Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Herstructurering Gasgebouw

Nummer: 376

Datum: 15-10-2003

Minister Brinkhorst van Economische Zaken heeft mede namens minister Zalm van Financiën een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over de stand van zaken bij de besprekingen over het Gasgebouw van de Nederlandse staat met Shell en ExxonMobil. De tekst van deze brief volgt hierna.

Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Financiën, over de stand van zaken bij de besprekingen over het Gasgebouw met Shell en ExxonMobil. In mijn brief van 11 juni jl. (Kamerstukken II, 2002-2003, 28109, nr. 4) heb ik u laten weten dat was gebleken dat implementatie van de nieuwe structuur zoals die op hoofdlijnen was geschetst in de brief van 8 april 2002 (Kamerstukken II, 2001-2002, 28109, nr. 2), niet in één allesomvattende stap haalbaar was. Daarom hebben partijen zich verder gericht op het uitwerken van de herstructurering van het Gasgebouw in twee achtereenvolgende stappen in de verwachting dat dat een adequaat antwoord zou zijn op de complexiteit van een volledige herstructurering in één keer.

De eerste stap zou leiden tot juridische splitsing van Gasunie, ook met het oog op de verzelfstandiging van het transmissiesysteembeheer. Deze verzelfstandiging is immers het meest urgent gezien de eisen van de liberalisering van de Europese gasmarkt. Partijen hadden besloten per 1 januari aanstaande de juridische verzelfstandiging van GTS, het transportbedrijf van Gasunie, te realiseren. Partijen zouden er tevens naar streven dat de Staat gelijktijdig met deze juridische verzelfstandiging van het transportbedrijf, enig aandeelhouder hiervan zou worden.

Bij de tweede stap zou het gaan om de herstructurering van de handelsactiviteiten en van de relatie hiervan met de productieactiviteiten; met name zou het gaan om de splitsing van het handelsbedrijf (Trade & Supply) in een handelsbedrijf van Shell en een handelsbedrijf van ExxonMobil en om de relaties tussen elk van die twee handelsbedrijven enerzijds en de Maatschap Groningen (van EBN en NAM) anderzijds.

De Maatschap en de daarin samenwerkende partijen zouden verantwoordelijk zijn voor de productie en de exploitatie van het Groningenveld, alsmede voor de voortzetting van het kleine velden beleid, zoals in de brief van 11 juni jl. nader werd toegelicht.

Partijen zijn in de intensieve en constructieve besprekingen ver gekomen. Maar uiteindelijk bleek de in de eerste stap voorziene overdracht aan de Staat van het 25% belang van Shell respectievelijk van het 25% belang van ExxonMobil in GTS, op dit moment niet haalbaar. Het gebrek aan zekerheid over de ontwikkeling van prijzen en voorwaarden in Europa en Nederland op de thans nog volop in transitiefase verkerende energiemarkten, en de effecten hiervan op de financiële neutraliteit, zijn op dit moment onoverkomelijk gebleken.

Dit betekent dat de besprekingen over overname van het belang van Shell en ExxonMobil in het transportnet niet op korte termijn kunnen worden voortgezet, en evenmin de besprekingen over de volledige herstructurering van de handelsactiviteiten en van de relatie hiervan met de productieactiviteiten. Partijen zullen gesprekken over herstructurering van het Gasgebouw op een later tijdstip kunnen hervatten. De geschetste herstructurering blijft immers wel het beleidsstreven om redenen uiteengezet in de brief van 19 november 2001 (Kamerstukken II, 2001-2002, 28109, nr. 1). Een dergelijke volledige herstructurering van het Gasgebouw zal dan evenzeer wijziging behoeven van de bestaande privaatrechtelijke overeenkomsten. Later zal bezien worden hoe en wanneer dergelijke gesprekken hervat kunnen worden.

Alles overziende moet de conclusie zijn dat het op dit moment niet mogelijk was al te komen tot andere verhoudingen in het Gasgebouw en in de betreffende publiek-private samenwerking. Dat betekent dat deze samenwerking vooralsnog gehandhaafd zal blijven. De publieke belangen die thans met het Gasgebouw zijn gediend en die ook in de toekomst en onder mogelijk andere omstandigheden goed gewaarborgd moeten blijven, betreffen naast een betrouwbare energievoorziening, het optimale beheer van de nationale bodemschatten, voortzetting van het kleine velden beleid en behoud van het aandeel van de overheid in de opbrengsten van die bodemschatten.

Het feit dat partijen nu geen overeenstemming hebben bereikt, betekent ook dat de juridische verzelfstandiging van GTS per 1 januari geen doorgang vindt. Dat laat onverlet dat het realiseren van een onafhankelijk transmissiesysteembeheer zal doorgaan ingevolge de eisen van de Tweede Europese Gasrichtlijn die per 1 juli 2004 in nationale wetgeving geïmplementeerd moeten zijn. De richtlijn stelt de eis van voldoende onafhankelijkheid voor het beheer van het transportnet en stelt eisen aan de toerusting van dat beheer mede om een goede werking van de gasmarkt te kunnen bevorderen. Wetgeving hiervoor is in voorbereiding en ik zal u binnenkort een voorstel van wet aanbieden.

In dit kader vraagt ook de motie Ten Hoopen (Kamerstukken II, 2002-2003, 28600, XIII, nr. 26) die vroeg om publieke verankering van de publieke belangen in de gassector, opnieuw om een oordeel. Waar nodig zal ik met voorstellen komen voor regelgeving waar deze met het oog op de publieke belangen vereist worden. Met de bovengenoemde wetgeving ter implementatie van de Gasrichtlijn beoog ik uitvoering te geven aan de in de motie gevraagde verdere verankering van een goed functionerende marktwerking. Ook het kleine velden beleid, al opgenomen in de huidige Gaswet, zal in de gewijzigde Gaswet volledig gehandhaafd blijven. Er komt tevens regelgeving met betrekking tot taken op het vlak van de leveringszekerheid. Nu partijen hun samenwerking in het Gasgebouw vooralsnog ongewijzigd voortzetten, blijven ook de bestaande bevoegdheden van de Staat in dat verband ongewijzigd. Dit geldt ook voor de zeggenschap over Gasunie, te weten Shell 25%, ExxonMobil 25% en de Staat 50%, waarvan 40% via Energie Beheer Nederland. Zoals dat overigens ook ná herstructurering steeds de bedoeling was en zal zijn, verandert ook niet de zeggenschap in het kader van de Maatschap Groningen over het Groningenveld, onder meer over de daarin aanwezige voorraden en de daarin aanwezige capaciteit. Tenslotte blijft ook binnen die samenwerking van partijen de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken over bijv. de prijs van Groningengas en over de voorwaarden voor het kleine velden beleid onveranderd. De huidige rol van Gasunie in het kader van de uitvoering van het kleine velden beleid wordt voortgezet.

Hiermee reageer ik ook op signalen van de Ondernemingsraad van Gasunie over de herstructurering en de splitsing van Gasunie. Omdat de eerstkomende tijd wordt afgezien van volledige herstructurering, zal naar ik hoop ook bij Gasunie de aandacht zich nu eerst volledig richten op de vereiste verzelfstandiging van het transportbedrijf. Gasunie dient nu in het licht van de wetgeving die voortvloeit uit de Tweede Europese Gasrichtlijn, voorbereidingen te treffen om het transmissiesysteembeheer in een aparte entiteit onder te brengen en voldoende onafhankelijk te positioneren.