Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
Antwoorden op kamervragen over de nieuwe
gegevens inzake Saoedische financiering van
islamitisch radicalisme in het Westen
9 oktober 2003
Antwoorden op kamervragen van de leden
Wilders en Hirsi
Ali (beiden VVD) aan de ministers van
Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de nieuwe
gegevens inzake Saoedische financiering van
islamitisch radicalisme in het Westen.
(Ingezonden op 2 september 2003)
---
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat Italiaanse en Duitse
instanties recentelijk weer zijn gestoten
op informatie die Saoedi-Arabië in direct
verband brengt met terrorisme? 1) Welke
informatie kunt u de Kamer daarover
verschaffen en wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 1
Neen. Publiekelijk kan geen mededeling
worden gedaan over lopende onderzoeken van
buitenlandse inlichtingen- en
veiligheidsdiensten, omdat dit inzicht zou
bieden in het actuele kennisniveau van deze
diensten en de vertrouwelijke basis van de
samenwerking met deze diensten zou kunnen
schaden.
Vraag 2
Wat is thans de heersende mening bij
Westerse en Nederlandse
inlichtingendiensten over de ?Golden Chain?
van twintig (meest Saoedische) financiers
van Al-Qa?ida? Zijn de bureaus van
Al-Haramain in respectievelijk Somalië en
Bosnië-Herzegowina inmiddels op de VN-lijst
van terrorisme-ondersteunende organisaties
geplaatst? Is er aanleiding om die actie te
verbreden naar de organisatie Al-Haramain
in haar totaliteit? 2)
Antwoord 2
De financiering van internationaal
islamistisch terrorisme en de mogelijke
betrokkenheid daarbij van Saoedische
staatsburgers heeft de nadrukkelijke
aandacht van westerse en Nederlandse
inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De bureaus van Al Haramain in Somalië en
Bosnië-Herzegovina staan sinds 13 maart
2002 op de lijst van
terrorisme-ondersteunende organisaties. De
Al Haramain bureaus in Somalië en
Bosnië-Herzegovina worden ook vermeld in de
EG-verordening nr. 951/2002 van 3 juni
2002. Plaatsing van de gehele Al
Haramain-organisatie op de VN-lijst is
momenteel niet aan de orde. Er zijn geen
aanwijzingen dat deze organisatie als
zodanig zich in haar geheel schuldig maakt
aan ondersteuning van terrorisme.
Vraag 3
Heeft David Aufhauser, een hoge ambtenaar
van het Amerikaanse ministerie van
Financiën, in juni tegenover een commissie
van het Amerikaanse Congres verklaard dat
Saoedi-Arabië in veel opzichten het
epicentrum is van de financiering van
Al-Qa?ida en andere terroristische
organisaties? 3) Deelt u die mening? Wat is
uw commentaar en beleidsreactie daarop?
Antwoord 3
De heer Aufhauser, general counsel van het
Amerikaanse ministerie van Financiën, heeft
op 26 juni 2003 ten overstaan van de Senate
Subcommittee on Terrorism, Technology and
Homeland Security onder andere verklaard
dat op verscheidene plaatsen in de wereld
donaties van wahabitische
liefdadigheidsinstellingen die vanuit
Saoedi-Arabië zijn opgezet, misbruikt zijn
voor de financiering van terroristische
doelstellingen. Hij heeft tijdens dezelfde
zitting ook opgemerkt dat de regering van
Saoedi-Arabië inmiddels, in samenspraak met
de Verenigde Staten, de controle op
transnationale charitatieve giften heeft
geïntensiveerd. In haar contacten met
Saoedische vertegenwoordigers moedigt de
regering voortzetting en intensivering van
dit Saoedische beleid aan.
Vraag 4
Heeft Alex Alexiev, medewerker van het
Center for Security Policy, in juni gesteld
dat het Wahabisme thans de ?prototype
ideology? is van alle
(moslim-)extremistische en terroristische
groepen, waarbij hij ook verwees naar het
feit dat de Saoedi?s tussen 1975 en 1987
maar liefst 4 miljard dollar per jaar
hebben uitgegeven aan het uitdragen van hun
rigide vorm van de islam in het buitenland
en dat daarbij onder meer 1500 moskeeën en
2000 scholen in niet-islamitische landen
zijn gebouwd? Wat is uw commentaar en
beleidsreactie daarop?
Vraag 5
Heeft het Amerikaanse congreslid Jon Kyl op
5 juni verklaard: "Het probleem waaraan we
vandaag aandacht besteden is de van
staatswege (nl. vanuit Saoedi-Arabië)
ondersteunde doctrine en financiering van
een extremistische ideologie die zorgen
voor het rekruteringspotentieel, de
ondersteunende infrastructuur en het
financiële levensbloed van de huidige
internationale terroristen"? 4) Deelt u
deze mening en wat is uw beleidsreactie
daarop?
Vraag 6
Heeft het Amerikaanse congreslid Charles
Schumer in juni jl. verklaard: "De
Wahabitische aanwezigheid in de Verenigde
Staten is een slecht voorteken met mogelijk
schadelijke en verreikende gevolgen voor de
moskeeën, de scholen, en zelfs de
strijdkrachten in dit land. Mijn vrees is
dat, wanneer wij niet alert worden en nu
actie ondernemen, degenen die zijn
beïnvloed door de extremistische ideologie
van het Wahabisme ons kwaad zullen doen op
wijzen die wij ons thans nog niet voor
kunnen stellen." 5) Welke parallellen zijn
hieruit te trekken voor Europa en Nederland
en wat is uw beleidsreactie daarop?
Antwoorden 4, 5, 6
Het zou onjuist zijn de als
fundamentalistisch te karakteriseren
islamitische stroming van het Wahabisme -
die in Saoedi-Arabië sinds de vestiging van
deze staat dominant is - gelijk te stellen
met gewelddadig extremisme, c.q.
terrorisme. Alle wereldreligies kennen
fundamentalistische stromingen. Radicalen
en extremisten zijn vaak tevens
fundamentalisten. Maar er is niet
automatisch een oorzakelijk verband tussen
fundamentalistische religieuze opvattingen
en een neiging tot gewelddadig extremisme,
c.q. terrorisme. Zendingsactiviteiten die
worden gecombineerd met of aanleiding geven
tot antidemocratische handelingen, dan wel
politiek-radicale doelstellingen
bevorderen, kunnen bedreigend worden. Zoals
vermeld in de brief van de minister van
Binnenlandse- en Koninkrijkszaken van 24
april 2003 (Kamerstukken II 2002/2003 27
925, Nr. 91) doet de AIVD onderzoek naar
dergelijke activiteiten. Indien sprake is
van strafbare feiten zal hiertegen direct
opgetreden worden.
Vraag 7
Heeft het Amerikaanse congreslid John
Lehman in juli verklaard: "Er is weinig
twijfel over mogelijk dat veel van de
financiering van terroristische groepen ?
hetzij opzettelijk hetzij onopzettelijk ?
afkomstig is uit Saoedische bronnen"? 6)
Deelt u deze mening en wat is uw
beleidsreactie daarop?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Zijn bij de recente aanslag op de Iraakse
ayatollah Mohammed Baqir al-Hakim ook weer
Saoedische extremisten betrokken geweest?
7) Wat is uw oordeel daarover? Kan worden
gesproken van een patroon van Saoedische
betrokkenheid bij onder meer de
financiering van Al-Qa?ida, de aanslag op
het World Trade Centre in New York en de
aanslag op ayatollah Baqir al-Hakim in
Najaf? Wat is uw oordeel daarover en wat is
uw beleidsreactie daarop?
Antwoord 8
Het onderzoek naar de aanslag op de Irakese
geestelijk leider Mohammed Baqir al-Hakim
loopt nog. Weliswaar bevinden zich onder de
arrestanten in deze zaak enkele Saoediërs,
maar het is nog te vroeg om uitsluitsel te
kunnen geven over betrokkenheid bij deze
aanslag van Saoedische extremisten.
Ditzelfde geldt voor de vraag naar een
'patroon van Saoedische betrokkenheid bij
ondermeer de financiering van Al Qa'ida, de
aanslag op het World Trade Center in New
York en de aanslag op ayatollah Baqir
al-Hakim.' Betrokkenheid van Saoedische
staatsburgers of gewezen Saoedische
staatsburgers bij de financiering van
islamitisch terrorisme en de aanslag op het
WTC in New York is, zoals bekend, wel
aangetoond. Andermaal wordt echter
opgemerkt dat de betrokkenheid van
Saoedische staatsburgers bij de
financiering en de uitvoering van
terroristische aanslagen geen bewijs vormt
voor betrokkenheid daarbij van de
Saoedische regering.
Vraag 9
Herinnert de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties zich zijn
opmerking dat gelden vanuit Saoedi-Arabië
soms worden gebruikt of misbruikt ten
behoeve van radicaal-islamitische of
terroristische activiteiten? 8) In welke
concrete gevallen heeft dit plaatsgevonden
in Europa respectievelijk Nederland en hoe
is daartegen concreet opgetreden? Herinnert
hij zich verder zijn opmerking dat
Saoedische financiering bovendien slechts
toelaatbaar is wanneer zij transparant is
en niet verbonden is met het uitdragen van
anti-democratische en intolerante
opvattingen? 9) Kan voorts een overzicht
worden gegeven van Saoedische
financieringsstromen naar Europese en
Nederlandse organisaties, stichtingen,
scholen en moskeeën?
Antwoord 9
Ja. Het desbetreffende onderzoek van de
AIVD is nog gaande. In hoeverre de
resultaten daarvan te zijner tijd
publiekelijk bekend kunnen worden gemaakt,
valt thans nog niet te overzien. Zoals
eerder opgemerkt kan geen informatie bekend
worden gesteld die zicht biedt op het
actuele kennisniveau en bronnen van de AIVD
of van buitenlandse inlichtingen- en
veiligheidsdiensten, waarmee in het kader
van het onderzoek vertrouwelijk wordt
samengewerkt. De commissie voor de
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de
Tweede Kamer zal over de voortgang van het
onderzoek worden geïnformeerd.
Vraag 10
Ziet u thans aanleiding om, in
internationaal verband meer aandacht te
vragen voor en op meer concrete actie aan
te dringen tegen de Saoedische activiteiten
en financieringsstromen die in de eerste
plaats haaks staan op het beleid van veel
Westerse regeringen dat gericht is op de
integratie van de daar verblijvende moslims
en in de tweede plaats de voorwaarden
creëert voor moslim-extremistische
activiteiten? Op welke wijze gaat u hier
vorm aan geven en wat heeft u daar tot op
heden concreet aan gedaan?
Antwoord 10
Zie het antwoord op de vragen 4, 5 en 6.
Het bedrijven van zending en steun aan
charitatieve activiteiten zijn als zodanig
niet strijdig met de doelstellingen van
integratie en dragen ook niet per definitie
bij tot extremistische activiteiten. Het
beleid blijft wel gericht op het tegengaan
van specifieke activiteiten waarvoor dit
wel geldt.
Vraag 11
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het
Algemeen Overleg van 30 september a.s. over
enkele regeringsbrieven inzake
moslim-extremisme?
Antwoord 11
Ja.
1) De Telegraaf, 16 augustus jl.
2) De Telegraaf, 16 augustus jl.
3) Washington Post, 27 juni jl.
4) Idem
5) World Tribune.com, 27 juni jl.
6) WorldNetDaily, 10 juli jl.
7) Vgl. o.m. Algemeen Dagblad, 1 september
jl.
8) Brief van de minister van Binnenlandse
Zaken d.d. 24 april 2003 ( Kamerstuk 27
925, nr. 91)
9) Antwoorden van de ministers van
Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken op
vragen van het lid Wilders d.d. 18 december
2002, Aanhangsel Handelingen nr. 520,
vergaderjaar 2002-2003.