Presentatie over watermanagement van de staatssecretaris van Verkeer
en Waterstaat, Melanie Schultz van Haegen, voor de Kamercentrale
Friesland, in Leeuwarden
Eén beeld zegt meer dan duizend woorden. Daarom open ik met Peter
Timofeeff in de zee. Ik had ook de Deltawerken kunnen laten zien. Of
de Afsluitdijk. Of een ander beeld dat staat voor de eeuwenlange
strijd die Nederland tegen het water voert. Maar met weerman Peter
Timofeeff ben ik meteen bij de kern van mijn verhaal van vanavond: de
relatie tussen Nederland en water verandert moet veranderen omdat ons
klimaat verandert. Als we niet met de natuur gaan meebewegen en het
water meer ruimte geven, neemt het water die ruimte zelf. Dat is de
bottom line van het Nederlandse waterbeheer voor de 21e eeuw, kortweg
WB21 genoemd.
Laat ik beginnen met een paar kerncijfers en een korte terugblik op
het verleden.
Nederland en water zijn bijna synoniem. Met een beetje overdrijving
kun je zeggen dat we dankzij het water bestaan. Om maar eens iets te
noemen: we hebben het langste vaarwegennet van Europa. Daarmee
verdienen we al eeuwenlang een flink deel van ons nationaal inkomen.
We maken ook al sinds het midden van de zestiende eeuw land van water.
In die drooggemalen polders wonen en werken we. Voor ons is dat
volkomen normaal, maar dat is het niet. Het is zelfs zo bijzonder dat
de Beemster een van onze oudste polders uit de 17e eeuw inmiddels op
de werelderfgoedlijst van de UNESCO staat. Nederland is naar mijn
weten het enige land met een nationale luchthaven die een paar meter
onder de zeespiegel ligt. En wist u bijvoorbeeld dat de bodem van het
IJsselmeer hoger ligt dan het maaiveld in de regio Amsterdam? Als je
dat in het buitenland vertelt, gebeurt het regelmatig dat mensen je
niet-begrijpend met een glazige blik aankijken.
Nu bestaat Nederland niet alleen dankzij, maar ook ondanks het water.
Een kwart van ons land ligt onder zeeniveau en tweederde zou zonder
dijken en duinen regelmatig onder water staan. Meer dan 3500 kilometer
aan primaire waterkeringen verhinderen dat dat gebeurt. We hebben
natuurlijk ook veel te beschermen. Alleen al de economische waarde die
het land achter de dijken vertegenwoordigt, loopt in de tientallen
miljarden. En dan heb ik het nog niet over de mensen die er wonen en
de persoonlijke dramas die een grootschalige overstroming met zich
meebrengt.
De Nederlandse waterstrategie was tot voor kort heel eenvoudig: hou
het water tussen de dijken en pomp het zo snel mogelijk naar zee. We
hebben het ons daarbij steeds moeilijker gemaakt door dicht bij de
rivier te gaan bouwen. Wat dat betekent laat deze afbeelding heel
duidelijk zien. We zien de Nederrijn bij Arnhem. Het lichtgroene
gedeelte is de ruimte die beschikbaar is om pieken in de wateraanvoer
op te vangen. Je ziet dat de rivier tussen 1830 en 2000 is ingesnoerd.
Midden in de stad is een flessenhals ontstaan waar het water zich als
het ware doorheen moet persen. Precies daar waar de potentiële
overstromingsschade het grootst is, ontstaan bij hoog water dus de
eerste stuwingsproblemen.
En zo hebben we het water veel ruimte ontnomen, ook voor de landbouw.
In 1942 werd bijvoorbeeld de Beerse Overlaat gesloten, een gebied
tussen Cuijck en Den Bosch dat sinds mensenheugenis dienst deed als
overloopgebied voor de Maas. In één klap raakte het water daarmee maar
liefst 17.000 hectare land kwijt. Maar door voortdurend de dijken te
verhogen, bleven we veilig. Althans: dat dachten we
De jaren 90 van de vorige eeuw hebben ons geleerd dat het anders
moest. In 1993 en 1995 kwam het water in onze rivieren zo hoog, dat we
moesten vrezen voor doorbraken. U herinnert zich misschien nog de
beelden uit Itteren en Borgharen in Zuid-Limburg en de evacuatie van
tienduizenden burgers in het rivierengebied. De dreiging was zo acuut,
dat we met een Deltaplan Grote Rivieren heel snel de dijken sterk
genoeg hebben gemaakt om vergelijkbare waterstanden aan te kunnen. De
klassieke oplossing dus.
In 1998 verraste het water ons voor de derde keer in korte tijd. Dit
keer niet door pieken in de aanvoer, maar door hevige regenval. En
tenslotte heb ik deze zomer mogen meemaken wat extreme droogte in
Nederland betekent. Ook te weinig water vormt een gevaar voor onze
dijken. Bovendien bleek eens te meer dat ons klimaat verandert in hoog
tempo
Kort gezegd wordt het de komende eeuw warmer en natter en komen er
meer pieken in de wateraanvoer. Dat heeft ingrijpende gevolgen op veel
gebieden. Het betekent bijvoorbeeld dat we deze eeuw de schaatsen
minder vaak uit het vet kunnen halen. Het KNMI heeft berekend dat we
in de 21e eeuw nog maar ergens tussen de 4 en de 10 elfstedentochten
kunnen verwachten. Dat waren er in de 20e eeuw nog 15. Voor het
waterbeleid betekent de klimaatverandering dat we s winters met enige
regelmaat te maken zullen krijgen met fors meer water in onze rivieren
meer dus dan in 1993, 95 en 98 - en met een stijgende zeespiegel. Daar
komt bij dat ook de Nederlandse bodem langzaam daalt.
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw kwam in 2000 tot de conclusie dat we
in de toekomst anders moesten omgaan met water. Je kunt eenvoudigweg
niet eindeloos doorgaan met het verhogen en versterken van dijken. En
teveel aan water zo snel mogelijk afvoeren naar zee. Op een bepaald
moment worden de risicos gewoon te groot. Dat standpunt is overgenomen
door mijn voorganger Monique de Vries en door het toenmalige kabinet.
WB21 gaat uit van twee belangrijke principes:
1. Geef het water de ruimte voor het water die ruimte zelf neemt.
Anders gezegd: we moeten anticiperen op hoog water in plaats van er
achteraf op reageren. Dat betekent niet alleen ruimte maken, maar ook
de ruimte die er is niet meer volbouwen. Daarmee is WB21 ook meteen
een belangrijk onderdeel van het ruimtelijke ordeningsbeleid.
2. Problemen die bovenstrooms ontstaan moet je zoveel mogelijk ter
plekke oplossen en niet op benedenstroomse gebieden afwentelen. Dat
betekent dat we het hoge water eerst vasthouden. Als dat niet meer
lukt gaan we het bergen, bijvoorbeeld in uiterwaarden. Pas in laatste
instantie voeren we het water af naar zee. Eenvoudig gezegd betekent
deze drietrapsraket dat elke regio zijn eigen broek ophoudt als het
gaat om het opvangen van hoog water.
Ik voeg daar zelf altijd nog een derde principe aan toe, omdat ik
regelmatig merk dat mensen denken dat WB 21 betekent dat we onze
waterkeringen gaan verwaarlozen. Dat is niet het geval. WB21 is geen
kwestie van of-of, maar van en-en. We houden onze waterkeringen dus op
sterkte met technische ingrepen. Dat geldt zeker voor de kust, want
daar biedt meer ruimte voor water nu eenmaal geen bescherming.
Er is nog een misverstand dat ik in al mijn waterverhalen graag
wegneem. Veel mensen gooien de begrippen waterberging en noodoverloop
op één hoop. Bergingsgebieden zijn onderdeel van het reguliere
watersysteem en er staat weinig tot geen bebouwing. Ik noemde al de
uiterwaarden. Noodoverloopgebieden, waarin ook kleine dorpskernen en
boerderijen liggen, zijn de airbaigs van het systeem. Ze zijn bedoeld
om situaties van zeer extreem hoog water op te vangen, die
onvergelijkbaar zijn met wat we de afgelopen jaren hebben gezien. Je
laat dan een gebied gecontroleerd overstromen om ergere schade te
voorkomen. Dan heb je het dus echt over situaties die zich maar eens
in 1250 jaar voordoen, al kan dat natuurlijk ook morgen zijn. De
beslissing over de inrichting van noodoverloopgebieden is nog niet
gevallen. Maar ik denk dat we er niet aan ontkomen om die airbags aan
te schaffen. Laat ik dat, vooruitlopend op het kabinetsstandpunt van
later dit jaar, maar alvast zeggen.
Het bestuursakkoord water is ondertekend centraal in het
bestuursakkoord staat de daadwerkelijke uitvoering van WB21. Rijk,
provincies, gemeenten en waterschappen werken samen aan die
uitvoering. Niet praten over ruimte voor water maar het water
daadwerkelijk de ruimte geven. Ook hier in Friesland is een start
gemaakt.
De advysgroep Wetter adviseert de besturen van de provincie en de
Friese waterschappen over de waterhuishouding in de provincie Fryslân.
Concreet worden vier projecten onder deze adviesgroep uitgevoerd. Ook
stelt deze advysgroep het deelplan WB21 voor Friesland op
Laat ik tot slot twee concrete voorbeelden van waterbeheer in
Friesland geven.
1. Lemsterpolders gaan deel uitmaken van Friese Boezem (=
koploperproject). De Friese boezem wordt negentig hectare groter. Ten
noorden van Lemmer worden weilanden langs de Groote Brekken ingericht
als moeras. Dat verkleint de kans op wateroverlast elders in
Friesland. Er komt meer ruimte voor waterberging, meer moerasvegetatie
en paaiplaatsen voor vissen. De afgelopen jaren is de oppervlakte
boezemland stukje voor stukje afgenomen, gevolgs is minder ruimte voor
het water. Bij flinke regenval is er minderruimte om het water op te
vangen waar het geen kwaad kan. En daar is met het oog op de
klimaatverandering juist behoefte aan. Dit plan komt tegemoet aan meer
ruimte voor water en natuur en recreatie.
2. Herstelprogramma boezemkaden en oevers. Ongeveer 30% van de oevers
en kaden in friesland voldoet niet meer aan de veiligheidsnormen. De
zes Friese waterschappen hebben in 2001 een gezamenlijk
herstelprogramma opgestart dat in 2016 moet zijn afgerond.
Doet is een systeem ontwikkelen dat in extreme situaties pieken kan
opvangen. Veiligheid en wateroverlast zijn van groot belang, maar er
is ook aandacht voor een natuurvriendelijke inrichting van oevers en
het verbeteren van recreatie.
Dames en heren,
Meer ruimte aan water geven is natuurlijk een lastige boodschap in een
land dat al eeuwenlang gewend is om het water zijn wil op te leggen.
Het beperkt de ruimte voor andere menselijke activiteiten en het kost
geld, veel geld. Tot 2015 gaat het alleen voor het hoofdwatersysteem
om zon 2 miljard euro. Maar het moet wél, willen we ook in de toekomst
droge voeten houden. Dat is de boodschap die ik en de andere
waterbeheerders de komende jaren moeten uitdragen.
Vandaar dat ik afsluit met dit beeld, het logo van de campagne
Nederland Leeft met Water, waar ook het spotje met Peter Timofeeff
onderdeel van is. Met die campagne gaan we in 2004 laten zien wat
ruimte voor water betekent en vooral hoe we het water ruimte gaan
geven. Nogmaals: WB21 is meer dan alleen ruimte voor water, maar dat
is wel de kern. Laat ik het zo zeggen: vroeger dachten we dat we
moesten kiezen: het was het water, óf wij. Inmiddels weten we beter.
Het is water én wij. Nederland leeft met water met Friesland als
eigenzinnige provincie die echter óók met water leeft.
Mijn stelling waarmee ik de avond wil afsluiten is:
Heel Nederland dus ook Friesland is gebaat bij WB21
Ministerie van Verkeer en Waterstaat