederlandse Industriële Inschakeling Defensieopdrachten (NIID) op 16 oktober 2003.

Dames en Heren,

Toen ik eerder dit jaar werd uitgenodigd voor dit symposium, dacht ik terug aan de bijeenkomst van vorig jaar. Ik was toen namelijk net demissionair geworden, na de val van het eerste kabinet Balkenende. In mijn voordracht vorig jaar riep ik uw hulp in om de volgende keer als missionair bewindspersoon te kunnen spreken. Gezien mijn aanwezigheid vandaag hebben uw inspanningen succes gehad, waarvoor nog mijn hartelijke dank.

Het thema van deze editie van het NIID-symposium Bouwen aan Veiligheid heeft mijn grote belangstelling. Zoals u weet is veiligheid een prioriteit voor dit kabinet. Het kabinet zet zich in voor een veiliger samenleving, zowel in Nederland als elders in de wereld. Dit symposium vat ik dan ook graag op als steun in de rug voor het kabinetsbeleid.

Dames en heren,

De krijgsmacht is één van de instrumenten die de overheid heeft om bij te dragen aan uw veiligheid. Ik spreek vandaag dan ook als producent, of, in uw woorden, als bouwmeester van het product veiligheid. Ik wil vandaag nader ingaan op de ontwikkelingen die onze veiligheid bedreigen, en de gevolgen daarvan voor de krijgsmacht. Daarnaast wil ik graag de beslissingen die onlangs over Defensie zijn genomen, en die zijn neergelegd in twee brieven die Defensie op Prinsjesdag naar de Kamer heeft gestuurd, nog eens kort toelichten. Uiteraard zal ik specifiek aandacht besteden aan de materieelaspecten. Daarover straks meer.
Ik ga nu eerst in op het thema van vandaag, namelijk bouwen aan veiligheid. Veiligheid is een breed begrip. De meeste burgers denken bij veiligheid vooral aan de bestrijding van de misdaad in de eigen woonomgeving. Logisch, want daarmee worden we allemaal het meest direct mee geconfronteerd.
We kunnen de binnenlandse veiligheid echter niet langer los zien van de buitenlandse veiligheid. We zien juist dat ze steeds meer verweven raken. Afstanden die voorheen een natuurlijke bescherming vormden tegen ongewenste invloeden, bieden die bescherming niet langer. We realiseren ons steeds meer dat onze relatief open samenlevingen kwetsbaar zijn van invloeden van buitenaf. Het Westen wordt de laatste jaren dan ook geconfronteerd met de nieuwe dreiging van terreur, mogelijk met de inzet van massavernietigingswapens, en andere asymmetrische dreigingen.

De toenemende verwevenheid van interne en externe veiligheid raakt ook Defensie. We moeten inspelen op de veranderende veiligheidssituatie, waarbij afstanden en landsgrenzen ik zei het zonet ook al - er steeds minder toe doen. Defensie kan zich niet langer alleen richten op de dreigingen van reguliere legers, maar moet ook inspelen op deze relatief nieuwe vormen van geweld. En dat betekent dat de krijgsmacht zich telkens weer moet aanpassen aan nieuwe situaties. In meerdere opzichten.

Vandaar dat ik mijn bijdrage van vandaag de titel heb gegeven Van Confectie tot Maatwerk. Want zo kan je de transformatie van de krijgsmacht sinds het begin van de jaren negentig wel typeren. Van een organisatie die vooral gericht was op een grootschalig conflict, verandert Defensie in een organisatie die flexibel, onder zeer uiteenlopende omstandigheden en met chirurgische precisie overal ter wereld in verschillende scenarios moet kunnen opereren. Eenheden wachten niet langer op de grote klap, maar worden bij herhaling ingezet in steeds weer andere omstandigheden.
Deze nieuwe uitdagingen vragen om een krijgsmacht die klaar is voor uiteenlopende opdrachten. Deze overweging is nadrukkelijk betrokken bij de onlangs aangekondigde maatregelen van Defensie. Hoewel de reorganisatie bij Defensie voor een groot deel is ingegeven door financiële overwegingen, berusten de maatregelen wel degelijk ook op een gedegen analyse van de internationale veiligheidssituatie en van de gewenste internationale rol van ons land. Dit komt onder meer op drie manieren tot uiting:

In de eerste plaats door kwaliteit boven kwantiteit te stellen. En dan niet alleen vanuit een puur Nederlandse invalshoek geredeneerd, maar juist vanuit de internationale context waarin de Nederlandse krijgsmacht opereert. De Navo heeft vastgesteld dat we overschotten hebben in een groot aantal wapencategorieën. De krijgsmacht wordt verkleind en het aantal hoofdwapensystemen - fregatten, tanks jachtvliegtuigen wordt verminderd. Investeringen in hoofdwapensystemen verschuiven bovendien meer naar capaciteiten die de effectieve inzet van middelen vergroten. Enkele voorbeelden daarvan zijn de gevechtswaardeverbetering van de Apache, de verwerving van een DC-10 transporttoestel, de verwerving van extra NBC-beschermingsmiddelen, de invoering van betere commandovoeringsystemen; ik kan zo nog wel even doorgaan. Investeren in internationale tekorten en snijden in overschotten is hierbij een belangrijk criterium. Het spreekt overigens voor zich dat dit criterium voor de Nederlandse krijgsmacht geen wetmatigheid is. Per capaciteit wordt een zorgvuldige afweging gemaakt. Zo heeft de Navo een overschot aan onderzeeboten vastgesteld. Maar mede omdat de Nederlandse onderzeeboten in kwalitatief opzicht tot de beste ter wereld behoren, worden zij gehandhaafd.

In de tweede plaats geeft Defensie meer aandacht aan capaciteiten die de inzet van de hoofdwapensystemen mogelijk maken. De effectiviteit van de krijgsmacht wordt immers niet alleen bepaald door de al genoemde hoofdwapensystemen als fregatten, tanks en vliegtuigen. Het belang van andere capaciteiten, zoals betrouwbare inlichtingen, hoogwaardige commandovoering en logistieke ondersteuning, neemt steeds meer toe. Ik noem dit een keten van essentiële capaciteiten. Gezamenlijk bepalen ze de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Denk maar aan het gezegde dat de keten net zo sterk is als de zwakste schakel.

In de derde plaats ontstaat er meer ruimte voor investeringen. Daarvoor zijn in het nieuwe evenwicht van Defensie de uitgaven voor personele en materiële exploitatie structureel verlaagd. Dit was nodig omdat naast de opgelegde bezuinigingen de defensiebegroting al enige jaren onder druk stond. De exploitatiekosten vielen steeds hoger uit dan was begroot. Aanvankelijk kon dit door de tegenvallende wervings-resultaten nog uit de personele exploitatie worden opgevangen. Maar toen de werving weer aantrok, moesten de exploitatietekorten worden aangevuld met geld dat eigenlijk voor investeringen was bedoeld.
Om hierin verbetering aan te brengen, waren we helaas gedwongen fors te snijden in de organisatie om het evenwicht tussen investeringen en exploitatie te herstellen. Daardoor kan het investeringenspercentage de komende jaren worden verhoogd tot gemiddeld tenminste twintig procent.
Dit percentage is voldoende om de voorwaarden te scheppen voor een kwalitatieve hoogwaardige krijgsmacht, die zij-aan-zij kan samenwerken met landen, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Alleen op die manier kan Nederland een geloofwaardige bijdrage blijven leveren aan internationale vrede en veiligheid. Ik beschouw de verhoging van het investeringspercentage als goed nieuws voor de nationale industrie. De industrie is immers gebaat bij een krijgsmacht die zichzelf voortdurend vernieuwt door in nieuwe capaciteiten te investeren.

In dit kader sta ik vandaag stil bij een belangrijke verandering in het militair-operationele optreden, namelijk Network Centric Operations. Ik acht deze verandering van groot belang voor de samenwerking tussen het bedrijfsleven en Defensie. Het betreft een ontwikkeling waar Defensie steeds meer zijn aandacht op zal gaan richten.
Network Centric Operations houdt in dat alle militaire capaciteiten in één netwerk aan elkaar worden gekoppeld. De snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van wapen-, sensor- en commandovoeringssystemen maken dit mogelijk. Een vereiste is overigens wel dat de verschillende systemen interoperabel zijn, wat toch gemakkelijker gezegd is dan gedaan.
Maar als het netwerk eenmaal functioneert, nemen de effectiviteit en de efficiëntie van het militaire optreden sterk toe. Met recht kan dan worden gesproken van een Force Multiplier. Het recente optreden van de Amerikaanse strijdkrachten in Afghanistan en in Irak toont aan wat voor een sprong is gemaakt op het gebied van Network Centric Operations.
Een grote leverancier van software-producten introduceerde ooit het beginsel van plug and play. Als variant hierop hanteert de krijgsmacht ook wel de kreet plug and fight. Als je niet kunt inpluggen, doe je niet meer mee. Deze moderne wet, die zowel nationaal als internationaal opgeld doet, draagt er ook toe bij dat Defensie steeds meer prioriteit geeft aan investeringen in netwerkcapaciteiten. Daarbij moeten we loskomen van de traditionele driedeling van de krijgsmacht in zee-, land- en luchtstrijdkrachten. We willen naar een krijgsmacht waarin het onderscheid tussen krijgsmachtdelen verder vervaagt en de gezamenlijkheid voorop staat. Dit heeft ook gevolgen voor het materieel van Defensie. Defensie investeert in een relatief kleine, maar kwalitatieve hoogwaardige en expeditionaire krijgsmacht.

Ik zie in dit verband ook nadrukkelijk kansen voor onze nationale industrie. Voor een belangrijk deel leiden deze ontwikkelingen namelijk tot kennisintensieve capaciteiten. Nederlandse bedrijven behoren op dit gebied tot de internationale top en kenmerken zich door hun vermogen in te spelen op snel veranderende omstandigheden. Defensie moet dus sámen met de industrie en de kennisinstituten op zoek gaan naar de beste oplossingen voor de krijgsmacht. Door mijn werkbezoeken aan de Nederlandse industrie weet ik inmiddels waartoe u in staat bent. Daarbij kunt u mij aanspreken op het materieelbeleid van Defensie. We kunnen enkele voorwaarden scheppen, maar uiteindelijk moet u, het Nederlandse bedrijfsleven, het zelf doen.

Europees materieelagentschap Ik wil nu iets zeggen over een zeer actueel onderwerp, namelijk de oprichting van een Europees Agentschap voor capaciteit-versterking en materieelsamenwerking. De ontwikkelingen op dit terrein gaan zeer snel. De Europese Raad heeft eerder dit jaar besloten dat het Agentschap reeds in de loop van 2004 operationeel moet zijn. Het is goed mogelijk dat dit zal gebeuren tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2004.
Het Europese Agentschap zal zich enerzijds richten op de versterking van de Europese militaire capaciteiten, en anderzijds op de bevordering van Europese materieelsamenwerking. Prima doelstellingen die navolging verdienen. We moeten echter realistisch blijven en niet verwachten dat het Agentschap op korte termijn wonderen zal verrichten.
Nederland hecht aan het vrijwillige karakter van het Agentschap, dat de lidstaten niets kan opleggen. Nationale, multinationale of andere benaderingen blijven dus mogelijk. Verder zal de keuzevrijheid van de lidstaten bij de aankoop van defensiematerieel niet worden beperkt. Overigens moet vrijwilligheid niet met vrijblijvendheid worden verward. Nederland wil zeker niet vrijblijvend aan dit Agentschap deelnemen.
In de eerste fase zal het Agentschap fungeren als de kern van een netwerk, en bij de uitvoering van taken een beroep doen op bestaande materieelorganisaties zoals de Weag en Occar. Op termijn is echter niet uitgesloten dat deze materieelorganisaties worden ondergebracht in het Agentschap. Ik pleit daarbij voor een stapsgewijze aanpak, waarbij steeds wordt gekeken naar de wijze waarop de Nederlandse belangen het best worden gediend. Ik nodig de Nederlandse industrie en de NIID uit om mee te denken over de meest wenselijke uitkomst.

Bilaterale samenwerking en Noorwegen Europese materieelsamenwerking is belangrijk, maar er zijn ook andere vormen van samenwerking mogelijk. De praktijk heeft al bewezen dat met bilaterale samenwerking snel concrete resultaten kunnen worden geboekt. Een goed voorbeeld hiervan is de Frans-Nederlandse ontwikkeling van een onbemand vliegtuig. Een ander voorbeeld is de samenwerking met Noorwegen. Nederland en Noorwegen hebben afgesproken om een zogenaamde package deal uit te werken waarbij sprake is van vérgaande mogelijkheden voor de uitwisseling van materieel. Het streven is om dit zoveel mogelijk met gesloten beurs te doen. De Noorse minister van Defensie - mevrouw Krohn Devold is vandaag in Den-Haag om hierover te praten. Naar aanleiding van dit Nederlands-Noorse voornemen hebben mij bezorgde signalen vanuit de industrie bereikt. Want wat betekent het voor hun industriële opdrachten als Defensie het benodigde materieel ruilt in plaats van op de markt verwerft en hoe zit het met compensatieopdrachten? Mijn antwoord daarop is eenvoudig, namelijk dat deze ruil geen afbreuk doet aan het gemiddelde investeringspercentage. Juist doordat Defensie materieel ruilt, maakt het ministerie middelen beschikbaar om capaciteiten te verwerven waarvoor anders geen geld zou zijn. Defensie wint dus alleen maar en de industrie verliest niet. De voorgenomen Noors-Nederlandse package deal is wat mij betreft dan ook een voorbeeld van de manier waarop we in Europa door creatieve oplossingen de efficiëntie van de gezamenlijke defensie-inspanningen kunnen vergroten. Of anders gezegd: a bigger bang for the euro. Volgens planning moet deze Noors-Nederlandse deal medio volgend jaar rondkomen. Als de Kamer met deze Package-deal akkoord gaat, dan kunnen met andere landen soortgelijke afspraken worden gemaakt.

Buy American Act Een andere actuele ontwikkeling, maar dan één die wat mij betreft een enorme stap achteruit zou zijn, is de Buy American Act die in het Amerikaanse Congres aan de orde is. Helaas is dit voorstel nog steeds niet van de baan.
De Verenigde Staten presenteren zichzelf graag als één van de grootste pleitbezorgers van de vrije wereldhandel. Maar de Buy American Act, de naam zegt het al, is daar zeker geen voorbeeld van. Met de huidige regelgeving is het soms al niet makkelijk om met de Verenigde Staten zaken te doen, maar met dit voorstel zou dit nog verder worden bemoeilijkt.
In de afgelopen periode, onder andere tijdens mijn recente bezoek aan de Verenigde Staten, heb ik de Amerikaanse regering herhaalde malen duidelijk gemaakt dat deze maatregel schadelijk zou zijn voor de Nederlands-Amerikaanse handelsbetrekkingen. Zo zou de System Development and Demonstration-fase van het JSF-programma door de Buy American Act ernstig worden bemoeilijkt, of zelfs onmogelijk worden gemaakt. Andere regeringen hebben gelijkluidende boodschappen gestuurd.
De Amerikaanse regering heeft al verklaard tegen een dergelijk voorstel van het Congres te zijn, omdat het duidelijk niet in het belang is van de Verenigde Staten én zijn handelspartners. Daar ben ik blij om, want als dit voorstel de eindstreep zou halen, dan voorzie ik alleen negatieve gevolgen voor de transatlantische handelsbetrekkingen.

Dames en heren, ik sluit af.

Dit jaar is het thema van het NIID-symposium Bouwen aan veiligheid. Ik ben begonnen met een korte uiteenzetting van de overwegingen achter de maatregelen die Defensie de komende jaren uitvoert. Doel daarvan is de krijgsmacht naar een nieuw evenwicht te leiden, zodat zij betaalbaar blijft en de ruimte voor investeringen in nieuw materieel gegarandeerd is.
In dit verband refereerde ik aan veranderingen in het militair-operationele optreden, zoals Netwerk Centric Operations. Deze en andere ontwikkelingen zullen de komende jaren een belangrijke rol spelen bij de verwerving van de capaciteiten door de krijgsmacht. Hier liggen ik zeg het nog maar eens kansen voor de Nederlandse industrie, die op innovatief gebied een naam heeft hoog te houden. Verder sprak ik over het Europese materieelagentschap dat wellicht in 2004 operationeel wordt onder het Nederlandse voorzitterschap. Het denken hierover is nog in volle gang, dus u kunt uw ideeën hierover nog volop spuien.

Ik wens u een interessante voortzetting van de dag toe. Dank u wel.