De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2003/3183
datum
14-10-2003
onderwerp
Kabinetsreactie: 'De boer in de keten'
TRC 2003/7445
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij ontvangt u mijn reactie op het advies van de Raad voor het
Landelijk Gebied 'De boer in de keten: boeienkoning of teamspeler?',
een advies over de positie van primaire producenten in de agroketens.
datum
14-10-2003
kenmerk
DL. 2003/3183
bijlage
Samenvatting van het advies
Het advies richt zich op de mogelijkheden van primaire producenten om
individueel of gezamenlijk hun positie in de keten te versterken. Dit
moet leiden tot een hogere toegevoegde waarde per volume-eenheid
product voor de primaire producent. Daarbij zijn een aantal
strategieën van specifiek belang die ondernemers kunnen hanteren om de
toegevoegde waarde per eenheid product te verhogen:
productdifferentiatie, marktsegmentatie en ketenverkorting. Nieuwe
kennis en technologie en de benutting daarvan via innovaties zijn
eveneens belangrijke elementen van de manier waarop ondernemers nieuwe
uitdagingen tegemoet zouden kunnen treden.
De Raad constateert in grote lijnen dat de inkomens van veel primaire
producenten in de landbouw onder druk staan. Hoewel de
voedselvoorziening hierdoor niet direct in gevaar komt, kan het wel
leiden tot een situatie waarin een aanzienlijk deel van de boeren en
tuinders beneden het bestaansminimum moet leven en de functie van de
landbouw als beheerder van de groene ruimte niet meer kan worden
vervuld. Ook stelt de Raad vast dat, in elk geval voor de situatie in
Nederland, er geen reden is tot defaitisme. De Nederlandse landbouw en
de bijbehorende infrastructuur hebben voldoende kracht en kwaliteit om
zich met succes te handhaven. Maar bedrijfsleven en overheid moeten,
zo stelt de Raad, wel een aantal stappen zetten om de positie van de
primaire landbouw in de keten te versterken.
Zo adviseert de Raad een regelmatig toezicht van de
Mededingingsautoriteit om te voorkomen dat mogelijk ongeoorloofde
machtsuitoefening door de detailhandel kan gaan plaatsvinden. Gezien
het sterke internationale karakter van deze markt moet dit in feite op
Europees niveau worden aangepakt.
De Raad is van mening dat de Nederlandse landbouw moet kiezen voor een
differentiatiestrategie, dat wil zeggen een keuze voor producten die
zich onderscheiden door kwaliteiten als smaak, uiterlijk en bijzonder
karakter, en door de duurzaamheid van de productiewijze. Zij vindt dat
op het punt van duurzaamheid de Nederlandse producenten een koppositie
moeten innemen in het Europese peloton. De Raad ziet namelijk op
termijn qua omvang nog maar beperkte mogelijkheden voor een low cost
strategie.
Dat vereist volgens de Raad dat de producent zijn vakmanschap verder
uitbouwt tot een goed ondernemerschap. Hij moet zich meer gaan richten
op marketing, afzet en vernieuwing van assortiment en het daarop
richten van de bedrijfsprocessen. Een belangrijke rol daarbij is
weggelegd voor beroepsorganisaties binnen de landbouw om vraag en
aanbod van kennis af te stemmen.
De Raad acht keurmerken en kwaliteitssystemen probate middelen om
producten met hoge kwaliteit en een duurzame productiewijze herkenbaar
te maken voor de consument. Maar op dit moment zeggen ze de consument
te weinig, en is er sprake van overlap en soms tegenstrijdigheid.
Eenduidigheid, eenvoud en aansprekendheid voor branche en consument
moeten de nieuwe sleutelwoorden zijn bij een saneringsoperatie door
branche- en consumentenorganisaties in het woud van zelf ontwikkelde
regelgeving.
Daarnaast wordt in het rapport de grote hoeveelheid wet- en
regelgeving waarmee de primaire landbouw wordt geconfronteerd een
hinderlijke administratieve belasting, een belemmering voor innovatie
en een beperking van flexibiliteit genoemd.
Een vereenvoudiging moet voor de Nederlandse boer bijdragen tot het
ontstaan van een Europees level playing field.
De Raad vindt een versterking van de kennisinfrastructuur en van
innovatie in de praktijk nodig. Dat kan door het fundamenteel en
strategisch onderzoek aan het innovatief vermogen uit de praktijk te
koppelen. De Raad sluit hiermee aan bij een eerder advies van de
Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid: backing the
winners. Het houdt volgens de Raad ook in dat fundamenteel en
strategisch onderzoek in het onderzoek een hogere prioriteit moeten
krijgen dan ontwikkeling van technologie.
De Raad doet tenslotte de dringende aanbeveling voor een actief
ruimtelijk beleid en een gericht voortzetten van landinrichting en
reconstructie om de gewenste veranderingen in de landbouwsectoren te
faciliteren. Voldoende concurrentiekracht van de primaire producent
vereist goede externe productieomstandigheden (verkaveling,
waterhuishouding, geen versnipperde burgerbebouwing), en een goede
infrastructuur op het gebied van logistiek, afzet, dienstverlening en
informatievoorziening. Dat vereist concentratie van verwante
agrarische activiteiten in regionale agrarische clusters. Dit geldt
zowel voor intensieve vormen als glastuinbouw en varkenshouderij als
voor de grondgebonden landbouw. De Raad acht het noodzakelijk dat
hieraan in de Nota 'Ruimte' en de Nota 'Vitaal Platteland' expliciet
aandacht wordt geschonken.
Reactie
Ik onderschrijf de hoofdlijnen van het advies. Het advies geeft een
heldere analyse van de problematiek en een goede en gedegen
onderbouwing van de noodzaak tot ketensamenwerking. Het legt een
stevige nadruk op marktgericht en vernieuwend ondernemerschap, waarbij
het initiatief vooral bij de ondernemer en zijn/haar ketenpartijen
ligt en ook moet liggen. Mij wordt niet gevraagd op de stoel van de
ondernemer te gaan zitten en ik zie dat als een bevestiging van een
reeds ingeslagen weg en als een aanmoediging om daarop verder te gaan.
Ik kan mij vinden in een rol waarbij ik niet zorg voor, maar zorg dat
de ondernemer op verantwoorde wijze zijn/haar bedrijf kan uitoefenen,
een productiewijze die in de keten en maatschappelijk wordt
gewaardeerd.
Het advies geeft aan dat met betrekking tot één van de belangrijkste
thema's van het advies, de verdeling van de marges in de keten er
sprake is van een complex, maar uiterst relevant vraagstuk. De Raad
stelt vast dat er momenteel nog geen tekenen zijn van machtsmisbruik
door schakels verderop in de keten, maar dat ontwikkelingen wel met
alertheid moeten worden gevolgd. Dat heeft de Raad ertoe gebracht om
aan te dringen op nader onderzoek door de mededingingsautoriteiten. Ik
zie daarin geen rol voor mezelf weggelegd. Immers, de NMa en op
Europees niveau de Europese Commissie hebben daarbij een eigenstandige
en onafhankelijke rol. Daar kan en wil ik niet in treden. De NMa heeft
al eerder aangegeven 'inkoopmacht' als één van de aandachtsvelden voor
het jaar 2004 te zien.
Nog los van de vraag of sprake is of kan zijn van machtsmisbruik, is
de verdeling van de marges in de keten een vraagstuk dat zeker
aandacht verdient. Dit onderwerp heeft verscheidene dimensies. Het
wordt beïnvloed door factoren als markt, economie, technologie, maar
ook door maatschappelijke ontwikkelingen. Er is reeds in verschillende
sectoren onderzoek naar gedaan, veelal naar kwalitatieve factoren en
krachtenvelden. Deels zijn ook effecten geanalyseerd naar
prijsvormingsvraagstukken en prijsdrukeffecten. Zowel voor de gewenste
transitie naar een duurzame landbouw en de vraag hoe de inspanningen
van primaire producenten op dat vlak beloond kunnen worden, als ook
voor de inkomenspositie van de boeren in z'n algemeenheid.
In de onderzoeksprogrammering is daarom de positie van de agrarische
ondernemer in de keten meer accent gegeven. Ook aspecten van
marktmacht kunnen daarin aan de orde komen. Daarbij zie ik ook een
belangrijke taak voor de OECD. Agroketens zijn immers in toenemende
mate internationaal georganiseerd. Puur nationaal gericht onderzoek
schiet dan al snel tekort. Een gezaghebbende internationale denktank
als de OECD lijkt de aangewezen instelling om in die leemte te
voorzien. Gedacht zou kunnen worden aan onderzoek naar de gevolgen van
ketenomkering en de gewijzigde machtsverhoudingen in de internationale
voedselketens. Maar nog belangrijker blijft dat de partijen in de
keten die vinden dat ze onderbedeeld zijn of worden, zélf initiatieven
nemen om 'meer uit de keten te halen' door bijvoorbeeld de afzet te
bundelen, meer aan te sluiten bij maatschappelijke wensen of door het
leveren van betere kwaliteit en service.
De Raad stelt terecht dat de regeldruk hinderlijk is, vernieuwing
belemmert en flexibiliteit beperkt. Vermindering van de regeldruk en
vereenvoudiging van de regels zijn belangrijke speerpunten van dit
kabinet. Hier wil ik met alle betrokkenen de komende jaren heel
concreet en met verve invulling aan geven. Dat zal niet altijd even
gemakkelijk zijn omdat veel wet- en regelgeving rechtstreeks uit
Brussel komt.
Belangrijke aandachtspunten voor het beleid zijn daarbij onder andere
grofmaziger regelgeving, betere stroomlijning van regelgeving,
toezicht en handhaving en een betere benutting van ICT. Ook het
afstemmen van wettelijke registratieverplichtingen op
ketencontrolesystemen in de markt is een belangrijk aandachtspunt. Dit
sluit aan bij één van de conclusies van de Raad.
Wat het stimuleren van veelbelovende initiatieven betreft, is het werk
van onder andere de Stichting Agro Keten Kennis (AKK) van belang. Het
co-innovatieprogramma Toegevoegde Waarde varkensvleesketens is onlangs
afgesloten. De co-innovatieprogramma's Duurzame AgroFoodketens en
Professionalisering van Biologische Afzetketens, lopen nog.
Deze vraaggestuurde programma's worden uitgevoerd door AKK in opdracht
van het ministerie van LNV. Ze bieden ketenpartners de gelegenheid om
samen met kennisinstellingen te werken aan innovatieve marktconcepten
en het verder verduurzamen van de keten. Aan deze initiatieven wordt
veel waarde gehecht. Zij passen ook heel goed in het concept 'de
overheid zorgt niet voor, maar zorgt dat'.
Andere faciliterende activiteiten van het ministerie van LNV vinden
plaats in het kader van het Platform Agrologistiek, waarin overheid en
bedrijfsleven samen optrekken en die nauw aansluiten bij het advies
van de Raad voor concentratie van agrarische activiteiten in regionale
clusters. Inmiddels zijn negen pilots aangewezen, met als doel
innovatieve mogelijkheden op dit terrein in de praktijk te kunnen
laten zien. Inmiddels pakken ondernemingen zowel in de groente-,
fruit- als bloemenbranche deze uitdagingen op. Ook ondernemingen in de
vleessector zitten duidelijk op die lijn. De primaire producent wordt
zo van grondstofleverancier een co-maker. Dat is de route voor de
toekomst. In de nota 'Ruimte' en de 'Agenda Vitaal Platteland' zal
daaraan meer aandacht en concrete invulling worden gegeven.
Een belangrijk aandachtspunt bij dit alles is de transparantie van de
keten. In het advies vraagt de Raad zich op dit punt af of een
wettelijk recht van de consument op (product) informatie niet zou
kunnen bijdragen aan meer en een beter bewustzijn van de consument en
daarmee aan een duurzamere productie. Op zichzelf is dat een aardige
gedachte. Als ondernemers in gebreke blijven, wil ik aanscherping van
de regelgeving ten aanzien van transparantie op termijn niet
uitsluiten. Niettemin stel ik de primaire verantwoordelijkheid van het
bedrijfsleven in dezen voorop. Bezien moet worden of afspraken en
convenanten die ondernemers met elkaar maken hierin daadkrachtig zijn
en tot het gewenste maatschappelijk effect zullen leiden. Ik wil
daarop nu nog niet vooruitlopen, maar wel in faciliterende zin aan
bijdragen met andere ondersteunende initiatieven, zoals het Platform
Transparantie en ICT, informatieverschaffing door het Voedingscentrum
en het project 'Kijkje in de keten'.
Afrondend heeft het voorgaande laten zien op welke manier het kabinet
en langs welke verschillende wegen ik de agroketens probeer te
versterken, met een stevige positie van de primaire producent daarin.
Daar dient nog een laatste, maar niet onbelangrijke opmerking aan te
worden toegevoegd. Sterke en transparante ketens kunnen een cruciale
rol vervullen bij de transitie naar een duurzame landbouw. Het is
echter niet realistisch om te denken dat die transitie uitsluitend via
de markt, dus uitsluitend via de keten, kan worden gerealiseerd of
gefinancierd. Sommige van de te leveren maatschappelijke prestaties
laten zich immers moeilijk in concrete marktprijzen vertalen. Hierbij
is bijvoorbeeld te denken aan rust, ruimte, natuurschoon, openheid en
biodiversiteit gerelateerd aan de landbouw. Daarom ook wordt nu actief
nagedacht over een concept als groene diensten of een
vergoedingensysteem voor boeren die actief zijn in benadeelde gebieden
met waardevolle cultuurlandschappen. Ook hieraan zal in de 'Agenda
Vitaal Platteland' meer aandacht en concrete invulling worden gegeven.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit